ECLI:NL:RBZWB:2023:4957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10274124 CV EXPL 23-64
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht van erfdienstbaarheid van overpad en verwijzing naar handelszaken

In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een incident waarbij de vordering van de eiser, [eiser in conventie01], tot verklaring voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van overpad is ontstaan, aan de orde was. De eiser vorderde dat het perceel [plaats01] [sectienummer] [nummer01] het dienend erf is en het perceel [plaats01] [sectienummer] [nummer02] het heersend erf. De kantonrechter oordeelde dat de vordering naar haar aard een vordering van onbepaalde waarde is, en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat deze geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Hierdoor was de kantonrechter onbevoegd om van de vordering kennis te nemen. De zaak werd daarom verwezen naar Cluster II Handelszaken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De eiser had ook vorderingen ingediend die betrekking hadden op uitvoeringshandelingen, zoals het vestigen van de erfdienstbaarheid bij de notaris en het terugbrengen van het pad in de oorspronkelijke staat. De gedaagden, [gedaagden01], voerden aan dat de vorderingen van de eiser van onbepaalde waarde zijn en vroegen om verwijzing naar de handelszaken. De kantonrechter heeft de vordering van de gedaagden toegewezen en de zaak doorverwezen, waarbij partijen zich moeten laten vertegenwoordigen door een advocaat. De kosten van het incident werden begroot op € 80,00 aan salaris voor de gemachtigde van de eisers in het incident.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10274124 CV EXPL 23-64
Vonnis in incident van 5 april 2023
in de zaak van
[eiser in conventie01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [eiser in conventie01] ,
gemachtigde: mr. C.J.I.F. van Beek,
tegen

1.[gedaagde in conventie01] ,

2.
[gedaagde in conventie02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna samen te noemen: [gedaagden01] ,
gemachtigde: mr. M. IJzelenberg,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 december 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie tot verwijzing;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

2.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser in conventie01] bij vonnis - verkort weergegeven - uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van overpad is ontstaan, waarbij het perceel [plaats01] [sectienummer] [nummer01] het dienend erf is en het perceel [plaats01] [sectienummer] [nummer02] het heersend erf;
II. [gedaagden01] te veroordelen om op eerste oproep van [eiser in conventie01] medewerking te verlenen aan het vestigen van een erfdienstbaarheid bij de notaris en inschrijving hiervan in het Kadaster, zulks op kosten van [gedaagden01] en binnen drie maanden na betekening van het vonnis;
III. [gedaagden01] te veroordelen tot het terug in de oorspronkelijke staat brengen van hun deel van het pad dat zich tussen de woningen en achtertuinen van partijen bevindt door de erfafscheiding te verwijderen, het grind te verwijderen en terug betegeling aan te brengen, zodat het pad vrij toegankelijk is en blijft om dit te kunnen betreden met een auto en/of aanhanger, waardoor er gevolg kan worden gegeven aan de erfdienstbaarheid;
IV. [gedaagden01] te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat door [gedaagden01] gehandeld/nagelaten wordt in strijd met de verplichtingen als bedoeld onder II. en III. met een maximum van € 5.000,00;
V. [gedaagden01] te veroordelen tot betaling van € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. [gedaagden01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten van € 131,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor de voldoening, alsmede een bedrag van € 68,00 in geval van betekening van het vonnis.
2.2.
[gedaagden01] heeft voor alle weren bij wijze van incident verwijzing van de zaak door de kantonrechter naar Cluster II Handelszaken als bedoeld in artikel 71 Rv gevorderd, met veroordeling van [eiser in conventie01] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit incident. Volgens [gedaagden01] zijn de vorderingen van [eiser in conventie01] van onbepaalde waarde terwijl er geen duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00. De kantonrechter is daarom onbevoegd van het gevorderde kennis te nemen.
2.3.
[eiser in conventie01] heeft verweer gevoerd tegen de incidentele vordering tot verwijzing en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden01] , dan wel tot afwijzing van de incidentele vordering met veroordeling van [gedaagden01] in de kosten van het incident. [eiser in conventie01] voert aan dat de ingestelde vorderingen geen bedrag boven de € 25.000,00 belopen. Voor wat betreft het vestigen en inschrijven van een erfdienstbaarheid bedragen de kosten circa € 1.200,00 (incl. btw). Daarnaast moet de bestaande erfafscheiding worden verplaatst dan wel worden verwijderd en moet een deel van de grond worden betegeld. De kosten voor deze werkzaamheden worden begroot op € 1.500,00 (incl. btw). De totale kosten zullen de competentiegrens van € 25.000,- dan ook niet overschrijden.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Ingevolge artikel 93 aanhef en onder b Rv juncto 94 lid 1 Rv worden vorderingen van onbepaalde waarde niet behandeld en beslist door de kantonrechter, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen in totaal geen hogere waarde vertegenwoordigen dan
€ 25.000,00. Nevenvorderingen, zoals oplegging van een dwangsom, tellen niet mee voor de vraag of het totale beloop of de totale waarde van de vorderingen hoger is dan € 25.000,00.
3.2.
[verweerder in het incident01] vordert onder I. een verklaring voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van overpad is ontstaan, waarbij het perceel [plaats01] [sectienummer] [nummer01] het dienend erf is en het perceel [plaats01] [sectienummer] [nummer02] het heersend erf is. Een erfdienstbaarheid is als zijnde een zakelijk beperkt recht niet overdraagbaar en is dan ook naar haar aard reeds een vordering van onbepaalde waarde. Dat de overige vorderingen van [verweerder in het incident01] , die zien op uitvoeringshandelingen om de feitelijke en juridische situatie in overeenstemming te brengen met de door hem gevorderde verklaring voor recht, geen hogere waarde (kosten) dan € 25.000,00 vertegenwoordigen doet daar niet aan af. De kantonrechter is van oordeel dat de gevorderde verklaring voor recht op zichzelf een vordering van onbepaalde waarde is waarvan onvoldoende is gebleken van aanwijzingen dat deze geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Dit betekent dat de kantonrechter op grond van artikel 93 onder b Rv niet bevoegd is van deze vorderingen kennis te nemen.
3.3.
Gezien het voorgaande zal de kantonrechter ingevolge artikel 71 lid 1 Rv de zaak, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwijzen naar de kamer voor handelszaken van deze rechtbank.
3.4.
Partijen kunnen aldaar niet in persoon verder procederen. Zij dienen zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat. De kantonrechter wijst partijen er voorts op dat bij het hierna te noemen team een hoger griffierecht in rekening wordt gebracht, te vinden op www. rechtspraak.nl.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident
4.1.
wijst de vordering van [eisers in het incident01] toe;
4.2.
veroordeelt [verweerder in het incident01] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisers in het incident01] begroot op € 80,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart de onder 4.2. uitgesproken veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
4.4.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen en verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt voor verdere behandeling naar de rolzitting van team civiel recht Cluster II Handelszaken, locatie Middelburg, van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
woensdag 19 april 2023 te 10.00 uur;
4.5.
wijst erop dat partijen alsdan bij advocaat in de procedure dienen te verschijnen;
4.6.
wijst erop dat na verwijzing ten laste van beide partijen griffierecht zal worden (bij)geheven, dat kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl (https://www.rechtspraak.nl/Naar-de-rechter/Kosten-rechtszaak/Griffierecht/Paginas/Griffierecht-civiel.aspx), en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort;
4.7.
draagt de griffier op de processtukken en een afschrift van dit vonnis tijdig voor genoemde rolzitting te doen toekomen aan de griffier van het team civiel recht Cluster II Handelszaken, locatie Middelburg.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.