Uitspraak
1.[gedaagde in conventie sub 01] ,
2.[gedaagde in conventie sub 02] ,
1.Het verdere verloop van het geding
d. de antwoordakte van [gedaagde in conventie sub 02] van 23 augustus 2022;
e. de conclusie na enquête van [gedaagde in conventie sub 02] van 27 september 2022;
f. de antwoordconclusie na enquête houdende productie van [eiser in conventie01] van 26 oktober 2022;
g. de akte uitlaten over productie 10 bij antwoord-conclusie na enquête van 22 november
2022.
2.De nadere beoordeling in conventie en reconventie
vordert [eiser in conventie01] het volgende(..)” moet worden gelezen “(…)
vordert [gedaagde in conventie sub 02] het volgende”.
1. De vordering(en) tegen [gedaagde in conventie sub 01] jr. worden toegewezen;
2. [gedaagde in conventie sub 02] moet een deel van het door [eiser in conventie01] gevorderde bedrag voor de kosten van de
3. [eiser in conventie01] dient te bewijzen dat hij met [gedaagde in conventie sub 02] een geldleningsovereenkomst is
aangegaan;
a) Indien [eiser in conventie01] dat bewijs levert komt aan [gedaagde in conventie sub 02] geen beroep op
rechtsverwerking toe;
b) Indien [eiser in conventie01] dat bewijs niet levert staat alleen de geldlening aan [gedaagde in conventie sub 01] jr. vast.
[eiser in conventie01] heeft in dat geval geen vordering uit ongerechtvaardigde verrijking tegen
4. Dat het conservatoir derdenbeslag niet wordt opgeheven;
5. Dat [eiser in conventie01] niet wordt verboden nieuwe conservatoire (derden)beslagen te leggen;
6. Dat de gevorderde verklaring voor recht dat [eiser in conventie01] onrechtmatig tegenover [eiseres in reconventie 01]
heeft gehandeld door conservatoir beslag te leggen wordt afgewezen;
7. Dat de vordering tot veroordeling van [eiser in conventie01] tot betaling van schadevergoeding wordt
afgewezen.
“In de periode van 2002 tot 2019 heb ik met [gedaagde in conventie sub 02] samengewoond. In 2007 hebben wij een huis gekocht. Dat moest worden verbouwd. Die verbouwing vond plaats tussen ongeveer 2007 en 2009. Voor die verbouwing hadden wij niet genoeg geld, mijn vader heeft dat ons geleend. In totaal ging het om € 60.000,00 waarvan, ik schat € 30.000,00 à € 40.000,00 voor de verbouwing van de woning. Hij betaalde rekeningen. De facturen daarvan zijn niet bewaard, maar de betalingen zullen wel blijken uit zijn bankafschriften. Indertijd is besproken dat het geen geldlening zou zijn. Ik had een eigen bedrijf. Er zou worden terugbetaald als er geld over zou zijn in mijn bedrijf. Dat is echter nooit gebeurd. In 2019 of 2020 heb ik mijn bedrijf beëindigd, omdat ik last had van mijn rug. In de jaren 2007 en 2020 is een paar keer gesproken over de geldlening en daar stond vast dat het ooit terugbetaald moest worden.De gesprekken over het lenen van geld voerden wij steeds met z’n drietjes. We leenden best veel bij ons pa”.
€ 2.665,00 toewijsbaar is.
- dagvaardingkosten € 140,37
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
1.058,00(2 procespunten)
Totaal € 1.697,37 x 50% = € 848,69.
2.13. In reconventie zal [eiseres in reconventie 01] als de in het ongelijk te stellen partij de proceskosten dienen te dragen. Die kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op € 529,00 voor salaris voor de gemachtigde van [eiser in conventie01] (1/2 procespunt voor de conclusie van antwoord + 1/2 procespunt voor het bijwonen van de comparitie van partijen).