In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De heffingsambtenaar had de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden, en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling op een zitting.
De naheffingsaanslagen waren opgelegd omdat de belanghebbende niet had voldaan aan de voorschriften van de zwerfvergunning, die vereiste dat het kenteken van het geparkeerde voertuig in een specifieke app moest worden aangemeld. De rechtbank constateert dat de belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat zij aan deze verplichting had voldaan. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, ongeacht de veronderstelling van de belanghebbende dat zij haar auto correct had aangemeld.
De rechtbank benadrukt dat de parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet of schuld geen rol speelt. De omstandigheid dat de belanghebbende de naheffingsaanslagen pas later ontving van de leasemaatschappij, verandert niets aan de verplichting om de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank verklaart de beroepen van de belanghebbende ongegrond, waardoor de naheffingsaanslagen in stand blijven. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.