ECLI:NL:RBZWB:2023:4972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10370561 CV EXPL 23-607
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst, die op 23 januari 2021 werd gesloten, kende een ingangsdatum van 1 april 2021. [gedaagde01] heeft een huurachterstand opgebouwd van meer dan drie maanden, ondanks meerdere aanmaningen tot betaling. [eiser01] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand, alsook betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen. Het verweer van [gedaagde01] dat hij in detentie zit en daarom niet kan betalen, werd verworpen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand, die meer dan drie maanden bedraagt, voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het pand. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten toegewezen, met inachtneming van een matiging van de boete tot 2% per maand. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde01]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10370561 CV EXPL 23-607
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: [naam01] ,
tegen
[gedaagde01] ,
h.o.d.n.
[bedrijf01],
zonder bekende woonplaats, thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te Middelburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: [naam02] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2023;
- de akte overleggen producties van de zijde van [eiser01] met producties 4 tot en met 6 [opmerking kantonrechter: productie 6 een USB-stick is niet op de rechtbank ontvangen];
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 januari 2021 hebben [eiser01] en [gedaagde01] een huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte aan het [adres01] te [plaats01] (hierna te noemen: de huurovereenkomst en de bedrijfsruimte). De ingangsdatum van deze huurovereenkomst is 1 april 2021.
2.2.
In deze huurovereenkomst is in artikel 4.9. en artikel 4.10. het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 4 – Huurprijs
(…)
9. (…)
Indien Huurder de kosten voor gas/water/licht niet betaald, heeft verhuurder het recht om deze voorzieningen te beëindigen. Huurder is dan zelf verantwoordelijk voor het vinden van een erkende leverancier.(…)
10. In afwijking van 18.2 algemene bepalingen bedraagt de minimale contractuele boete in geval van niet tijdige betaling van €250,- per maand.
(…)”
2.3.
De huur dient bij vooruitbetaling te zijn voldaan op de eerste van elke nieuwe (kalender)maand en bedroeg op het moment van dagvaarden € 2.200,00 (inclusief € 200,00 aan voorschot gas/water/licht).
2.4.
[gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. [gedaagde01] is ondanks meerdere aanmaningen niet overgegaan tot betaling van deze achterstand.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert bij vonnis, na vermindering van eis ter zitting - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst betreffende de bedrijfsruimte aan de [adres01] te [plaats01] te ontbinden;
[gedaagde01] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis deze bedrijfsruimte te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne en met afgifte van de sleutels en ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen;
[gedaagde01] te veroordelen om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 8.203,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.600,00 na 23 februari 2023;
[gedaagde01] te veroordelen om aan [eiser01] te betalen de maandelijks te vervallen huurpenningen van € 2.200,00 vanaf maart 2023 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met een boete van 2% per maand of gedeelte daarvan, met een minimum van € 250,00 per maand vanaf de opeisbaarheid van de huurpenningen tot de dag der algehele voldoening;
[gedaagde01] te veroordelen om aan [eiser01] als gebruiksvergoeding te betalen € 2.200,00, voor elke maand of gedeelte daarvan, dat [gedaagde01] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft de bedrijfsruimte te ontruimen;
[gedaagde01] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde01] erkent dat hij een huurachterstand heeft en voert aan dat deze achterstand is ontstaan doordat hij in detentie zit. [gedaagde01] wil de huurovereenkomst graag voortzetten en een betalingsregeling treffen voor de huurachterstand.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van [gedaagde01] dat hij de huur over de maanden januari 2023 en februari 2023 heeft betaald, treft geen doel. [eiser01] heeft ter zitting weliswaar erkend dat hij via [naam03] een bedrag van € 4.000,00 van [gedaagde01] heeft ontvangen maar betwist dat dit bedrag is betaald om de huur over de maanden januari 2023 en februari 2023 (deels) te voldoen. [eiser01] voert aan dat dit bedrag door [naam03] is uitgekeerd om de schade aan het bedrijfspand te herstellen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiser01] heeft [gedaagde01] onvoldoende onderbouwd dat de betaling van [naam03] zag op de (gedeeltelijke) huurbetaling over de hiervoor genoemde maanden.
4.2.
Voor zover [gedaagde01] een beroep doet op opschorting van de huurbetaling slaagt dit beroep niet. [gedaagde01] heeft gesteld dat hij de bedrijfsruimte niet meer in kan omdat [eiser01] de stroomvoorziening van het bedrijfspand heeft afgesloten waardoor het rolluik niet meer open kan. [gedaagde01] kan hierdoor zijn bedrijf niet meer uitoefenen en zodoende de huur niet betalen. Ter zitting is komen vast te staan dat het rolluik van het bedrijfspand feitelijk wel kan worden bediend. Bovendien heeft [eiser01] op grond van artikel 4.9 van de huurovereenkomst het recht de stroomvoorziening af te sluiten indien de huurder de kosten voor gas/water/licht niet betaalt.
4.3.
De kantonrechter zal dan ook een bedrag van € 13.200,00 wegens huurachterstand tot en met mei 2023 toewijzen.
4.4.
Uit de wet volgt dat iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter zal de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het bedrijfspand toewijzen. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.5.
De hoogte van de huurachterstand (meer dan drie maanden huur) ten tijde van de mondelinge behandeling vormt een tekortkoming die ontbinding en ontruiming in dit geval rechtvaardigt. Gelet op de hoogte van de huurachterstand, waarbij de huurachterstand na dagvaarding is toegenomen, kan van [eiser01] niet worden gevergd dat hij de huurovereenkomst nog langer laat voortduren.
4.6.
Het verweer van [gedaagde01] maakt dit niet anders. Het feit dat hij gedetineerd zit waardoor een huurachterstand is ontstaan, kan niet aan [eiser01] worden tegengeworpen. De lopende huur wordt niet voldaan en [eiser01] heeft geen concreet uitzicht op afbetaling van de huurachterstand binnen afzienbare tijd. De financiële omstandigheden staan daarom ook niet aan ontbinding in de weg.
4.7.
Nu de huurovereenkomst zal worden ontbonden, wordt [gedaagde01] veroordeeld om het bedrijfspand te ontruimen. De kantonrechter ziet evenwel aanleiding om de ontruimingstermijn, in afwijking van de vordering van [eiser01] , te stellen op veertien dagen na betekening van dit vonnis, omdat de kantonrechter dit een redelijke termijn acht.
4.8.
De vordering tot betaling van € 2.200,00 per maand of gedeelte daarvan aan huur dan wel gebruiksvergoeding zal worden toegewezen vanaf 1 juni 2023 tot aan het tijdstip van de ontruiming.
4.9.
[gedaagde01] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde01] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De gevorderde btw over de buitengerechtelijke incassokosten zal eveneens worden toegewezen.
4.10.
Uit artikel 6:92 lid 2 BW volgt dat hetgeen op grond van een boetebeding verschuldigd is in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet. Omdat over de huurachterstand van € 6.600,00 over de maanden december 2022 tot en met februari 2023 € 750,00 aan boete wordt gevorderd, is de gevorderde wettelijke rente over € 6.600,00 vanaf 23 februari 2023 niet toewijsbaar.
4.11.
[gedaagde01] heeft verzocht de boete te matigen op grond van de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter is van oordeel dat de onverkorte toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daardoor onaanvaardbaar resultaat leidt.
De billijkheid eist klaarblijkelijk matiging van de boete tot 2% per maand. De kantonrechter ziet voor verdere matiging van de boete geen aanleiding.
4.12.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten waaronder de nakosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
128,30
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.032,30
4.13.
De nakosten worden begroot op € 132,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de bedrijfsruimte aan de [adres01] te [plaats01] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne en met afgifte van de sleutels en ter vrije en algehele beschikking van [eiser01] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen:
- € 13.200,00 aan huurachterstand tot en met mei 2023, te vermeerderen met een boete van 2% per maand of gedeelte daarvan, vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot aan de dag van volledige betaling;
- € 853,05 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 2.200,00 aan huur vanaf 1 juni 2023 tot de ontbinding van de huurovereenkomst, vermeerderd met een boete van 2% per maand of gedeelte daarvan, vanaf de vervaldata van de huurtermijnen tot aan de dag van volledige betaling;
- € 2.200,00 aan gebruikersvergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan, vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het bedrijfspand;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.032,30;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.