ECLI:NL:RBZWB:2023:4951

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
376764
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en toedeling van onroerend goed

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de wijze van verdeling van een nalatenschap. De eiser, [eiser01], heeft verzocht om de woning aan de [adres01] te [plaats01] toebedeeld te krijgen tegen de getaxeerde waarde van € 280.000. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 8 maart 2023 de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de toedeling en de hoogte van de schuld te verduidelijken. De eiser heeft een akte ingediend waarin hij bevestigt de woning te willen ontvangen en heeft een schuld van € 99.943,92 gepresenteerd. De gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02], hebben zich niet verzet tegen de toedeling, maar hebben wel bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de door eiser gepresenteerde schuld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap activa bevatte, waaronder de woning en een bankrekening, en dat er een schuld aan de eiser was. De rechtbank heeft de toedeling van de woning aan de eiser gelast en de gedaagden verplicht om mee te werken aan de notariële akte. Tevens is er een regeling getroffen voor de overbedeling, waarbij de eiser aan de gedaagden bedragen verschuldigd is. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/376764 / HA ZA 20-549
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
advocaat: mr. W.F. Schovers te Prinsenbeek,
tegen

1.[gedaagde01] ,

te [plaats01] ,
advocaat: mr. M.K. Groothoff-de Bruin te Leusden,
2.
[gedaagde02],
te [plaats01] ,
advocaat: mr. M.K. Groothoff-de Bruin te Leusden,
hierna samen te noemen: [gedaagde01] en [gedaagde02] .
3.
[gedaagde03],
te [plaats01] ,
niet verschenen,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 maart 2023 met alle daarin vermelde stukken,
- de akte na tussenvonnis van [eiser01] ,
- de antwoordakte d.d. 5-2023 en die van 17 mei 2023 met producties genummerd 1 en 2 van [gedaagde01] en [gedaagde02] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 8 maart 2023 is de zaak naar de rol verwezen teneinde [eiser01] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of hij de bewuste woning toebedeeld wenst te krijgen tegen de getaxeerde waarde ad € 280.000,--. Daarnaast is [eiser01] in de gelegenheid gesteld om de hoogte van de schuld (uit hoofde van de met erflater gesloten overeenkomst van geldlening) inzichtelijk te maken. Ten einde discussies tussen partijen op dit punt te beperken heeft de rechtbank overwogen het wenselijk te achten dat de hoogte van de bewuste schuld door ABAB dan wel een andere accountant wordt becijferd. Tevens heeft de rechtbank overwogen dat gedaagden in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij antwoordakte te reageren.
2.2.
Bij akte na tussenvonnis heeft [eiser01] aangegeven de woning toebedeeld te willen krijgen met inachtneming van de getaxeerde waarde van € 280.000,--. Daarnaast heeft [eiser01] een brief met bijlage van [bedrijf01] d.d. 16 maart overgelegd waarin staat dat de bewuste schuld € 99.943,92 bedraagt.
2.3.
Bij antwoordakte d.d. 5 april 2023 hebben [gedaagde01] en [gedaagde02] aangegeven dat ondanks dat zij zich niet kunnen verenigen met de taxatiewaarde van de woning, zij zich niet verzetten tegen een toedeling van de woning aan [eiser01] . Hierbij hebben [gedaagde01] en [gedaagde02] de rechtbank verzocht om in het dictum op te nemen dat [eiser01] de kosten betreffende de toedeling van het onroerend goed, waaronder de notariskosten, voor zijn rekening dient te nemen. Daarnaast hebben [gedaagde01] en [gedaagde02] aangegeven dat de door [eiser01] overgelegde opbouw van de openstaande schuld niet correct is. Hierbij hebben zij opgemerkt dat in punt 18 van de van de dagvaarding vermeld staat dat [gedaagde03] op 23 juli 2019 ter zake van de geldlening een bedrag van € 22.000,-- aan [eiser01] heeft betaald. [gedaagde01] en [gedaagde02] betwijfelen of deze aflossing daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, omdat zij hiervan nimmer enig bewijs hebben gezien. Volgens [gedaagde01] en [gedaagde02] is duidelijk dat deze aflossing niet verwerkt is in het door [eiser01] overgelegde overzicht en alsnog dient te gebeuren waardoor de resterende hoofdsom en rente lager is. Bij antwoordakte van 17 mei 2023 hebben [gedaagde01] en [gedaagde02] aangegeven dat uitgaande van een restschuld per 1 januari 2014 ad € 69.625,-- (gelijk uitgangspunt als de berekening van de geraadpleegde accountant van [eiser01] ) met een enkelvoudige rente van 4% de rente plus hoofdsom per 23 juli 2019 € 85.106,55 bedroeg. Dit hebben zij onderbouwd met een als productie 1 overgelegde berekening. Voormeld bedrag hebben zij vervolgens verminderd met het door [gedaagde03] afgeloste bedrag van
€ 22.000,--, zodat per 23 juli 2019 nog een restschuld en rente verschuldigd was van
€ 63.106,55. Volgens [gedaagde01] en [gedaagde02] bedraagt de rente en hoofdsom uit hoofde van de geldlening per 22 maart 2023 nog € 72.359,87. De berekening hiervan is als productie 2 overgelegd.
2.4.
In het vonnis van 2 maart 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat tot de activa van de nalatenschap van erflater behoort:
- een aantal roerende zaken;
- het saldo van de bankrekening van erflater;
- de woning aan de [adres01] te [plaats01] .
Daarnaast is er een schuld van de nalatenschap aan [eiser01] .
2.5.
Gelet op r.o. 2.2. hiervoor dient de woning staande en gelegen aan de [adres01] te [plaats01] aan [eiser01] te worden toebedeeld uitgaande van de waarde in het taxatierapport van € 280.000,00. [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] dienen hun medewerking te verlenen aan het verlijden van de daarvoor benodigde notariële (leverings)akte tot tenaamstelling van de woning aan de [adres01] met ondergrond, tuin en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend, [adres01] , [postcode01] [plaats01] , kadastraal bekend [kadastrale aanduiding01] , gedeeltelijk groot circa 5.90 aren (590 m2), aan [eiser01] . [eiser01] is wegens overbedeling in dit verband een bedrag van € 70.000,-- per persoon aan [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] verschuldigd (zie verder r.o. 2.8. hierna). De kosten in verband met deze toedeling komen zoals te doen gebruikelijk voor gelijke delen voor rekening van ieder van de erfgenamen.
2.6.
In het tussenvonnis van 2 maart 2022 is reeds vastgesteld dat in verband met de door [eiser01] aan erflater verstrekte geldlening sprake is van een schuld van de nalatenschap. Met betrekking tot de hoogte van de schuld volgt de rechtbank het betoog van [gedaagde01] en [gedaagde02] dat rekening gehouden dient te worden met het door [gedaagde03] op 23 juli 2019 aan [eiser01] betaalde bedrag van € 22.000,--. Dit bedrag is niet opgenomen in de door [eiser01] overgelegde berekening. Dit betekent dat ter zake de geldlening per 23 juli 2019 nog een restschuld en rente verschuldigd was van € 63.106,55. Per datum vonnis bedraagt de restschuld en rente
€ 73.182,85; één en ander zoals als volgt is berekend.
Home - Renteberekening uitvoeren

Vul onderstaand formulier in om de rente te berekenen
Hoofdsom
63106,55
EURO
Berekenen vanaf
23-7-2019
Berekenen tot en met
19-7-2023
Soort rente
Contractuele rente (enkelvoudig)
Eigen percentage
4,00
% per jaar
Rente
€ 10.076,30
Hoofdsom + rente
€ 73.182,85
Voormeld bedrag geldt als schuld van de nalatenschap aan [eiser01] . Nu vast staat dat [gedaagde03] op 23 juli 2019 op de op dat moment openstaande schuld reeds een bedrag van
€ 22.000,-- (zijn 1/4e deel) aan [eiser01] heeft betaald, dient hiermee rekening te worden gehouden. Het per vonnisdatum resterende bedrag van € 73.182,85 komt daarom voor een gelijk deel voor rekening van [eiser01] , [gedaagde01] en [gedaagde02] ; aldus ieder voor 1/3e deel. Dit resulteert in een bedrag van € 24.394,28 per persoon. [gedaagde01] en [gedaagde02] zijn ieder dit bedrag verschuldigd aan [eiser01] (zie verder r.o. 2.8. hierna).
2.7.
Met betrekking tot de roerende zaken is overwogen dat aan [gedaagde01] zal worden toebedeeld zonder verrekening van waarde:
- een gouden lampje met engeltje op de schoorsteen in de zitkamer;
- 2 oude leren stoelen in de zitkamer;
- het Jezus beeld en de boeken in de tv kamer, die [gedaagde01] voor zijn moeder heeft aangeschaft;
- 6 houten eetkamerstoelen (voorheen in de slaapkamer van vader)
- de zilveren aansteker in de broodkast in de zitkamer.
Ter zake de betonmolen heeft de rechtbank overwogen dat deze aan [gedaagde01] dient te worden toebedeeld tegen een waarde van € 500,--. Ten aanzien hiervan geldt dat [gedaagde01] wegens overbedeling een bedrag van € 125,-- per persoon aan [eiser01] , [gedaagde03] en [gedaagde02] is verschuldigd (zie verder r.o. 2.8. hierna). Partijen dienen hun medewerking te verlenen aan de levering van de in de verdeling betrokken roerende goederen.
2.8.
Gelet op het voorgaande dient [eiser01] in het kader van overbedeling te betalen aan:
[gedaagde03] € 70.000,00;
[gedaagde01] € 45.480,72 (€ 70.000,00 -/- € 24.394,28 -/- € 125,00);
[gedaagde02] € 45.605,72 (€ 70.000,00 -/- € 24.394,28);
en dient [gedaagde01] in het kader van overbedeling te betalen aan:
[gedaagde03] € 125,00;
[gedaagde02] € 125,00.
2.9.
Daarnaast is in voormeld tussenvonnis vast gesteld dat tot het actief van de nalatenschap het saldo van de bankrekening van erflater behoort. In dit verband heeft de rechtbank overwogen dat na verkoop/overdracht van de woning het saldo hiervan gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, alsmede dat alle erfgenamen hierna dienen mee te werken aan de opheffing van deze rekening.
2.10.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de wijze van de verdeling van de nalatenschap van erflater worden gelast zoals hierna bepaald in het dictum.
2.11.
Met betrekking tot vordering van [eiser01] (sub III) strekkende tot herberekening van de kindsdelen ter zake de nalatenschap van moeder geldt dat de rechtbank in r.o. 4.2. van het tussenvonnis van 2 maart 2022 heeft overwogen dat de vordering dient te worden afgewezen.
2.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Tekst

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflater conform hetgeen overwogen in r.o.'s 2.5. t/m 2.9. van dit vonnis;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.