Uitspraak
[bedrijf01],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst, die op 23 januari 2021 werd gesloten, kende een ingangsdatum van 1 april 2021. [gedaagde01] heeft een huurachterstand opgebouwd van meer dan drie maanden, ondanks meerdere aanmaningen tot betaling. [eiser01] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand, alsook betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen. Het verweer van [gedaagde01] dat hij in detentie zit en daarom niet kan betalen, werd verworpen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand, die meer dan drie maanden bedraagt, voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het pand. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten toegewezen, met inachtneming van een matiging van de boete tot 2% per maand. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde01]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.