ECLI:NL:RBZWB:2023:4966

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10133772 CV EXPL 22-2531 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure inzake overeenkomst van opdracht en betalingsverplichting

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure die is ingesteld door de oorspronkelijke gedaagde, een besloten vennootschap, tegen een verstekvonnis van de kantonrechter te Middelburg. De oorspronkelijke eiser, een burgerlijke maatschap, had in de verstekprocedure gevorderd dat de gedaagde een bedrag van € 10.960,78 zou betalen, met wettelijke rente en kosten, wegens onbetaalde facturen voor administratieve werkzaamheden die tussen partijen waren overeengekomen. De kantonrechter had in het verstekvonnis van 13 juli 2022 de vordering toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagde heeft in verzet aangevoerd dat zij recht heeft op opschorting van de betalingsverplichting, omdat de eiser haar zorgplicht niet zou zijn nagekomen door de jaarrekening niet op te stellen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de overeenkomst enkel betrekking had op administratieve werkzaamheden en dat de eiser niet verantwoordelijk was voor het niet opmaken van de jaarrekening, aangezien de gedaagde niet de benodigde informatie had verstrekt. De gedaagde heeft haar schade niet voldoende onderbouwd, waardoor het beroep op opschorting niet slaagde.

De kantonrechter heeft de oorspronkelijke vordering van de eiser, die was gebaseerd op onbetaalde facturen, opnieuw beoordeeld en de hoofdsom van € 8.920,79 toegewezen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente toegewezen, met inachtneming van de wettelijke tarieven. Het verstekvonnis is vernietigd en de gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van zowel de verstek- als verzetprocedure. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10133772 CV EXPL 22-2531
Vonnis d.d. 7 juni 2023
inzake
de besloten vennootschap
[oorspronkelijke gedaagde01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
oorspronkelijk gedaagde,
verder te noemen: [oorspronkelijke gedaagde01] ,
gemachtigde voorheen mr. drs. Huijsmans,
tegen
de burgerlijke maatschap
[oorspronkelijke eiser01],
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
oorspronkelijk eiser,
verder te noemen: [oorspronkelijke eiser01] ,
gemachtigde: mr. R.R.E. Nobus.

1.Het verloop van het geding

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
a. het verstekvonnis van de kantonrechter te Middelburg met zaak- en rolnummer
9991083 CV EXPL 22-1811 van 13 juli 2022 en de aan dit vonnis gehechte dagvaarding;
de verzetdagvaarding van 23 augustus 2022 met producties;
het tussenvonnis in verzet van 2 november 2022;
de akte overlegging producties van de zijde van [oorspronkelijke eiser01] met producties 4 tot en met 9;
de akte overleggen producties van de zijde van [oorspronkelijke gedaagde01] met producties 3 tot en
met 6;
het bericht van mr. Nobus van 6 april 2023 met productie 10;
de aantekeningen van de griffier van de op 14 april 2023 gehouden mondelinge behandeling in verzet;
het verzoek van mr. Nobus van 21 april 2023.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen is op 23 september 2020 een overeenkomst van opdracht gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [oorspronkelijke eiser01] in de periode januari 2021 tot en met augustus 2021 administratieve werkzaamheden voor [oorspronkelijke gedaagde01] verricht.
2.2
[oorspronkelijke eiser01] heeft voor het verrichten van deze werkzaamheden de volgende facturen aan [oorspronkelijke gedaagde01] gestuurd:
- factuur 1 maart 2021 € 1.918,76
- factuur 1 april 2021 € 2.639,01
- factuur 5 mei 2021 € 2.570,04
- factuur 2 juni 2021 € 1.677,97
- factuur 1 juli 2021 € 3.589,77
- factuur 5 augustus 2021 € 345,46
2.3
Ondanks aanmaningen daartoe heeft [oorspronkelijke gedaagde01] op deze facturen een bedrag van
€ 8.920,79 onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1
[oorspronkelijke eiser01] heeft in de verstekprocedure bij vonnis, verkort weergegeven, gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad [oorspronkelijke gedaagde01] te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [oorspronkelijke eiser01] te betalen een bedrag van € 10.960,78, met de wettelijke (handels)rente vanaf 5 juli 2022 en [oorspronkelijke gedaagde01] te veroordelen in de kosten, vermeerderd met de eventueel daarover verschuldigde btw.
3.2
[oorspronkelijke eiser01] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [oorspronkelijke gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht.
3.3
Bij het verstekvonnis van 13 juli 2022 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen met dien verstande dat de buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen tot een bedrag van € 821,04. Verder is [oorspronkelijke gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten begroot op
€ 871,41.
3.4
[oorspronkelijke gedaagde01] vordert in verzet haar te ontheffen van de veroordeling tegen haar uitgesproken door de kantonrechter op 13 juli 2022 en voor zover nodig de vordering van [oorspronkelijke eiser01] af te wijzen met veroordeling van [oorspronkelijke eiser01] in de kosten van het geding.
3.5
De standpunten van partijen komen hierna - voor zover van belang - nader aan de orde.

4.De beoordeling

4.1
Niet is gebleken dat [oorspronkelijke gedaagde01] te laat in verzet is gekomen, zodat [oorspronkelijke gedaagde01] ontvankelijk is in haar verzet.
4.2
[oorspronkelijke gedaagde01] heeft een beroep gedaan op opschorting. Zij heeft gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat [oorspronkelijke eiser01] de jaarrekening 2020 zou opstellen en dat [oorspronkelijke eiser01] dit niet heeft gedaan. [oorspronkelijke eiser01] heeft door deze handelwijze haar zorgplicht geschonden en hierdoor heeft [oorspronkelijke gedaagde01] schade geleden. [oorspronkelijke eiser01] is aansprakelijk voor deze schade, aldus [oorspronkelijke gedaagde01] .
4.3
De kantonrechter gaat aan dit beroep op opschorting voorbij. De overeenkomst tussen partijen betrof de opdracht aan [oorspronkelijke eiser01] tot het verrichten van administratieve werkzaamheden, waaronder de loonadministratie en de opdracht aan [oorspronkelijke eiser01] tot het opmaken van de jaarrekening. De facturen waarvan nu betaling wordt gevorderd betreffen slechts de uitgevoerde en niet weersproken administratieve werkzaamheden, niet het opmaken van de jaarrekening. [oorspronkelijke eiser01] heeft nader toegelicht dat zij de jaarrekening niet heeft opgemaakt, omdat [oorspronkelijke gedaagde01] niet voldeed aan het verzoek informatie te verstrekken op basis waarvan de jaarrekening kon worden opgesteld. [oorspronkelijke gedaagde01] heeft dit niet voldoende gemotiveerd weersproken. Het niet opmaken van de jaarrekening is dan ook niet aan [oorspronkelijke eiser01] te wijten. Voor zover [oorspronkelijke gedaagde01] al schade zou hebben geleden door het niet hebben van de jaarrekening, is dit een gevolg van eigen nalaten, zodat een schadevordering geen grond voor opschorting van de facturen van [oorspronkelijke eiser01] oplevert. [oorspronkelijke gedaagde01] heeft overigens haar stelling dat zij schade zou hebben geleden niet concreet onderbouwd. Zij heeft nog geen indicatie gegeven van de omvang van haar vermeende vordering tot schadevergoeding. Ook om die reden is voor opschorting van haar (gehele) betalingsverplichting geen plaats.
4.4
Verder betwist [oorspronkelijke gedaagde01] de hoogte van de facturen omdat [oorspronkelijke eiser01] werkzaamheden voor het opstellen van de jaarrekening 2020 heeft gefactureerd die niet zijn uitgevoerd. De kantonrechter volgt [oorspronkelijke gedaagde01] hierin niet. Zoals hiervoor is overwogen en uit de tekst op de facturen ook duidelijk wordt, hebben deze geen betrekking op het opstellen van de jaarrekening 2020. Bovendien kan uit de mededeling van [oorspronkelijke gedaagde01] dat [oorspronkelijke eiser01] voor het bedrag aan administratiekosten op de facturen ook had kunnen werken aan de jaarrekening, zonder nadere onderbouwing, niet de conclusie worden getrokken dat er werkzaamheden in rekening zijn gebracht die niet zijn uitgevoerd.
4.5
Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom van € 8.920,79 toewijsbaar.
4.6
[oorspronkelijke eiser01] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten
.Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief.
4.7
[oorspronkelijke eiser01] maakt daarnaast aanspraak op een bedrag van € 691,71 aan wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot 5 juli 2022 (de dag der dagvaarding). Vaststaat dat het om twee handelspartijen gaat en dat niet tijdig is betaald, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 5 juli 2022 zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom van € 8.920,79. Over de buitengerechtelijke incassokosten zal de wettelijke rente worden toegewezen, eveneens vanaf 5 juli 2021. De gevorderde wettelijke handelsrente over de al verschenen rente is niet toewijsbaar omdat geen rente over rente gedurende het lopende jaar is verschuldigd.
4.8
In dit vonnis is over de gevorderde wettelijke (handels)rente afwijkend geoordeeld ten opzichte van het verstekvonnis. Omwille van de duidelijkheid wordt daarom het verstekvonnis vernietigd en wordt opnieuw rechtgedaan.
4.9
[oorspronkelijke gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van de verstek- en verzetprocedure. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [oorspronkelijke eiser01] vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding € 108,41
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde
€ 825,00(2,5 punten × € 330,00)
totaal € 1.447,41.
4.1
De proceskostenvergoeding in deze zaak bestaat uit gemachtigdensalaris, griffierecht en dagvaardingskosten. Het gemachtigdensalaris vormt een bijdrage van de ene partij in de kosten van de andere, die niet met btw wordt belast. Over het geheven griffierecht is evenmin btw verschuldigd. Ook voor btw over de dagvaardingskosten is geen plaats. Voor zover over de proceskosten btw wordt gevorderd, zal dit dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
vernietigt het verstekvonnis van 13 juli 2022 van de kantonrechter te Middelburg, gewezen onder zaak- en rolnummer 9991083 CV EXPL 22-1811;
opnieuw rechtdoende:
5.2
veroordeelt [oorspronkelijke gedaagde01] om tegen bewijs van kwijting aan [oorspronkelijke eiser01] te betalen:
  • een bedrag van € 8.920,79 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • een bedrag van € 821,04 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • een bedrag van € 691,71 aan wettelijke handelsrente;
5.3
veroordeelt [oorspronkelijke gedaagde01] in de kosten van de verzet- en verstekprocedure, aan de zijde van [oorspronkelijke eiser01] tot op heden vastgesteld op € 1.447,41;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.