In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023, vorderde de Stichting Beveland Wonen (hierna: Beveland) de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Beveland, vertegenwoordigd door gemachtigde M.P.A. Roelands van AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders, stelde dat de gedaagde een huurachterstand had van € 1.874,58, ontstaan door persoonlijke en financiële omstandigheden. De gedaagde erkende de huurachterstand en verzocht om een betalingsregeling, met de intentie om in de woning te blijven wonen.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van meer dan vier maanden voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter wees de vordering tot betaling van de achterstallige huur toe, evenals de vordering tot ontruiming van de woning. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde werden niet als voldoende argument gezien om de ontbinding te voorkomen. De kantonrechter benadrukte dat Beveland niet verplicht is om gebruik te maken van het vonnis tot ontruiming, mits er een goede betalingsregeling wordt getroffen.
Daarnaast werd de vordering van Beveland tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en rente toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.014,85 werden vastgesteld. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. Kool in het openbaar op 12 juli 2023.