ECLI:NL:RBZWB:2023:4967

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10010412 CV EXPL 22-1894 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • J. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake gebreken in gehuurde woning met betrekking tot schimmel en vochtproblemen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 10 mei 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over gebreken in een gehuurde woning. De zaak betreft schimmel- en vochtproblemen die zich voordoen op de bovenverdieping, de achtergevelmuur van de woonkamer en de wand en het plafond van de keuken. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 30 november 2022 vastgesteld dat deze gebreken aanwezig waren en dat de huurprijs tijdelijk verlaagd moest worden. De gedaagde partij, [gedaagde01], heeft werkzaamheden laten uitvoeren door een aannemer, [naam01], om de gebreken te verhelpen. Echter, [eiser01] heeft in zijn akte van 31 januari 2023 gesteld dat de gebreken niet zijn verholpen en dat de schimmel op de bovenverdieping slechts is weggemoffeld.

De kantonrechter heeft de documentatie van de uitgevoerde werkzaamheden beoordeeld en geconcludeerd dat de schimmel en het vocht op de bovenverdieping na de werkzaamheden zijn verdwenen. Ook voor de slaapkamers en de badkamer is vastgesteld dat de muren zijn behandeld en dat er geen schimmel of vocht meer aanwezig is. Desondanks heeft [eiser01] aangegeven dat niet alle gebreken zijn verholpen en dat er onduidelijkheid bestaat over de resterende herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft [gedaagde01] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de nog uit te voeren werkzaamheden en de status van de schimmelproblemen in de keuken en woonkamer.

De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling totdat de partijen hun akten hebben ingediend. De volgende rolzitting is gepland op 7 juni 2023, waar [gedaagde01] zijn akte kan indienen. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden totdat er een eindvonnis kan worden gewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10010412 CV EXPL 22-1894
vonnis van de kantonrechter d.d. 10 mei 2023
inzake
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
verder te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. D.J.A. Burlet,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] (België),
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit:
het tussenvonnis in deze zaak van 30 november 2022;
de akte uitlaten van de zijde van [eiser01] , ter griffie ingekomen op 31 januari 2023;
de mondelinge antwoordakte van de zijde van [gedaagde01] ;
e akte uitlaten van de zijde van [eiser01] , ter griffie ingekomen op 1 maart 2023.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De kantonrechter verwijst naar en volhardt bij hetgeen is overwogen en beslist in voormeld tussenvonnis, voor zover thans nog relevant.
2.2
Blijkens het tussenvonnis van 30 november 2022 spitst het geschil zich toe op de vraag of de gebreken in het gehuurde in voldoende mate zijn verholpen. De gebreken die voor de kantonrechter aanleiding waren om de huurprijs tijdelijk te verlagen zijn schimmel en vocht op met name de muren van de bovenverdieping, de achtergevelmuur van de woonkamer en de wand en het plafond van de keuken, waarbij vooral de omstandigheid dat [eiser01] de bovenverdieping door de aanwezige schimmel en het vocht niet kan gebruiken van gewicht is. Tussen partijen staat vast dat deze gebreken in het gehuurde aanwezig waren ten tijde van het uitspreken van het tussenvonnis.
2.3
Tussen partijen staat vast dat er werkzaamheden zijn uitgevoerd om de gebreken te verhelpen. In de eerste helft van november 2022 is de door [gedaagde01] ingeschakelde aannemer, [naam01] (hierna: [naam01] ), begonnen met de werkzaamheden.
2.4
[eiser01] heeft in zijn op 31 januari 2023 ter griffie ingekomen akte gesteld dat de gebreken niet zijn verholpen. Hij heeft gesteld dat de schimmel op de bovenverdieping is weggemoffeld. Dit zou blijken uit het feit dat er alleen voorzetwanden zijn geplaatst. Ook zijn de bovenmuren volgens [eiser01] niet behandeld. [gedaagde01] heeft aangevoerd dat dit wel is gebeurd, namelijk met anti-roetprimer. Volgens [naam01] waren de plekken op de muur op de bovenverdieping niet ontstaan door vocht en betrof het geen schimmel, maar roetuitslag. De kantonrechter volgt [eiser01] niet in zijn stelling dat de schimmel alleen is weggemoffeld. De uitgevoerde werkzaamheden zijn uitvoerig gedocumenteerd aan de hand van de foto’s die [gedaagde01] bij mondelinge antwoordakte heeft overgelegd. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de boven gelegen buitenmuren voldoende zijn bewerkt en behandeld en dat deze nu (voldoende) zijn geïsoleerd, zodat de woning op de bovenverdieping niet (meer) vochtig is en er ook (binnen afzienbare tijd) geen schimmel kan ontstaan in die ernst en mate zoals overwogen in overweging 4.8 van het tussenvonnis. [eiser01] heeft ook niet onderbouwd gesteld dat op de bovenverdieping nog schimmel aanwezig is. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de schimmel en het vocht op de bovenverdieping na de uitgevoerde werkzaamheden weg is. Dit betekent dat deze gebreken niet meer aanwezig zijn.
2.5
Hetzelfde geldt voor de slaapkamers en de badkamer. Uit de overgelegde foto’s volgt voldoende dat de muren zijn behandeld en zijn voorzien van nieuwe wandbekleding. Dat de muren niet zijn behandeld zoals [eiser01] stelt, valt zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien. De kantonrechter gaat dan ook ervan uit dat [naam01] de muren (op de juiste wijze) heeft behandeld. Dat na die behandeling en de uitgevoerde werkzaamheden nog steeds sprake is van vocht en/of schimmel heeft [eiser01] niet onderbouwd. Het had op zijn weg gelegen dit nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door hiernaar nader onderzoek te laten doen door een derde. Derhalve is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de schimmel en het vocht in de slaapkamers en badkamer niet meer aanwezig is.
2.6
[eiser01] heeft in zijn op 31 januari 2023 ter griffie ingekomen akte gesteld dat nog niet alle gebreken zijn verholpen en dat dit niet zal worden verholpen voor de zomer, omdat nieuwe kozijnen pas in de zomer van 2023 zullen worden geplaatst. Voorts stelt [eiser01] dat voor hem niet duidelijk is welke herstelwerkzaamheden nog zullen worden uitgevoerd. [gedaagde01] heeft in haar mondeling genomen antwoordakte geen reactie op die punten gegeven. Voorts is de kantonrechter gebleken dat partijen niets hebben gesteld over de (aanwezigheid van) schimmel op de achtergevelmuur van de woonkamer en op de wand en het plafond van de keuken en of dit schimmelprobleem inmiddels is verholpen.
2.7
Gelet op de in overweging 2.6 genoemde onduidelijkheden zal [gedaagde01] in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag welke werkzaamheden nog uitgevoerd zullen worden en binnen welke tijdspanne dat zal plaatsvinden. Ook zal [gedaagde01] zich bij die akte kunnen uitlaten over de vraag of het schimmelprobleem op de achtergevelmuur van de woonkamer en op de wand en het plafond van de keuken inmiddels is verholpen en zo neen, wanneer die problemen zullen worden aangepakt. Het spreekt voor zich dat [eiser01] in de gelegenheid zal worden gesteld bij antwoordakte een slotreactie te geven.
2.8 De kantonrechter zal in afwachting van de hiervoor bedoelde akten van partijen iedere verdere beoordeling in deze zaak aanhouden totdat in deze zaak (op alle onderdelen) een eindvonnis kan worden gewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag, 7 juni 2023, des voormiddags om 09.00 uur voor het nemen van een akte aan de zijde van [gedaagde01] als bedoeld in overweging 2.7;
3.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.