ECLI:NL:RBZWB:2023:4945

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10113720 CV EXPL 22-355 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst van aanneming van werk met kostenverhogende omstandigheden

In deze civiele zaak heeft [eiser01] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] B.V. tot betaling van een bedrag van € 4.777,50, vermeerderd met rente en kosten, voortvloeiend uit een overeenkomst van aanneming van werk. De overeenkomst betrof de levering en montage van 34 plafondeilanden in een school in Den Haag. De werkzaamheden vonden plaats in de herfst- en kerstvakantie van 2021. Tijdens de uitvoering van het project ontstonden er problemen door het ontbreken van een vaste steiger, wat leidde tot vertraging en extra kosten voor [eiser01]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] tekort is geschoten in haar verplichtingen door geen vaste steiger te regelen, wat resulteerde in extra kosten voor [eiser01]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] gehouden is om de extra kosten te vergoeden, en heeft de vordering van [eiser01] tot een totaalbedrag van € 2.951,16 toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten van [eiser01].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10113720 \ CV EXPL 22-3533
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
[eiser01] B.V.,
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. L.P. Quist,
tegen
[gedaagde01] B.V.,
te [plaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: DAS.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 januari 2023
- de mondelinge behandeling van 26 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen [eiser01] en [gedaagde01] is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. [eiser01] heeft in opdracht van [gedaagde01] 34 plafondeilanden geleverd en gemonteerd in het [naam school] in Den Haag . De plafondeilanden zijn in de aula geplaatst onder de balustrades en boven de trappen. De werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de herfstvakantie (18 t/m 22 oktober 2021) en in de kerstvakantie (week 52/2021 en week 1/2022). Voorafgaand aan de werkzaamheden heeft [eiser01] op 13 augustus 2021 om 8.13 uur een offerte (21209) aan [naam01] (calculator bij [gedaagde01] ) verzonden en diezelfde dag om 11.30 uur een aangepaste offerte (21209D).
2.2
In het e-mailbericht waarbij de aangepaste offerte is gevoegd valt te lezen:
Voor het monteren van de eilanden boven de trappen moet een steiger gebouwd worden, dat zit er bij ons niet in. Kamerrolsteigers uiteraard wel, dat hadden we ook afgesproken, hierbij dus ook vastgelegd om misverstanden te voorkomen.”.
In de aangepaste offerte staat vermeld:
“(..)
Eerdere offertes komen hiermee te vervallen.
44.31.10-c
Het leveren en monteren van de 34 plafondeilanden: Ecophon solo 2400 x 600mm inclusief bevestigingsmiddelen.
Materiaal inclusief bevestigingsmiddelen € 6.105,-
Arbeid € 5.040,-
Totale prijs € 11.145,- excl. BTW
(…)
Kamerrolsteiger voor [eiser01] BV, overig steigerwerk voor [gedaagde01]”.
2.3
[gedaagde01] stuurt een opdrachtbevestiging d.d. 5 oktober 2021 bij e-mail van 8 oktober 2021 naar [eiser01] , met verwijzing naar de (eerste) offerte van 13 augustus 2021, waarin onder andere staat vermeld:
“Van de navolgende onderdelen:
  • Leveren en monteren van de ecophon plafond eilanden
  • Incl. rol steiger
(…)
Materiaal : € 6.105,- exclusief B.T.W.
Montage in regie, per uur, per persoon : € 48,75 exclusief B.T.W.
Plafond bedrag montage : € 5.040,- exclusief B.T.W.”.
2.4
Bij e-mail van 11 oktober 2021 reageert [eiser01] als volgt op deze opdrachtbevestiging: “Dit heb ik nog nooit meegemaakt. We hebben overeenstemming en vervolgens komt er een contract waar andere dingen in staan. Buitengewoon ongebruikelijk. 1.) het haat over het uitvoeren voor een vaste prijs, maar gelijktijdig regie. Wie dit begrijp, begrijp meer. 2.) Je hebt me gebeld over die rolsteiger. Ik heb gezegd dat dit mogelijk is, maar dat dit meerkosten met zich mee brengt. Wij moeten zorg dragen dat die rolsteiger daar komt en ook weer opgehaald wordt. Zo’n steiger koste toch ook gewoon geld. We gaan maandag starten maar het zit me niet lekker”
[gedaagde01] heeft niet meer gereageerd op deze e-mail van [eiser01] .
2.4
Op 18 oktober 2021 is [eiser01] gestart met de werkzaamheden. Zij heeft haar werkzaamheden uitgevoerd in de herfst- en kerstvakantie.
2.5
Op 20 oktober 2021 heeft [eiser01] het volgende e-mailbericht aan [gedaagde01] verstuurd:

Vanmorgen is er een besluit genomen hoe we de plafondeilanden op gaan hangen op het werk [straat01] in Den Haag .
Zoals gisteren al besproken is het klus die vanaf een hoogwerker niet te doen is.
We gaan het uiteraard wel maken, maar er komt meerwerk. Niet of nauwelijks qua materiaal, want de snelhangers zijn geleverd door [naam02] ( [gedaagde01] ).
Qua arbeid praten we over een aantal mandagen, hoeveel is nu nog niet in te schatten.”.
2.6
Per e-mailbericht van 25 oktober 2021 heeft [eiser01] een bon gevraagd voor het volgende:

Materiaal + arbeid volgens opdracht € 11.145,-
Huur steiger € 150,-
Transport brengen en halen € 240,-
1 doos snelhangers € 25,-
Verloren uren ivm onwerkbare situatie
4 mandagen € 1.560,-
Overleg ondergetekende om niet
--------
Totaal € 13.120,-”.
[eiser01] heeft vervolgens een bon van [gedaagde01] ontvangen voor een bedrag van € 10.030,00, waarna [eiser01] per e-mail heeft gereageerd dat hij het verschil van die bedragen (€ 3.090,00) aan [gedaagde01] ook zal facturen.
2.7
Op 29 oktober 2021 heeft [eiser01] naar aanleiding van de bon van [gedaagde01] een factuur ten bedrage van € 10.030,00 aan [gedaagde01] verzonden, welke factuur is betaald.
2.8
Op 23 december 2021 stuurt [naam01] het volgende e-mailbericht; “
Zoals zonet telefonisch besproken geef ik je hier de bevestiging dat de uren die hier door jullie gewerkt worden gewoon betaald worden.
Ik zou graag willen weten welke dagen jullie komen aangezien ik natuurlijk zit met het faciliteren van de steiger.”.
2.9
Op 10 januari 2022 heeft [eiser01] een bon gevraagd voor 53 uur à € 48,75 = € 2.827,80, waarna zij van [gedaagde01] een bon heeft gekregen voor € 1.140,00. Naar aanleiding hiervan heeft [eiser01] op 26 januari 2022 factuur [nummer 1] aan [gedaagde01] verzonden, welk bedrag is betaald.
2.1
Op 26 januari 2022 heeft [eiser01] ook de volgende facturen aan [gedaagde01] verzonden:
Factuur [nummer 2] € 1.687,50
Factuur [nummer 3] € 3.090,00
Deze facturen zijn tot op heden onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1
[eiser01] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van € 4.777,50, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
[eiser01] stelt dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting voortvloeiend uit de overeenkomst van aanneming van werk. [gedaagde01] zou een vaste steiger regelen voor die delen van het werk waar men met een gewoon kamerrolsteiger niet bij zou kunnen. Bij aanvang van de werkzaamheden is gebleken dat [gedaagde01] geen vaste steiger had geregeld, maar een hoogwerker. De werkzaamheden in de aula en boven de trap konden niet met een kamerrolsteiger en zeer moeizaam met een hoogwerker uitgevoerd worden. Bovendien was door [gedaagde01] de situatie anders voorgespiegeld, waardoor de plafondeilanden niet gemonteerd konden worden zoals vooraf gedacht. De ruimte tussen de stalen balken was net zo groot als de plafondeilanden die gemonteerd moesten worden. Er was vanwege de beperkte werkruimte in de hoogwerker en het formaat van de plafondeilanden geen zicht op de handelingen achter de plafondeilanden. Omdat de werkzaamheden hierdoor niet uit te voeren waren, heeft [gedaagde01] met de architect overleg moeten plegen hoe de plafondeilanden dan wel gemonteerd konden worden. [eiser01] heeft door voormelde omstandigheden vertraging opgelopen in haar werkzaamheden en heeft daarom vier mandagen (twee personen à twee werkdagen) als meerwerk gerekend en de kosten van een andere (vaste) steiger dat zij heeft moeten regelen. Verder geldt dat zij in de Kerstvakantie terug moest komen om de plafondplaten boven de trappen aan te brengen. Dat was eerder niet mogelijk omdat [gedaagde01] in afwijking van de afspraken geen steiger had aangebracht boven de trappen. Daarvoor heeft [eiser01] uiteindelijk 53 manuren extra in rekening gebracht bij [gedaagde01] , die zij ondanks toezeggingen onbetaald heeft gelaten. .
3.3
[gedaagde01] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.
3.4
[gedaagde01] erkent dat zij in de herfstvakantie geen vaste steiger had geregeld, maar een hoogwerker. Omdat het monteren van de plafondplaten vanwege de beperkte werkruimte niet lukte, heeft zij contact opgenomen met de architect hoe de plafondplaten dan gemonteerd moesten worden. Op dinsdagochtend is aan [eiser01] te kennen gegeven dat de plafondplaten lager gemonteerd moesten worden. Met betrekking tot de extra manuren die [eiser01] op factuur [nummer 3] in rekening brengt voert [gedaagde01] aan dat deze niet voor rekening van [gedaagde01] kunnen komen, aangezien bij aanvang duidelijk was welke werkzaamheden er verricht moesten worden. Het komt dan ook voor rekening en risico van [eiser01] dat de werkzaamheden tegenvielen en kan [gedaagde01] niet gehouden worden deze extra manuren te betalen. Door [gedaagde01] is ook betwist dat zij heeft toegezegd dat zij de extra manuren in de Kerstvakantie zou betalen. Zij heeft aangevoerd dat zij in haar e-mailbericht van 23 december 2021 heeft vermeld dat de uren van [eiser01] betaald zouden worden, omdat die uren nog onder de aanneemsom vielen. Het totaalbedrag van de aanneemsom was immers nog niet volledig in rekening gebracht middels de factuur van 29 oktober 2021. Bovendien zaten de kosten van de rolsteiger reeds verdisconteerd in de materiaalkosten, zodat [gedaagde01] ook niet gehouden is deze kosten te betalen. De uren die [eiser01] vordert inzake de factuur [nummer 2] zijn bovendien niet de daadwerkelijk gewerkte uren. Op zowel oudejaarsdag als op dinsdag in week 1 van 2021 is de school maar een halve dag open geweest. Dat er door twee man op die dagen 8 uur is gewerkt kan dan ook niet kloppen.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Partijen verschillen van mening over de vraag of [eiser01] het project in [gedaagde01] tegen een vaste aanneemsom zou verrichten of op regiebasis. Desgevraagd heeft [gedaagde01] ter zitting aangegeven dat voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet door partijen gesproken is over een uurtarief of het in rekening brengen van uren door [eiser01] aan [gedaagde01] . Dat uren zijn bijgehouden heeft volgens [eiser01] met haar administratie van doen. Urenbriefjes werden in ieder geval niet afgetekend door iemand van [gedaagde01] . [eiser01] heeft op 13 augustus 2021 een offerte gestuurd waarin uitgegaan wordt van een vaste aanneemsom. [gedaagde01] heeft deze offerte weliswaar niet getekend teruggestuurd, maar dat geldt ook voor de opdrachtbevestiging van [gedaagde01] die zij op 5 oktober 2021 aan [eiser01] stuurt. Die heeft [eiser01] niet getekend. [gedaagde01] heeft daarop een uurtarief vermeldt en de woorden “montage in regie”. Ter zitting geeft [gedaagde01] aan dat zij dat uurtarief zelf aan de overeenkomst heeft toegevoegd, uitgaande van het uurtarief dat [eiser01] eerder bij een andere klus had gerekend. [gedaagde01] erkent ter zitting ook dat een vast bedrag voor manuren wel het uitgangspunt was. Op de e-mail die [eiser01] verstuurd waarin hij aangeeft dat hij niet begrijpt waarom er regie in de opdrachtbevestiging staat, terwijl partijen een vaste aanneemsom hebben afgesproken wordt niet door [gedaagde01] gereageerd. Vervolgens is [eiser01] aan het werk gegaan.
4.2
Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat partijen hebben beoogd om het werk op basis van een vaste aanneemsom uit te voeren. Dat brengt met zich dat [eiser01] de vaste aanneemsom in rekening kan brengen ongeacht het aantal uren dat zij daadwerkelijk aan de klus besteedt. De redenering van [gedaagde01] , dat zij bepaalde werkzaamheden niet hoeft te betalen omdat “de uren onder de aanneemsom nog niet waren volgelopen” gaat in deze dus niet op. Aan de andere kant: als er uiteindelijk meer manuren nodig zijn dan vooraf door [eiser01] begroot, is dat een omstandigheid die bij een vaste aanneemsom, in beginsel voor rekening en risico van [eiser01] blijft. In artikel 7:753 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is daarop een uitzondering opgenomen. De aannemer mag de prijs (zonder tussenkomst van de rechter) aanpassen, indien er sprake is van een kostenverhoging die het gevolg is van door de opdrachtgever verschafte onjuiste gegevens welke voor de prijsbepaling van belang waren. Deze uitzondering geldt niet als de aannemer de onjuistheid van de gegevens voor het vaststellen van de prijs had behoren te ontdekken.
Verder kan een en ander anders liggen indien deze extra (niet in de offerte meegenomen) manuren rechtstreeks het gevolg zijn van een tekortschieten van [gedaagde01] in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
4.3
De kantonrechter overweegt dat beide situaties zich hier lijken voor te doen en zal dat hieronder uitleggen. Volgens [eiser01] is de extra arbeid die in de herfstvakantie in het project moest worden gestoken te wijten aan twee zaken, namelijk omdat ter plaatse bleek dat de plafondeilanden anders gemonteerd moesten worden dan vooraf gedacht en omdat er geen steiger was gebouwd om het werk op uit te voeren, maar er een hoogwerker aanwezig was om op hoogte te werken.
4.4
Vast staat dat [eiser01] op maandag 18 oktober 2021 is aangevangen met het project. Op dat moment is de inschatting van [eiser01] dat hij met 6 a 7 mandagen het project kan afronden. Dat idee blijkt op dat moment niet uit te komen omdat de plafondeilanden niet gemonteerd kunnen worden zoals van te voren gedacht. Ter zitting heeft [eiser01] toegelicht dat hij daarover vooraf niet met [gedaagde01] heeft gesproken. [eiser01] dacht dat de plafondeilanden op de normale wijze met wokkels of snelhangers aan het plafond gemonteerd konden worden. [eiser01] is vooraf niet gaan kijken in de school in Den Haag . Als [eiser01] ter plaatse komt om te beginnen blijkt dat de plafondplaten tussen stalen balken moeten worden gemonteerd maar dat de ruimte daartussen net zo groot is als de plafondeilanden zelf. Dat maakte het onmogelijk om de plafondeilanden er tussen te monteren, omdat er geen werkruimte overblijft. Het wordt besproken met de architect en uiteindelijk wordt de volgende dag besloten om de plafondeilanden lager te monteren. Dit heeft tot vertraging van het project geleid, de vraag is echter voor wiens risico dit komt. De kantonrechter is van oordeel dat dit voor risico van [eiser01] moet blijven. Nergens blijkt uit dat deze situatie is ontstaan omdat [gedaagde01] bij uitbesteding van het project aan [eiser01] verkeerde informatie heeft verschaft. [eiser01] heeft er zelf voor gekozen om een offerte op te maken zonder dat zij vooraf is gaan kijken hoe de plafondeilanden er in moesten komen. Dit terwijl zij ter zitting heeft aangegeven dat het voor de eerste keer was dat zij met zulke grote plafondeilanden aan de slag ging. Een kostenverhoging die aldus samenhangt met de omstandigheid dat de plafondeilanden niet te monteren waren tussen de balken, kan [eiser01] niet in rekening brengen bij [gedaagde01] .
4.5
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiser01] zo, dat ook de omstandigheid dat er in de week in de herfstvakantie moest worden gewerkt met een hoogwerker tot vertraging heeft geleid. In welke mate dat is, heeft [eiser01] niet duidelijk gesteld. Ter zitting heeft [gedaagde01] toegelicht dat de plafonds in de school zo hoog waren dat men er ook met een vast steiger niet goed bij zou kunnen. Zo’n steiger gaat maar tot 10 meter en daarboven moet een steiger verankerd worden in de muur. Vandaar dat men een hoogwerker had geregeld, aldus [gedaagde01] . Dat ook een normaal steiger geen volledige uitkomst had geboden wordt door [eiser01] onvoldoende weersproken. De kantonrechter wil aannemen dat het werk lastig uit te voeren was met een hoogwerker, maar de kantonrechter gaat er niet in mee dat deze omstandigheid aan [gedaagde01] moet worden toegerekend. Wat het alternatief was geweest voor het werken op deze hoogte wordt door [eiser01] ook niet gemotiveerd gesteld. Kortom: waar het gaat om de 4 extra mandagen in de herfstvakantie is de kantonrechter van oordeel dat deze voor rekening en risico van [eiser01] moeten blijven.
4.6
Dat ligt anders voor de extra uren die [eiser01] in de Kerstvakantie heeft gemaakt om het project af te maken. Ter zitting heeft [eiser01] toegelicht dat zij in de Kerstvakantie terug moest komen om de plafondeilanden boven de trappen aan te brengen. Dat kon in de herfstvakantie niet, omdat er toen geen vaste steigers boven de trappen waren aangebracht, terwijl volgens [eiser01] de afspraak was dat [gedaagde01] dat zou regelen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde01] onvoldoende heeft weersproken dat de afspraak was dat zij zou zorg dragen voor het aanbrengen van steigers. In de laatste offerte van 13 augustus 2021 heeft [eiser01] uitdrukkelijk vermeld dat zij alleen zou zorg dragen voor een kamerrolsteiger en dat al het overige steigerwerk voor [gedaagde01] zou zijn. Dit naar aanleiding van een telefoongesprek tussen [eiser01] en een medewerker van [gedaagde01] dat er boven de trappen niet met een kamerrolsteiger gewerkt kan worden, hetgeen [eiser01] nog eens bevestigd heeft bij e-mail van 13 augustus 2021. [gedaagde01] reageert vervolgens niet meer op deze e-mail. Zij neemt wel in de opdrachtbevestiging van 5 oktober 2021 op dat [eiser01] zorg moet dragen voor rolsteigers. [eiser01] laat in reactie hierop weten dat dit geen onderdeel van de afspraken is. Ook hier geldt naar het oordeel van de kantonrechter dat partijen hebben beoogd om af te spreken dat [gedaagde01] zou zorg dragen voor steigers (anders dan een kamerrolsteiger) om het project mee uit te voeren. [eiser01] mocht dan ook verwachten dat [gedaagde01] een steiger had klaar gezet om de plafondeilanden boven de trappen aan te brengen. Dat [gedaagde01] daar zelf ook vanuit ging blijkt ook wel uit de omstandigheid dat ze – in plaats van steigers – voorzien had in de aanwezigheid van een hoogwerker en dat zij ook – zonder voorbehoud – voorzien heeft in de aanwezigheid van vaste steigers boven de trappen in de Kerstvakantie. Kortom, dat het project vertraging heeft opgelopen omdat er in de herfstvakantie geen steigers aanwezig waren boven de trappen is een omstandigheid die wel voor rekening en risico van [gedaagde01] komt. [gedaagde01] is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van dat deel van haar verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst en is gehouden om de schade die daaruit is voortgevloeid voor [eiser01] te vergoeden.
4.7
Volgens [eiser01] heeft het haar 53 extra manuren gekost in de Kerstvakantie, die zij vergoed wil zien door [gedaagde01] bovenop de vaste aanneemsom. Of deze 53 extra manuren helemaal één op één zijn toe te schrijven aan de omstandigheid dat er in de herfstvakantie niet boven de trappen kon worden gewerkt, kan de kantonrechter niet vast stellen, maar ter zitting is in ieder geval gebleken dat er in de Kerstvakantie enkel aan de plafondplaten boven de trappen is gewerkt, dus eenvoudigheidshalve gaat de kantonrechter daar wel vanuit, net als partijen doen.
[gedaagde01] heeft betwist dat de opgevoerde extra manuren kloppen. Volgens [gedaagde01] kunnen dat er hooguit 32 zijn. In de urenstaat worden op 31 december 2021 zestien manuren (twee man à acht uur) opgevoerd, maar op oudejaarsdag is de school een halve dag dicht. Ditzelfde heeft te gelden voor de zestien uren die in rekening zijn gebracht op de dinsdag in week 1 van 2022. De vijf uren die in rekening zijn gebracht voor het toezicht houden op c.q. controleren van medewerkers kunnen volgens [gedaagde01] B.V evenmin voor haar rekening komen.
4.8
Dat het aantal uren dat door [eiser01] in de Kerstvakantie is gewerkt niet klopt, acht de kantonrechter – behoudens oudejaarsdag – onvoldoende aangetoond door [gedaagde01] . Ter zitting heeft [gedaagde01] gemotiveerd aangevoerd dat de school op oudejaarsdag een halve dag dicht was en dat als de school dicht gaat, het alarm er op gaat en er niet doorgewerkt kan worden. [eiser01] heeft dit enkel betwist bij gebrek aan wetenschap. Dat is niet voldoende. Het is hoogst aannemelijk dat op oudejaarsdag de school ’s middags dicht is gegaan en dat er toen niet gewerkt kon worden. Dat zou betekenen dat [eiser01] twee keer een halve mandag teveel in rekening heeft gebracht. De kantonrechter houdt daar rekening mee. Uren die gemaakt zijn door de uitvoerder worden wel toegewezen, nu deze ook zijn gemaakt omdat [gedaagde01] haar afspraak uit de overeenkomst niet is nagekomen om een steiger boven de trap aan te brengen. Gesteld noch gebleken is in ieder geval dat er geen uitvoerder aanwezig zou zijn geweest als [gedaagde01] haar afspraak wel meteen was nagekomen.
4.9
Uitgaande van een uurtarief van € 48,75 (van welk uurtarief partijen zelf zijn uitgegaan) betekent het voorgaande dat [eiser01] – boven op de vaste aanneemsom – een bedrag van € 2.193,75 aan [gedaagde01] in rekening mocht brengen. (Het gaat om 53 uren – 8 uur = 45 uren x € 48,75). Daar komen nog bij de kosten voor het regelen van een steiger in de herfstvakantie die [eiser01] heeft moeten maken, omdat [gedaagde01] haar afspraak om een steiger te leveren niet is nagekomen. [eiser01] heeft onweersproken gesteld dat zij deze kosten heeft moeten maken. Het gaat om de kosten van de huur van de steiger ten bedrage van € 200,09 en de transportkosten daarvan van € 240,00 Gelet hierop is [gedaagde01] bovenop de aanneemsom een bedrag van € 2.594,24 (€ 2.193,75+ € 200,09 + € 240,00) aan [eiser01] verschuldigd.
4.1
Bij elkaar opgeteld bedraagt de betalingsverplichting van [gedaagde01] aldus
€ 11.145,00 plus € 2.594,24 = € 13.739,24. Ervan uitgaande dat [gedaagde01] de bedragen waarvoor zij bonnen heeft uitgegeven heeft voldaan (€ 10.030,00 plus € 1.140,00 = € 11.170,00) resteert een betalingsverplichting van [gedaagde01] voor een bedrag van € 2.569,24. [gedaagde01] zal veroordeeld worden om dit bedrag aan [eiser01] te betalen.
4.11
[eiser01] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag. Dit betekent dat een bedrag van € 381,92 aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.12
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
2.569,24
- buitengerechtelijke incassokosten
381,92
+
totaal
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
2.951,16
4.13
[gedaagde01] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten ( de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 103,33
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 464,00 (2,00 punten x
€ 232,00)
- nakosten € 132,00
-----------
Totaal: € 1.213,33

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 2.951,16, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 26 februari 2023, tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten van € 1.213,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde01] ook de kosten van betekening betalen.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023