ECLI:NL:RBZWB:2023:4994

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
BRE-22-5463
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen motorrijtuigenbelasting wegens overschrijding beroepstermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft de motorrijtuigenbelasting over de periode van 31 december 2021 tot en met 11 maart 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 4 maart 2022, waardoor de termijn eindigde op 19 april 2022. Het beroepschrift werd echter pas op 24 november 2022 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was.

De rechtbank overweegt of het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. De belanghebbende stelt dat hij dacht dat een andere beroepsprocedure van zijn partner invloed zou hebben op deze zaak, en dat de ziekte van zijn partner hem heeft belemmerd om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank oordeelt echter dat deze redenen niet voldoende zijn om het verzuim te verontschuldigen. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat hij daadwerkelijk niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Tevens wordt opgemerkt dat, zelfs als het beroepschrift tijdig was ingediend, er geen inhoudelijke beoordeling zou plaatsvinden, omdat tegen een rekening motorrijtuigenbelasting geen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 maart 2022, betreffende de aan belanghebbende opgelegde rekening motorrijtuigenbelasting over de periode 31 december 2021 tot en met 11 maart 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 4 maart 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 19 april 2022.
4.1.
Belanghebbende heeft het beroepschrift bij de rechtbank afgegeven op 24 november 2022. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende stelt dat hij ervan uit ging dat de uitspraak in een andere beroepsprocedure, die van zijn partner, ook direct doorwerking zou hebben in deze uitspraak. Doordat belanghebbende belastingaanslagen bleef ontvangen, begon hij daaraan te twijfelen. Door alle onzekerheden is de partner van belanghebbende ziek geweest, wat belanghebbende de nodige zorgen en extra zorg heeft gegeven. Belanghebbende hoopt dat de rechtbank gelet op deze situatie en het waarom de beroepstermijn door de vingers is geglipt, het beroep alsnog ontvankelijk verklaard.
5.1.
Dit is echter geen verontschuldiging voor het verzuim. Belanghebbende heeft niet onderbouwd wanneer zijn partner ziek is geweest, waarom die ziekte aan het indienen van een (pro forma) beroepschrift in de weg heeft gestaan en waarom hij niet een ander heeft kunnen machtigen om namens hem bezwaar te maken. Om zeker te stellen dat zijn beroepsrechten niet zouden worden verspeeld had belanghebbende sowieso tijdig beroep moeten instellen. Dat belanghebbende ervan uit ging dat een beroepsprocedure van zijn partner ook doorwerking zou hebben op deze zaak, komt voor risico van belanghebbende.
5.2.
Op basis van wat belanghebbende aanvoert kan niet worden geconcludeerd dat belanghebbende niet in staat is geweest tijdig een beroepschrift in te (laten) dienen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten overvloede
6.1.
Ook als wel sprake zou zijn geweest van een tijdig ingediend beroepschrift, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling. Tegen een rekening motorrijtuigenbelasting is het niet mogelijk om bezwaar te maken. De inspecteur heeft dus terecht geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. Belanghebbende kan wel bezwaar maken tegen de voldoening van de motorrijtuigenbelasting met ingang van de dag na die van de voldoening. Indien echter betaling van voor een motorrijtuig verschuldigde motorrijtuigenbelasting geheel achterwege is gebleven, is het bezwaar zonder voorwerp en dient de inspecteur het om die reden niet-ontvankelijk te verklaren. [7] De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat er geen voldoening heeft plaatsgevonden en dat om die reden een naheffingsaanslag is vastgesteld. Volgens de inspecteur is hiertegen geen bezwaarschrift ingediend. De rechtbank ziet ook geen aanleiding die naheffingsaanslag in deze procedure te betrekken.
Overig ingediende stukken6.2. Belanghebbende heeft bij brieven van 19 december 2022, 16 februari 2023, 7 maart 2023 en 13 maart 2023 nadere stukken overgelegd. Deze stukken werpen geen ander licht op de zaak. Ook ziet de rechtbank – nu dat door belanghebbende niet wordt gesteld - geen aanleiding deze stukken aan te merken als een nieuw beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 16c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
7.Zie ook Hoge Raad, 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1172