ECLI:NL:RBZWB:2023:4932
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 11 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd, omdat op 27 juli 2022 was geconstateerd dat er geen parkeerbelasting was voldaan voor een stilstaande auto aan de Stappegoorweg in Tilburg. De naheffingsaanslag bedroeg € 43,60, bestaande uit € 1,00 aan belasting en € 42,60 aan kosten voor naheffing.
Belanghebbende stelde dat de naheffingsaanslag onterecht was, omdat hij slechts zijn echtgenote had afgezet en niet daadwerkelijk had geparkeerd. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat het kort stil staan op een parkeerplaats ook als parkeren wordt aangemerkt voor de heffing van parkeerbelasting. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast was geslaagd, onder verwijzing naar de relevante artikelen van de Gemeentewet en de Verordening parkeerbelastingen van de gemeente Tilburg. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van parkeren en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand bleef. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld.