Uitspraak
1.[eiser01] ,
2.
[eiser02],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023, gaat het om een huurgeschil tussen de eisende partijen, [eisers01], en de gedaagde partij, [gedaagde01]. De eisers vorderen onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde kamer, omdat de gedaagde volgens hen tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. De gedaagde heeft de huurverhoging die per 1 maart 2021 zou ingaan, niet geaccepteerd en blijft de oude huurprijs betalen. De eisers stellen dat de gedaagde de huur over oktober 2022 niet heeft betaald en regelmatig te laat betaalt, wat door de gedaagde wordt betwist.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde niet tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de huurverhoging niet rechtsgeldig is doorgevoerd, omdat de eisers niet hebben voldaan aan de voorgeschreven werkwijze. De gedaagde heeft de huur over oktober 2022 wel degelijk betaald, en er is onvoldoende bewijs dat de gedaagde structureel te laat betaalt of overlast veroorzaakt. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedures bij huurverhogingen en de noodzaak voor verhuurders om hun vorderingen goed te onderbouwen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagde vastgesteld op € 398,00, te vermeerderen met wettelijke rente.