ECLI:NL:RBZWB:2023:5015

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
15 juli 2023
Zaaknummer
C/02/397055 / HA ZA 22-210 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Fleskens
  • A. Stoof
  • J. Pistorius
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan aardbeienplanten door meststoffenmix

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van twee besloten vennootschappen, [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2], voor schade aan aardbeienplanten van de eiseres, Rapo. De schade is ontstaan door het gebruik van een meststoffenmix, de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix, die door [gedaagde in conventie 2] werd geleverd. Rapo heeft de meststoffenmix toegepast op 77,5 hectare aardbeienplanten, maar constateerde in april 2020 teeltproblemen, waaronder bruin verkleurende bladranden. Rapo heeft de gedaagden aansprakelijk gesteld voor de schade, stellende dat er sprake was van een overmaat aan borium in de meststoffenmix.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Rapo niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de schade uitsluitend het gevolg was van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix. De deskundige heeft geconcludeerd dat de schade waarschijnlijk het resultaat was van een combinatie van de meststoffenmix, de meststof Sulfammo, en de bestaande bodemvoorraad. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet aansprakelijk waren, omdat Rapo zelf de risico's had genomen door de meststoffenmix zonder voorafgaand onderzoek op grote schaal toe te passen. De vorderingen van Rapo zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

In de vrijwaringszaken die volgden op de hoofdzaak, zijn de vorderingen van de gedaagden eveneens afgewezen, omdat er geen aansprakelijkheid was vastgesteld in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummers / rolnummers: C/02/397055 / HA ZA 22-210, C/02/401513 HA ZA 22-489 en C/02/401920 HA ZA 22-521
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 12 juli 2023
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: C/02/397055 / HA ZA 22-210
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROOSENDAALSE AARDBEI PLANTEN ONDERNEMING "RAPO" BV,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.M. Bijloo te Middelharnis,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie 1],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.M. Kruitwagen te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie 2] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/02/401513 HA ZA 22-489
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres vrijwaringszaak 1] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H.M. Kruitwagen te Arnhem,
tegen
[gedaagde vrijwaringszaak 1] H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/02/401920 HA ZA 22-521 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres vrijwaringszaak 2] BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eiseres,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
tegen
[gedaagde vrijwaringszaak 2] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg.
Partijen zullen hierna Rapo, [gedaagde in conventie 2] , [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde vrijwaringszaak 1] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie van Rapo;
  • de akte overlegging productie 37 van Rapo;
  • de akte overlegging productie K22 van [gedaagde in conventie 1] ;
  • de akte overlegging productie 38 van Rapo;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 11 mei 2023 met aangehechte spreekaantekeningen;
  • de brief van mr. Th.J.H.M. Linssen van 7 juni 2023 met opmerkingen op het proces-verbaal;
  • de brief van mr. W.M. Bijloo van 14 juni 2023 met een opmerking op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak 22-489 ( [eiseres vrijwaringszaak 1] / [gedaagde vrijwaringszaak 1] )

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 11 mei 2023 met aangehechte spreekaantekeningen;
- de brief van mr. Th.J.H.M. Linssen van 7 juni 2023 met opmerkingen op het proces-verbaal;
de brief van mr. W.M. Bijloo van 14 juni 2023 met een opmerking op het proces-verbaal.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De procedure in de vrijwaringszaak 22-521 ( [eiseres vrijwaringszaak 2] / [gedaagde vrijwaringszaak 2] )

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 11 mei 2023 met aangehechte spreekaantekeningen;
- de brief van mr. Th.J.H.M. Linssen van 7 juni 2023 met opmerkingen op het proces-verbaal;
- de brief van mr. W.M. Bijloo van 14 juni 2023 met een opmerking op het proces-verbaal.
3.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

4.De feiten in de hoofdzaak en de vrijwaringszaken

4.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
  • Rapo, waarvan [naam 1] bestuurder is (hierna: [naam 1] ), is een bedrijf dat aardbeienplanten vermeerdert. Zij doet dit door moederplanten in de volle (zand)grond te planten waaruit uitlopers (ranken) groeien en waaraan zich nieuwe jonge aardbeienplanten ontwikkelen.
  • [gedaagde in conventie 2] verhandelt producten van haar moedermaatschappij [bedrijf2] NV te België, waaronder organische meststoffen, op de Nederlandse markt.
  • [gedaagde in conventie 1] , waarvan [naam 2] bestuurder is, is een toeleveringsbedrijf dat gespecialiseerd is in het leveren van productiemiddelen voor de (professionele) land- en tuinbouw, waaronder producten van [gedaagde in conventie 2] .
  • [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] is eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 1] en is adviseur van Rapo voor aaltjes, bodemgesteldheid en bemesting.
  • Tot 2020 gebruikte Rapo reguliere NPK (stikstof, fosfaat en kali) meststoffen voor het vermeerderen van al haar aardbeienplanten.
  • Op 19 december 2019 hebben [naam 3] en [naam 4] , die beiden bij [gedaagde in conventie 2] werkzaam waren (hierna: [naam 3] en [naam 4] ), het bedrijf Rapo bezocht. Zij hebben toen met [naam 1] en met [naam 5] , die intern adviseur is bij Rapo (hierna: [naam 5] ), gesproken over bepaalde soorten meststoffen.
  • Na afloop van het gesprek heeft [naam 4] bij e-mail van 19 december 2019 informatie aan Rapo gestuurd over de besproken producten.
  • Op 20 januari 2020 heeft [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] bij hem thuis een gesprek gehad met [naam 3] en [naam 6] , die ook werkzaam is bij [gedaagde in conventie 2] (hierna: [naam 6] ), zoals zij jaarlijks doen om informatie en ervaringen uit te wisselen. In dat gesprek heeft [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] , naar aanleiding van een eerdere vraag van Rapo aan hem over een andere bemesting bij vermeerdering van moeilijke aardbeienrassen, de vraag voorgelegd of de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix iets kon zijn voor Rapo.
  • Bij e-mail van 23 januari 2020 om 17.42 uur heeft [naam 1] aan [gedaagde in conventie 2] medegedeeld:
  • [naam 1] heeft de aan [gedaagde in conventie 2] verzonden e-mail op 23 januari 2020 om 19.35 uur aan [naam 2] doorgestuurd en medegedeeld:
  • [gedaagde in conventie 1] heeft na contact met Rapo een proef in haar klimaatcel gedaan met plantjes van Rapo en de gevraagde mix waarin de hoogste concentratie van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix zat (hierna: Mix 1). [gedaagde in conventie 1] heeft daarbij een proefopzet gemaakt van plantjes met twee keer de geadviseerde hoeveelheid van Mix 1 direct onder de wortels en daarnaast ook plantjes zonder Mix 1 laten groeien onder dezelfde omstandigheden.
  • Bij e-mail van 25 januari 2020 om 13.45 uur heeft [naam 2] aan Rapo medegedeeld:
  • Als reactie heeft Rapo hierop bij e-mail van 25 januari 2020 om 15.31 uur medegedeeld:
  • Bij e-mail van 5 februari 2020 heeft [gedaagde in conventie 1] aan Rapo medegedeeld over de proef:
  • Op 12 en 20 februari 2020 heeft [gedaagde in conventie 1] op verzoek van Rapo per Whatsapp foto’s gestuurd van de plantjes in de klimaatcel. Na bepaalde ontvangen foto’s vroeg Rapo:
  • Op 27 februari 2020 heeft [naam 1] de proefopzet bij [gedaagde in conventie 1] bezocht.
  • Rapo heeft de twee Mixen besteld bij [gedaagde in conventie 1] , namelijk 5000 kg van Mix 1 en 500 kg van Mix 2 - zoals bij e-mail van 23 januari 2020 was verzocht - waarna [gedaagde in conventie 1] het mixen en opzakken door andere bedrijven heeft laten verzorgen.
  • Op het etiket van de [gedaagde in conventie 2] Micro-Mix, welk product sinds 2009 op de markt is, staat:
  • In de periode maart 2020 tot en met april 2020 heeft Rapo op 20 percelen van totaal 77,5 ha aardbeienplanten van onder meer de rassen Calinda en Fortuna geplant met een plantmachine om ze te vermeerderen. Bij die planten is Mix 1 of Mix 2 (Mix 1 vastgesteld op 75 kg/ha en Mix 2 op 65 kg/ha) met behulp van granulaatbakjes van 30 liter op de plantmachine en een slangetje naar de plantkouter direct onder de wortels terecht gekomen over een breedte van 4 cm en 15 cm diepte.
  • Bij het planten met de plantmachine is ook de meststof Sulfammo 18 (hierna: Sulfammo) vanuit een grotere bak op de plantmachine boven de grond verspreid.
  • De Sulfammo is voor de teelt van 2020 door het bedrijf Timac Agro Belux NV (Timac) aan Rapo geleverd.
  • In april 2020 constateerde Rapo op een aantal percelen teeltproblemen doordat de bladranden van de aardbeienplantjes bruin kleurden en er bruin verdroogde perkamentachtige vlekken over het bladoppervlak te zien waren.
  • Rapo heeft [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] eind april 2020 van de teeltproblemen op de hoogte gebracht.
  • Op 1 mei 2020 heeft [naam 6] een interne e-mail aan [naam 7] , die ook werkzaam is bij [gedaagde in conventie 2] , verstuurd waarin onder meer staat:
(…)”
  • Rapo, die niet verzekerd is voor de schade, heeft [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] bij brieven van 12 mei 2020 aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van een overmaat aan borium in de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix althans de Mixen.
  • [gedaagde in conventie 1] heeft vervolgens op 20 mei 2020 [gedaagde in conventie 2] en op 4 juni 2020 [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] aansprakelijk gesteld in het geval zij aansprakelijk is en schadeplichtig mocht worden bevonden.
  • Op 13 mei 2020 heeft Rapo bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om een voorlopig deskundigenonderzoek en daar [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] bij betrokken, waarna bij beschikking van 22 juni 2020 ing. [deskundige] van [expertisebureau] BV (hierna: de deskundige of [deskundige] ) als deskundige is benoemd ter beantwoording van 28 vragen.
  • Op 3 juli 2020 heeft de deskundige Rapo bezocht en vervolgens op 22 december 2020 een rapport uitgebracht. In dat rapport van 22 december 2020 is (onder meer) vermeld:
Naast en in de plantrij is een hoeveelheid borium houdende meststoffen gedoseerd, die schadelijk is gebleken voor de aardbeiplant. Analyses van monsters die, nadat het teeltprobleem zich openbaarde, zijn geanalyseerd tonen met name een hoog boriumcijfer.
De schade heeft kunnen ontstaan doordat in de plantvoor Mix 1 of Mix 2 in het wortelmilieu is gedoseerd terwijl gelijktijdig naast de plantrij op het maaiveld de meststof Sulfammo is gedoseerd waarvan is gebleken dat die ook borium bevat. Het is aannemelijk dat dit tezamen met de reeds in de bouwvoor aanwezige bodemvoorraad heeft geleid tot een concentratie borium, die schadelijk is voor de plant.
Het feit dat perceelgedeelten waar geen Mix 1 of Mix 2 is gedoseerd geen schade tonen bevestigt dat de toepassing van de combinatie Mix 1 of Mix 2 en Sulfammo tot schade aan jonge aardbeiplanten leidt.
(…)
Dat het teeltprobleem mede zijn oorzaak vindt of zou kunnen vinden in de kwaliteit van de gebruikte meststof Micro-Mix is niet waarschijnlijk en niet aannemelijk. Analyses van het product Micro-Mix tonen een concentratie van 0,3% en 0,34% borium. Het cijfer van 0,34% is weliswaar hoger dan de waarde van 0,3% volgens de productspecificatie, doch niet van dien aard dat daarmee het ontstane teeltprobleem en schade kan worden verklaard. Dat de producten Mix 1 en Mix 2 onvoldoende homogeen gemengd zijn geweest is niet waarschijnlijk. Ingeval er sprake zou zijn geweest van een onvoldoende homogene menging dan zou dat op de percelen tot een minder egaal schadebeeld hebben geleid. (…)
(…)
RAPO heeft na het ontstaan en zichtbaar worden van het teeltprobleem juist gehandeld door intensief te beregenen. Met de maatregel is bewerkstelligd dat voedingselementen waaronder het spoorelement borium zijn uitgespoeld. (…)
(…)
Antwoorden op gestelde vragen
Antwoord vraag 1 en vraag 2Het is aannemelijk dat de inzet van het product Mix 1 of Mix 2 in combinatie met de meststof Sulfammo tot een gewasreactie en schade heeft geleid.Een dosering van 75 kg Mix 1 per ha of 65 kg Mix 2 per ha heeft door het direct doseren in het wortelmilieu, tezamen met het naast de rij doseren van Sulfammo en met de bestaande bodemvoorraad tot een overmaat aan voedingselementen, met name borium, geleid.Beschikbare analyses van grond en gewas tonen in hoofdzaak een overmaat aan borium (B).
Of een dosering van sec Mix 1 of Mix 2 niet tot schade leidt maar uitsluitend in combinatie met Sulfammo wel, is niet duidelijk. Om daarover uitsluitsel te krijgen kan een gewasproef worden overwogen.
Er is geen aanwijzing dat de kwaliteit van de producten Micromix, Mix 1 en Mix 2 in het geding is.(…)
Antwoord vraag 11Er is een beperkt aantal bodemanalyses beschikbaar van vóór het groeiseizoen 2020. Een aantal analyses toont een wisselend gehalte aan borium en een hoog gehalte aan ijzer en fosfaat. (…)
(…)Antwoorden vraag 13, 14, 15 en 16(…)
Omdat thans niet duidelijk is of het doseren van sec 25 kg/ha Micro Mix resp. 15 kg/ha in de plantvoor tot schade leidt, kan de vraag of het advies juist is geweest niet bevestigend en niet ontkennend worden beantwoord. Een verder onderzoek (gewasproef) kan daar meer inzicht in geven.
(…)
Antwoord vraag 20
De inzet van de meststoffen na het planten is niet van invloed geweest op het ontstane teeltprobleem. Dat geldt ook voor toegepaste gewasbeschermingsmiddelen. Op de schadepercelen zijn dezelfde meststoffen gedoseerd als op perceelgedeelten waar geen schade is ontstaan.
(…)
Antwoord vraag 28Het is aannemelijk dat een overmaat aan nutriënten, in hoofdzaak het spoorelement borium, tot een gewasreactie en schade heeft geleid. Een analyse waaruit blijkt dat wortels van planten onderhevig zijn geweest aan een overmaat aan voedingselementen waaronder borium is niet beschikbaar.
Dat er een schade heeft kunnen ontstaan is niet zozeer te wijten aan de kwaliteit van de producten Micro-Mix, Mix 1 en Mix 2 maar als een gevolg van de wijze waarop de producten, mogelijk in samenhang met Sulfammo, zijn toegepast.
Dat de door [gedaagde in conventie 1] uitgevoerde proef geen schade toont laat zich niet verklaren. Het levert een onbevredigende situatie op. Om die reden kan een herhaling van de proef met zowel potgrond als met zandgrond worden overwogen tezamen met de meststof Sulfammo.
(…)”
  • Rapo heeft op 27 januari 2021 een nieuw voorlopig deskundigenonderzoek gevraagd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant om het boriumgehalte in Sulfammo te laten onderzoeken omdat zij bedenkingen had bij het eerdere onderzoek naar borium in Sulfammo door de onderzoeksbureaus Groen Agro Control en Lovap. Rapo heeft bij dat verzoek [gedaagde in conventie 1] , [gedaagde in conventie 2] en Timac betrokken.
  • Bij beschikking van 21 mei 2021 heeft de rechtbank een aanvullend onderzoek bevolen door [deskundige] .
  • De deskundige heeft op 16 juli 2021 in het bijzijn van [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] bij Timac een monster genomen van Sulfammo. Daarnaast heeft hij in het bijzijn van partijen een monster van Sulfammo uit gesloten 25 kg zakken bij Rapo genomen. De deskundige heeft beide monsters laten onderzoeken bij laboratoria in Gent en Kiel.
  • De deskundige concludeert in een aanvullend deskundigenrapport van 29 oktober 2021 onder meer:
Door Agrolab LUFA werd een gehalte gerapporteerd van < 5 mg/kg resp. 6,06 mg/kg (bijlage 6)
(…)Antwoorden op de in de beschikking gestelde vragen(…)
Vraag 3:(…)Antwoord:(…)Zoals gemeld staat op de 25 kg zakken geen productienummer of lotnummer vermeld. Daarmee is er formeel geen sluitend bewijs dat het onderzochte monstermateriaal afkomstig is van de productie met lotnummer 6175. Anderzijds geldt dat er geen reden is om te twijfelen aan de door Timac verstrekte informatie. Er is geen reden om te twijfelen aan de goede trouw. Dat geldt ook voor RAPO. Het is aannemelijk dat de teelt waarover de schade wordt gereclameerd is bemest met o.a. Sulfammo uit 25 kg zakken. Het is aannemelijk dat de voorraadbak op de plantmachine om redenen van praktische aard niet wordt gevuld met Sulfammo vanuit een big bag maar met product Sulfammo uit een 25 kg verpakking. (…)
(…)
De door beide laboratoria gemeten waarden borium zijn dermate laag dat dit niet van invloed is of kan zijn geweest op de kwaliteit van de teelt respectievelijk schade.(…)”
  • Van de factuur die [gedaagde in conventie 1] op 6 juni 2020 aan Rapo heeft gezonden voor onder meer de Mixen heeft [gedaagde in conventie 1] ondanks sommatie een bedrag van € 18.639,36 onbetaald gelaten.
  • Bij brief van 3 februari 2021 heeft de advocaat van Rapo de overeenkomst met [gedaagde in conventie 1] ter zake de bestelde Mixen namens Rapo ontbonden wegens wanprestatie van [gedaagde in conventie 1] .
  • Op de tussen Rapo en [gedaagde in conventie 1] gesloten overeenkomst tot levering van de Mixen zijn de algemene leveringsvoorwaarden van [gedaagde in conventie 1] van toepassing.
  • In artikel 5 van de toepasselijke algemene voorwaarden van [gedaagde in conventie 1] is een bepaling over garantie opgenomen waarin staat:
  • Ook heeft [gedaagde in conventie 1] in haar algemene voorwaarden exoneraties ten aanzien van de aansprakelijkheid voor schade opgenomen.

5.Het geschil

in de hoofdzaak

in conventie
5.1.
Rapo vordert (samengevat) dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht wordt verklaard dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] elk toerekenbaar tekort zijn geschoten jegens Rapo, althans onrechtmatig hebben gehandeld jegens Rapo vanwege de in het lichaam van de dagvaarding uiteengezette redenen;
II. [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] hoofdelijk worden veroordeeld de schade die Rapo heeft geleden en zal lijden als gevolg van de tekortkoming(en) althans onrechtmatige handeling(en) te vergoeden, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020;
III. [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de procedure, vermeerderd met de nakosten en wettelijke rente over de proceskosten.
5.2.
Rapo legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door haar geleden en nog te lijden schade aan de aardbeienplanten als gevolg van de overmatige borium door toepassing van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix of Mixen. Ten aanzien van [gedaagde in conventie 1] legt Rapo aan de vorderingen non-conformiteit, een tekortkoming in een garantieverbintenis, productaansprakelijkheid, een tekortkoming in de contractuele zorgplicht en onrechtmatige daad ten grondslag. Ten aanzien van [gedaagde in conventie 2] legt Rapo aan haar vorderingen een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, productaansprakelijkheid en onrechtmatige daad ten grondslag.
5.3.
[gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] voeren elk verweer tegen de vorderingen.
5.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
5.5.
[eiseres in reconventie] vordert dat Rapo bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 18.639,36 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de factuur en dat Rapo wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 962,29 met veroordeling van Rapo in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente. Klept legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Rapo tekort schiet in haar verplichting de factuur van 6 juni 2020 van € 18.639,36 - die ziet op de bestelde Mixen - te betalen.
5.6.
Rapo voert verweer.
5.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak 22-489( [eiseres vrijwaringszaak 1] / [gedaagde vrijwaringszaak 1] )
5.8.
[eiseres vrijwaringszaak 1] vordert (samengevat) dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde vrijwaringszaak 1] jegens [eiseres vrijwaringszaak 1] aansprakelijk is voor al haar schade als gevolg van de verwijten die Rapo aan [eiseres vrijwaringszaak 1] maakt, en dat [gedaagde vrijwaringszaak 1] wordt veroordeeld om aan haar te betalen al hetgeen waartoe [eiseres vrijwaringszaak 1] als gedaagde in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met inbegrip van rente en proceskosten, en veroordeling van [gedaagde vrijwaringszaak 1] in de kosten van de procedure. [eiseres vrijwaringszaak 1] stelt dat [gedaagde vrijwaringszaak 1] zich intensief heeft bemoeid met de teelt van Rapo in 2020 en dat een toewijzing van de vorderingen in de bodemprocedure te wijten is aan tekortschieten van [gedaagde vrijwaringszaak 1] in de nakoming van de met Rapo gesloten overeenkomst en hij daarmee ook onrechtmatig heeft gehandeld.
5.9.
[gedaagde vrijwaringszaak 1] voert verweer.
5.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak 22-521( [eiseres vrijwaringszaak 2] / [gedaagde vrijwaringszaak 2] )
5.11.
[eiseres vrijwaringszaak 2] vordert (samengevat) dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde vrijwaringszaak 2] jegens Rapo hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die Rapo stelt te hebben geleden bij de teelt van aardbei(vermeerderings)planten in het voorjaar van 2020 en dat [gedaagde vrijwaringszaak 2] in de onderlinge verhouding tussen [eiseres vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 2] wordt veroordeeld de schade geheel te vergoeden, vermeerderd met de proceskosten. [eiseres vrijwaringszaak 2] stelt dat de keuze om [eiseres vrijwaringszaak 2] Micro Mix toe te passen in de mate en op de wijze waarin is geschied en in combinatie met de overige producten door [gedaagde vrijwaringszaak 2] is geadviseerd, dan wel dat [gedaagde vrijwaringszaak 2] heeft nagelaten Rapo tegen die verkozen toepassing te waarschuwen.
5.12.
[gedaagde vrijwaringszaak 2] voert verweer.
5.13.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

in de hoofdzaak

in conventie
6.1.
Kern van het geschil is of [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] (al dan niet hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de door Rapo geleden schade aan aardbeienplanten die begin 2020 zijn geplant waarbij [gedaagde in conventie 2] Micro Mix is toegepast. Hierna zal (vanwege het chronologisch verloop) eerst worden beoordeeld of [gedaagde in conventie 2] aansprakelijk is en vervolgens of [gedaagde in conventie 1] aansprakelijk is.
ten aanzien van [gedaagde in conventie 2]
Contractuele aansprakelijkheid
6.2.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 2] op 20 januari 2020 een advies heeft gegeven over gebruik van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix waardoor er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en [gedaagde in conventie 2] daarin tekort is geschoten door een onjuist advies te geven. Rapo stelt dat [naam 3] voor gebruik van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix via de plantkouter een factor 7 en 30 kg per ha noemde, hetgeen een onjuiste dosering is. Daarnaast stelt Rapo dat [gedaagde in conventie 2] er door de gesprekken van 19 december 2019 en 20 januari 2020 van op de hoogte was dat Rapo de meststof bij de plantkouter aanbrengt.
6.3.
[gedaagde in conventie 2] betwist dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten omdat er volgens haar geen adviesgesprek is geweest. [gedaagde in conventie 2] betwist dat [naam 3] op 20 januari 2020 een dosering specifiek voor de situatie van Rapo heeft geadviseerd en [gedaagde in conventie 2] betwist er destijds van op de hoogte te zijn geweest dat Rapo meststoffen bij de plantkouter toepast. [gedaagde in conventie 2] voert aan dat zij wel adviseert als daar om wordt gevraagd maar dat bij een dergelijk advies een intensief traject volgt en daarvan in het onderhavige geval geen sprake is geweest.
6.4.
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat [naam 3] en [naam 4] het bedrijf Rapo op 19 december 2019 bezocht hebben omdat [gedaagde in conventie 2] graag wilde dat Rapo klant werd. Vast staat dat zij tijdens dat bezoek met [naam 1] en [naam 5] gesproken hebben over onder meer de meststoffen Vivifos en Trichoderma en er toen niet gesproken is over de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix. Vast staat ook dat [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] op 20 januari 2020 in een jaarlijks koffietafelgesprek met [naam 3] en [naam 6] aan hen heeft voorgelegd of de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix iets zou zijn voor Rapo. Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde in conventie 2] er door de gesprekken van 19 december 2019 en 20 januari 2020 van op de hoogte was dat Rapo de meststoffen aanbracht met een plantmachine in de kouter en of tijdens het gesprek van 20 januari 2020 van de zijde van [gedaagde in conventie 2] een dosering van 30 kg/ha is geadviseerd. Die discussie kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden worden gelaten. Zelfs als [gedaagde in conventie 2] er van op de hoogte was dat Rapo de meststoffen met een plantmachine in de plantkouter aanbracht en er tijdens het koffietafelgesprek een dosering van 30 kg/ha is genoemd, geldt dat niet gesproken kan worden van een advies en een overeenkomst van opdracht. Dit op grond van het navolgende.
6.5.
Als de stellingen van Rapo gevolgd worden, geldt dat [naam 3] in het gesprek van 20 januari 2020 enkel in zijn algemeenheid heeft aangegeven hoeveel [gedaagde in conventie 2] Micro Mix er nodig is voor toepassing in de plantkouter bij het planten van de aardbeienplanten. De toepassingswaarde die op de verpakking staat, is daarbij omgerekend naar toepassing op een klein stukje van de grond. Er is dan enkel een indicatie gegeven voor de dosering bij toepassing in de plantkouter waar Rapo aan dient te denken. Niet gesteld of gebleken is dat er behalve de gestelde wijze van toepassing (bij de wortel) gesproken is over de specifieke omstandigheden waaronder Rapo de planten zou kweken. Zo is er bijvoorbeeld niet gesproken over gebruik van andere meststoffen, dat er blends van zouden worden gemaakt en er was niets bekend over de bodemgesteldheid. Van een gerichte advisering van [gedaagde in conventie 2] specifiek op de situatie van Rapo was daarom in ieder geval geen sprake. [gedaagde in conventie 2] heeft ter zitting toegelicht dat zij een dergelijk advies wel kan geven, maar dat er dan veel meer onderzoek vereist is en dat er dan een schriftelijk advies volgt. Een dergelijk advies is in het geval van Rapo niet aan [gedaagde in conventie 2] gevraagd. Daarbij komt dat partijen het er over eens zijn dat aardbeienvermeerderingsteelt een ingewikkeld proces is en dat veel aspecten, waaronder een gebalanceerde bemesting, van belang zijn bij het maken van een goed teeltadvies. In dat licht bezien kan niet worden betoogd dat tijdens een jaarlijks terugkerend koffietafelgesprek tussen [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] en [gedaagde in conventie 2] , waarin niet alleen de situatie van Rapo aan de orde kwam, door [gedaagde in conventie 2] een specifiek en volledig advies is gegeven over toepassing van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix bij Rapo. [gedaagde in conventie 2] heeft hooguit enkel een toelichting gegeven op het product en de algemene toepassingsmogelijkheden en de dosering waaraan gedacht kan worden bij gebruik van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix bij toepassing met een plantmachine in de kouter en in de volle grond. In een dergelijke situatie mocht [gedaagde in conventie 2] ervan uitgaan dat [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] en/of Rapo met de gegeven informatie nader onderzoek zou doen om tot een gebalanceerd en op de specifieke situatie van Rapo toegesneden voedingsplan te komen. Dit betekent dat de vordering niet op grond van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst slaagt.
Productaansprakelijkheid
6.6.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 2] op grond van artikel 6:162 BW als producent aansprakelijk is omdat zij een product in het verkeer heeft gebracht dat bij normaal gebruik waarvoor het bestemd is schade heeft veroorzaakt. Rapo stelt dat er sprake is van een instructiegebrek omdat de dosering die gevraagd is aan [gedaagde in conventie 2] is opgevolgd, er zelfs een lagere dosering dan de voorgeschreven dosering van 30 kg/ha is gehanteerd en dat dit tot schade heeft geleid. Op [gedaagde in conventie 2] rust volgens Rapo een waarschuwingsplicht voor gevaren.
6.7.
[gedaagde in conventie 2] betwist dat zij producent is van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix en voert aan dat haar moedervennootschap De Ceuster Meststoffen NV de producent is en verkoopt aan een netwerk van ondernemingen. Daarnaast betwist [gedaagde in conventie 2] dat er sprake is van een gebrek omdat de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix voldoet aan de specificaties op het etiket op de verpakking. [gedaagde in conventie 2] voert aan dat er geen waarschuwingsplicht geldt omdat voor een professionele teler als Rapo het een feit van algemene bekendheid is dat een overmaat van een bestanddeel schadelijk kan zijn voor planten.
6.8.
Volgens vaste jurisprudentie handelt een producent onrechtmatig als bedoeld in artikel 6:162 BW door een product in het verkeer te brengen dat schade veroorzaakt bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was. Uit het arrest Du Pont/Hermans (ECLI:NL:HR:1996:ZC2221) volgt dat hierbij moet worden aangesloten bij het criterium voor gebrekkigheid in de wettelijke regeling over productaansprakelijkheid, dat wil zeggen dat een product gebrekkig is - en degene die het in het verkeer brengt onrechtmatig handelt - indien het product niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten (artikel 6:186 BW).
6.9.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan worden gelaten of [gedaagde in conventie 2] als producent te beschouwen is omdat de grondslag sowieso niet leidt tot aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie 2] . Zij overweegt als volgt. Er zijn volgens de deskundige geen aanwijzingen dat de kwaliteit van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix zelf gebrekkig is en dat is ook niet in geschil. Wel is in geschil of er sprake is van een instructiegebrek. Hoewel de deskundige concludeert dat de schade is ontstaan door een teveel aan borium is onvoldoende komen vast te staan dat het schadelijke gehalte alleen maar is ontstaan door de Micro-Mix. De deskundige geeft in het eerste rapport aan dat de vraag of de gebruikte dosering juist is geweest niet beantwoord kan worden en hij oordeelt enkel dat het aannemelijk is dat het teveel aan borium kwam door een combinatie van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix met Sulfammo en de bestaande bodemvoorraad. Verder heeft de deskundige geoordeeld dat zonder verder onderzoek (een gewasproef) niet kan worden vastgesteld dat de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix an sich ook de ontstane schade heeft kunnen veroorzaken. Later heeft de deskundige in het aanvullende rapport vastgesteld dat in Sulfammo niet of nauwelijks borium zit, maar daarmee kan niet geconcludeerd worden dat de oorzaak van de schade dus is gelegen in (enkel) de dosering van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix. Zoals hiervoor is overwogen kan ook de bodemvoorraad debet zijn aan de oorzaak en [gedaagde in conventie 2] voert aan dat andere omstandigheden, zoals de gebruikte middelen, van invloed kunnen zijn geweest op het ontstane schade.
6.10.
Ter zitting heeft Rapo aangevoerd dat, mocht dit punt voor de rechtbank nog onvoldoende duidelijk zijn, de deskundige hier nader op bevraagd zou kunnen worden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om de deskundige verder te bevragen over de gedoseerde [gedaagde in conventie 2] Micro Mix. Zelfs als zou komen vast te staan dat de schade alleen is ontstaan door de hoeveelheid [gedaagde in conventie 2] Micro Mix, dan nog kan niet worden gezegd dat dit aan [gedaagde in conventie 2] toegerekend kan worden. Niet (althans onvoldoende) betwist is namelijk dat [naam 3] en/of [naam 6] op 20 januari 2020 kenbaar hebben gemaakt geen ervaring te hebben met toepassing van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix bij aardbeienplanten in de volle grond in de plantkouter en zoals hiervoor is overwogen heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen sprake was van een specifiek voor Rapo toepasselijk doseeradvies. [gedaagde in conventie 2] heeft hooguit meegedacht met het doen van een omrekening en daarom enkel een indicatie gegeven van wat gebruikt kan worden zonder de specifieke teeltsituatie van Rapo in ogenschouw te nemen. De proef bij [gedaagde in conventie 1] waarbij de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix direct onder de wortels is toegepast met een dubbele dosering heeft ook niet geleid tot schade bij de planten. Onvoldoende betwist is namelijk dat de bij de proef waargenomen bruine randjes op het blad aanwezig waren bij alle planten en dus ook de planten die niet de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix toegediend hebben gekregen. Daaruit moet dan ook geconcludeerd worden dat er met de gedoseerde [gedaagde in conventie 2] Micro Mix zelf niets aan de hand is en dat het meedenken door [gedaagde in conventie 2] niet verkeerd was. Er was blijkbaar een verschil in omstandigheden tussen het toedienen in de kas en de omstandigheden op de percelen buiten bij Rapo, maar die omstandigheden liggen in de risicosfeer van Rapo en het had op de weg van Rapo gelegen om dat te onderzoeken en niet op de weg van [gedaagde in conventie 2] . Een waarschuwingsplicht rustte naar het oordeel van de rechtbank ook niet op [gedaagde in conventie 2] omdat er hooguit sprake is geweest van een oriënterend gesprek.
Onrechtmatige daad?
6.11.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 2] op grond van een onrechtmatige daad aansprakelijk is omdat zij een verkeerde dosering heeft doorgegeven. Door de onjuiste dosering heeft [gedaagde in conventie 2] volgens Rapo inbreuk gemaakt op haar eigendomsrecht en in strijd met de ongeschreven zorgvuldigheidsnormen gehandeld omdat er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting en [gedaagde in conventie 2] niet aan haar waarschuwingsplicht had voldaan.
6.12.
[gedaagde in conventie 2] betwist dat er een advies is verstrekt en voert aan dat het product bij juiste toepassing geen schade oplevert en dat van gevaarzetting van het product daarom geen sprake is. Ook betwist [gedaagde in conventie 2] dat zij een waarschuwingsplicht had omdat het voor Rapo als professionele teler van algemene bekendheid is dat overdosering van een bepaald bestanddeel, althans borium, schadelijk is voor planten.
6.13.
Op grond van artikel 6:162 lid 1 BW is degene die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, die aan hem kan worden toegerekend, verplicht om de schade die de ander als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, zo volgt uit artikel 6:162 lid 2 BW.
6.14.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie 2] omdat, zoals hiervoor is overwogen, [gedaagde in conventie 2] hooguit een indicatie voor een dosering heeft gegeven en uit het etiket op de verpakking van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix blijkt dat de dosering afhankelijk is van tal van factoren. Hierdoor is er van onrechtmatige gevaarzetting door [gedaagde in conventie 2] geen sprake en valt niet in te zien dat [gedaagde in conventie 2] een waarschuwingsplicht had. [gedaagde in conventie 2] was niet op de hoogte van alle omstandigheden van Rapo’s teelt en hoefde daar in de gegeven situatie ook niet naar te vragen.
6.15.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen jegens [gedaagde in conventie 2] geheel worden afgewezen. Wat verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
Proceskosten
6.16.
Rapo zal jegens [gedaagde in conventie 2] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie 2] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.196,00(2 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 1.872,00
6.17.
De door [gedaagde in conventie 2] gevorderde nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
ten aanzien van [gedaagde in conventie 1]
Klachtplicht
6.18.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde in conventie 1] is dat Rapo niet aan de klachtplicht heeft voldaan. Rapo betwist dat zij [gedaagde in conventie 1] niet voldoende tijdig op de hoogte heeft gebracht van de schade.
6.19.
Artikel 7:23 lid 1 BW bepaalt dat de koper (in dit geval Rapo) er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is geleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper (in dit geval [gedaagde in conventie 1] ) niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Dit artikel is specifiek bedoeld voor de koopovereenkomst en heeft dezelfde strekking als artikel 6:89 BW voor verbintenissen in algemene zin heeft.
6.20.
Volgens vaste rechtspraak is het in een situatie zoals hier aan de orde, waarin de verkoper een beroep doet op artikel 6:89 BW en/of artikel 7:23 BW, aan de koper om gemotiveerd te stellen en zo nodig te bewijzen dat, en op welk moment er is geklaagd. Vervolgens rusten de stelplicht en bewijslast inzake feiten die een beroep op 6:89 BW en/of artikel 7:23 BW kunnen dragen, op de verkoper. Daarbij gaat het niet alleen om het tijdsverloop zelf, dat wel een belangrijk gezichtspunt is, maar om alle feiten en omstandigheden van het geval. Met name is relevant of de verkoper door het tijdsverloop in zijn belangen is geschaad.
6.21.
Rapo stelt dat zij eind april 2020 bij [gedaagde in conventie 1] heeft geklaagd over schade aan de aardbeienplanten, hetgeen [gedaagde in conventie 1] niet betwist. [gedaagde in conventie 1] stelt dat Rapo al eerder bekend was met de schade en er door het pas te melden op 29 april 2020 geen tijdige schadebeperkende maatregelen getroffen werden. Dat Rapo al lange tijd bekend was met schade is door [gedaagde in conventie 1] echter onvoldoende onderbouwd en ter zitting heeft Rapo onweersproken verklaard in april 2020 na het afhalen van de folie gezien te hebben dat de oude bladeren van de planten bruin paars waren. De e-mail van Rapo aan [gedaagde in conventie 1] van 29 april 2020 waarin staat “Wij hebben lang gewacht met bellen” is onvoldoende om ervan uit te gaan dat Rapo te lang heeft stilgezeten. Aan Rapo mag ook enige tijd gegund worden om te onderzoeken wat de oorzaak is van de schade omdat haar dat niet direct duidelijk was. Het argument van [gedaagde in conventie 1] dat Rapo na het constateren van de schade niet direct heeft beregend en daardoor onvoldoende tijdig schadebeperkende maatregelen heeft genomen gaat niet op omdat Rapo eerst mocht onderzoeken wat de oorzaak was. De deskundige oordeelt bovendien ook dat Rapo voldoende schadebeperkende maatregelen heeft genomen. Het beroep van [gedaagde in conventie 1] op het niet voldoen aan de klachtplicht gaat dan ook niet op.
Non-conformiteit?
6.22.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 1] op grond van non-conformiteit aansprakelijk is omdat zij een product geleverd heeft dat niet de eigenschappen bezit die Rapo als koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Volgens Rapo heeft [gedaagde in conventie 1] de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix verkocht in de verhouding en het gebruiksvoorschrift die [gedaagde in conventie 1] veilig/geschikt heeft verklaard, namelijk 25 kg respectievelijk 15 kg per ha, en heeft die schade toegebracht waardoor [gedaagde in conventie 1] tekort geschoten is in het leveren van een product dat aan de overeenkomst beantwoord.
6.23.
[gedaagde in conventie 1] betwist dat er sprake is van non-conformiteit en voert aan dat de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix en de andere twee onderdelen van de Mixen voldoen aan de specificaties en het mengen op een juiste wijze is uitgevoerd. Verder voert [gedaagde in conventie 1] aan dat Rapo bekend was met borium in de Mixen en Rapo als enige bekend was met alle omstandigheden waaronder de teelt in 2020 zou gaan plaatsvinden. Volgens [gedaagde in conventie 1] heeft zij niets veilig/geschikt verklaard en geen verhoudingen aangepast of daarover geadviseerd.
6.24.
In artikel 7:17 lid 2 BW is bepaald dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt als deze, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
6.25.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie 1] de Mixen heeft geleverd conform de wensen van Rapo. Rapo heeft de gewenste samenstelling van de Mixen vooraf duidelijk doorgegeven aan [gedaagde in conventie 1] . Deze samenstelling kwam niet uit de koker van [gedaagde in conventie 1] . Vast staat ook dat de Mixen bij twee andere telers ( [bedrijf 3] en Plantenkwekerij [bedrijf 4] ) zijn toegepast en daar geen schade hebben veroorzaakt. Ook de deskundige zegt in het eerste rapport dat er met de Mixen zelf en ook het mengen niets mis is. Ook kan, anders dan Rapo stelt, uit de rapporten van de deskundige niet worden geconcludeerd dat de oorzaak is gelegen in (enkel) de dosering van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix en de rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen daarover reeds onder 6.9 en 6.10 is overwogen. Rapo beroept zich op geruststellende mededelingen van [gedaagde in conventie 1] na het doen van de proef in de klimaatcel waarbij door [gedaagde in conventie 1] zou zijn gezegd dat het voorspoedig gaat en stelt dat het bruine randje dat zichtbaar was zag op een tekort aan voeding. [gedaagde in conventie 1] betwist echter stellig medegedeeld te hebben dat het bruine randje komt door een tekort aan voeding en bij gebreke van een onderbouwing hiervan door Rapo gaat de rechtbank aan deze stelling van Rapo voorbij. Ten aanzien van de proef was Rapo het er met [gedaagde in conventie 1] over eens dat het er goed uitzag en onvoldoende betwist is dat het bruine randje ook bij de niet behandelde planten zichtbaar was. Van onjuiste mededelingen is daarom geen sprake. Rapo stelt nog dat de enige verklaring voor het feit dat er bij de proef een gunstig resultaat is bereikt, lijkt te zijn ingegeven door het op een andere manier uitvoeren van de proef (en niet het toepassen van 3,75 gram [gedaagde in conventie 2] Micro Mix), maar dit is door Rapo op geen enkele wijze onderbouwd waardoor er geen aanleiding is hiervan uit te gaan. Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de Mixen de eigenschappen bezitten die voor normaal gebruik nodig zijn.
Tekortkoming in een garantieverbintenis?
6.26.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 1] garantiemededelingen heeft gedaan door de Mixen te mengen, de doseringen als geschikt te achten, aan te prijzen en te testen en mede te delen dat de uitslagen uitstekend zijn. [gedaagde in conventie 1] betwist dat van garantiemededelingen sprake is omdat zij enkel uit serviceoogpunt en op verzoek van Rapo heeft aangeboden een (kleine) proef te doen in haar klimaatcel en zij betwist de Mixen te hebben aangeprezen.
6.27.
De rechtbank overweegt dat er door de afspraak om, voorafgaand aan de koop van de Mixen, een proef uit te voeren een gemengde overeenkomst is ontstaan, namelijk een overeenkomst van opdracht en een overeenkomst van koop. Met de proef is zoveel mogelijk de situatie van Rapo nagebootst om de veiligheid van het product te testen. Rapo was echter op de hoogte van de verschillen die aanwezig waren tussen de situatie bij [gedaagde in conventie 1] en haar eigen teeltsituatie. In ieder geval betrof het bij [gedaagde in conventie 1] een proef met potgrond en geen zandgrond dat volgens Rapo minder doorlaatbaar is. Hierdoor wisten partijen dat er niet 1-op-1 sprake was van dezelfde situatie (qua bodem en andere middelen) met eenzelfde resultaat. Op grond van het voorgaande kan dan ook niet geconcludeerd worden dat er sprake is van een door [gedaagde in conventie 1] verstrekte garantie dat op de percelen Rapo dezelfde resultaten zouden worden geboekt. Anders dan Rapo stelt, kan uit de rapporten van de deskundige niet worden geconcludeerd dat (enkel) de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix de oorzaak is van de schade en dat verhoudt zich ook niet met de constatering van zowel Rapo als [gedaagde in conventie 1] dat de proef geslaagd was. De planten vertoonden, onder toediening van een extremere hoeveelheid [gedaagde in conventie 2] Micro Mix immers niet de schade zoals die later bij Rapo is ontstaan. Om die reden gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van Rapo dat het op de weg van [gedaagde in conventie 1] ligt om te onderbouwen dat zij haar werk bij de proef wel goed heeft gedaan. Conclusie van het voorgaande is dat er geen sprake is van een garantiemededeling.
6.28.
Rapo verwijst naar artikel 5 van de algemene voorwaarden van [gedaagde in conventie 1] en stelt dat [gedaagde in conventie 1] daarin garandeert dat alle door haar geleverde producten aan de gebruikelijke eisen voldoen die daar op het moment van levering redelijkerwijs aan gesteld kunnen worden en waarvoor de producten bij normaal gebruik voor bestemd zijn. Uit hetgeen eerder is overwogen, blijkt echter dat de door [gedaagde in conventie 1] geleverde Mixen aan de gebruikelijke eisen voldoen op het moment van levering en garantie voor groeistoornissen is in artikel 5 sub b van de algemene voorwaarden uitgezonderd. Dit betekent dat hetgeen na levering met het product gebeurt niet aan [gedaagde in conventie 1] kan worden toegerekend. Rapo komt daarom geen beroep op een garantie op grond van de algemene voorwaarden toe.
Productaansprakelijk?
6.29.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 1] als producent aansprakelijk is omdat [gedaagde in conventie 1] de voorgeschreven dosering onveranderd heeft gelaten en het gebrekkige product deel is gaan uitmaken van het nieuwe door [gedaagde in conventie 1] samengestelde product. [gedaagde in conventie 1] betwist dat zij producent is omdat Rapo zelf de bedenker is van de Mixen en [gedaagde in conventie 1] betwist dat zij instructies of adviezen heeft gegeven over het gebruik van de Mixen.
6.30.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen onder 6.8 tot en met 6.10 is overwogen ten aanzien van [gedaagde in conventie 2] ook geldt voor [gedaagde in conventie 1] waardoor deze grondslag ook jegens [gedaagde in conventie 1] niet opgaat.
Tekortkoming in contractuele zorgplicht?
6.31.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 1] tekort geschoten is in de nakoming van haar zorgplicht op grond van de overeenkomst. Dit omdat van [gedaagde in conventie 1] verwacht mocht worden dat zij Rapo had geadviseerd om de Mixen bij Rapo zelf nog te testen alvorens deze grootschalig in te zetten. Ook stelt Rapo dat [gedaagde in conventie 1] tijdens de proefopzet gevraagd is of er sprake is van verbranding en [gedaagde in conventie 1] hier afwijzend op heeft gereageerd.
6.32.
[gedaagde in conventie 1] betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen omdat de proef goed was verlopen en er bij twee andere telers geen schade was ontstaan.
6.33.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde in conventie 1] op grond van artikel 7:401 BW de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen en dit enkel ziet op de wijze van het uitvoeren van de proef en daarover een advies te geven. Zoals eerder is overwogen, is de proef in de klimaatcel naar tevredenheid van zowel Rapo als [gedaagde in conventie 1] uitgevoerd. Onvoldoende betwist is dat de bruine randjes bij alle aardbeienplanten aanwezig waren (ook bij de planten waarbij de Mix niet was toegepast), zodat [gedaagde in conventie 1] geen aanleiding had te veronderstellen dat het bruine randje werd veroorzaakt door de Mix. Verder onderzoek had ook niet van [gedaagde in conventie 1] verwacht mogen worden omdat [gedaagde in conventie 1] de proef belangeloos deed. Rapo was er zelf ook van op de hoogte dat het geen 1-op-1 vergelijkbare situatie als bij haar was. [gedaagde in conventie 1] was enkel op de hoogte van toepassing bij de wortel en kreeg van Rapo het plantmateriaal aangeleverd. Ook was de proef enkel gedaan om te kijken of het product veilig was, hetgeen volgens beide partijen zo was. Van [gedaagde in conventie 1] kon dus niet verwacht worden dat zij meer of anders zou hebben gehandeld en bijvoorbeeld Rapo had geadviseerd om de Mixen zelf nog te testen alvorens deze grootschalig in te zetten of te waarschuwen voor gevaren op het moment dat de Mix zou worden gecombineerd met andere producten. Er is ook geen adviestraject bij [gedaagde in conventie 1] gevolgd, zoals wel mogelijk is waarbij dan ook grondmonsters worden genomen. Dit betekent dat het beroep op een tekortkoming van [gedaagde in conventie 1] in een contractuele zorgplicht niet opgaat.
Onrechtmatige daad?
6.34.
Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 1] (los van de koopovereenkomst) aansprakelijk is omdat [gedaagde in conventie 1] een zelfstandige zorgplicht heeft en zij die heeft geschonden. Zij stelt dat [gedaagde in conventie 1] onzorgvuldig is geweest door een proef te doen met de Mix onder omstandigheden en op een wijze die in het geheel niet te vergelijken is met de situatie van Rapo. Rapo stelt dat [gedaagde in conventie 1] hierdoor gevaarzetting valt te verwijten.
6.35.
[gedaagde in conventie 1] betwist onrechtmatig te hebben gehandeld en voert aan dat de proef goed is verlopen, er met de Mixen niets mis was en zij geleverd heeft wat is gevraagd. Verder voert [gedaagde in conventie 1] aan dat zij geen reden had om voor gevaren te waarschuwen omdat het een eigen experiment van Rapo was en dat als Rapo een exact vergelijkbare proef had gewild zij een dergelijke proef dan op haar verschillende percelen had moeten uitzetten.
6.36.
De rechtbank is zoals eerder is overwogen van oordeel dat Rapo wist dat de omstandigheden waaronder de proef werd uitgevoerd bij [gedaagde in conventie 1] anders waren dan de situatie op haar perceel waardoor het niet aan [gedaagde in conventie 1] is te wijten dat er later bij Rapo schade is ontstaan. Het had op de weg van Rapo gelegen om na de proef bij [gedaagde in conventie 1] zelf eerst op haar eigen perceel een proef te doen met de Mixen om te kijken hoe een en ander zou uitpakken. Rapo heeft dat niet gedaan en heeft de Mixen direct gebruikt op 77,5 ha. Het door Rapo gedane beroep op schending van de waarschuwingsplicht door [gedaagde in conventie 1] gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op omdat de proef enkel een nabootsing was en [gedaagde in conventie 1] niet op de hoogte was van alle omstandigheden van Rapo’s teelt. Zoals eerder is overwogen was het een experiment van Rapo en nu Rapo een professionele partij is, mocht [gedaagde in conventie 1] ervan uitgaan dat Rapo bekend was met alle omstandigheden en eventuele risico’s. Daar komt bij dat [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] nog wel heeft geadviseerd aan Rapo om de Mix eerst te testen op een klein stukje van haar perceel maar dat Rapo ervoor heeft gekozen het product meteen volop toe te passen. Rapo heeft daarmee zelf welbewust het risico genomen dat de Mix in haar specifieke situatie anders uit zou pakken dan tijdens de proef bij [gedaagde in conventie 1] . Dit kan [gedaagde in conventie 1] niet worden tegengeworpen. Dat Rapo zelf ook nog niet zeker wist of de Mix een gewenst resultaat zou laten zien, blijkt ook wel uit het feit dat Rapo zelf aangeeft in haar e-mail aan [gedaagde in conventie 1] van 20 januari 2020 dat het iets is wat ze zelf verzonnen heeft en dat Rapo nog niet weet niet of het wel of niet gaat werken.
6.37.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen jegens [gedaagde in conventie 1] worden afgewezen. Wat verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
Conclusie [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1]
6.38.
Hoewel het onbevredigend is dat onduidelijk is hoe het hoge gehalte aan borium en daarmee de schade aan de planten van Rapo exact heeft kunnen ontstaan, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de omstandigheden die daartoe hebben geleid in ieder geval buiten de invloedsfeer van [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] hebben gelegen. Het is Rapo geweest die op basis van een gesprek waarin hooguit een indicatie van de dosering is gegeven, over is gegaan tot het bestellen van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix. Wie de exacte samenstelling heeft bedacht is daarbij irrelevant voor deze procedure nu niet is gesteld en ook niet is gebleken dat dit [gedaagde in conventie 2] of [gedaagde in conventie 1] is geweest. Rapo heeft de Mixen besteld zonder een uitgebreid onderzoek te (laten) doen naar de toepassing van de [gedaagde in conventie 2] Micro Mix in de specifieke situatie van Rapo en dat heeft er toe geleid dat er schade heeft kunnen ontstaan. Vast staat namelijk dat er geen onderzoeksresultaten bekend waren van de effecten van de Mixen bij de specifieke werkwijze van Rapo. Rapo heeft er desondanks voor gekozen om zonder een gedegen onderzoek de Mixen meteen op 20 percelen van totaal 77,5 ha toe te passen. Dit behoort in de risicosfeer van Rapo te blijven. Rapo heeft een risico genomen dat helaas niet goed heeft uitgepakt. Dit valt [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] op geen enkele manier te verwijten.
Proceskosten
6.39.
Rapo zal jegens [gedaagde in conventie 1] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie 1] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.196,00(2 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 1.872,00
6.40.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
in reconventie
6.41.
[eiseres in reconventie] vordert betaling van een bedrag van € 18.639,36 dat ziet op de onbetaalde Mixen. Rapo betwist dat bedrag verschuldigd te zijn wegens de ingeroepen ontbinding van de koopovereenkomst wegens tekortkomingen. Rapo noemt de tekortkomingen: levering van een gebrekkig product, schending van garantiemededelingen en schending van de contractuele zorgplicht. Zoals in conventie is overwogen, is van die tekortkomingen geen sprake. Dit betekent dat er geen grond is voor Rapo om de koopovereenkomst te ontbinden en er geen ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan.
6.42.
Rapo beroept zich daarnaast op opschorting en verrekening, maar nu er geen aansprakelijkheid is van [eiseres in reconventie] voor schade zijn dat geen valide redenen om de factuur onbetaald te laten. De vordering tot betaling van het bedrag van € 18.639,36 zal dan ook worden toegewezen.
6.43.
De door [eiseres in reconventie] gevorderde wettelijke handelsrente op grond van artikel 14 van de algemene voorwaarden is vanaf de daarin vermelde verzuimdatum van 30 dagen na de factuurdatum, zijnde 7 juli 2020, toewijsbaar. Rapo voert aan dat de vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente op grond van de algemene voorwaarden in de gegeven omstandigheden moet stranden, maar dat is verder niet toegelicht en bij gebreke van een onderbouwing gaat de rechtbank daarom aan dat verweer voorbij.
6.44.
[eiseres in reconventie] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat [eiseres in reconventie] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat door haar buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dit is overigens ook niet door Rapo betwist. De rechtbank zal een bedrag van € 961,39 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen, zijnde het wettelijk tarief op basis van de toegewezen hoofdsom.
6.45.
Rapo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat de rechtbank aanleiding ziet om het salaris voor de mondelinge behandeling te halveren tot een half punt gezien het beperkte debat daarover ter zitting. De kosten aan de zijde van [eiseres in reconventie] worden begroot op € 897,00 (1,5 punt x € 598,00).
6.46.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
in de beide vrijwaringszaken
6.47.
De afwijzing van de vorderingen in de hoofdzaak leidt tot afwijzing van de vorderingen in de vrijwaringszaken. Er is immers niets waartoe [eiseres vrijwaringszaak 1] en [eiseres vrijwaringszaak 2] in de hoofdzaak worden veroordeeld.
6.48.
[eiseres vrijwaringszaak 1] en [eiseres vrijwaringszaak 2] zullen elk als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld in de vrijwaringszaken. Vanwege de onderlinge samenhang tussen de hoofdzaak en elk van de vrijwaringszaken zal het salaris worden gematigd tot een half punt per proceshandeling. De kosten aan de zijde van [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] worden voor [eiseres vrijwaringszaak 1] en [eiseres vrijwaringszaak 2] elk begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
598,00(2,0 punten × 0,5 × tarief € 598,00)
Totaal € 912,00
6.49.
De door [gedaagde vrijwaringszaken 1 en 2] gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

7.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
ten aanzien van [gedaagde in conventie 2]
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Rapo in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie 2] tot op heden begroot op € 1.872,00,
7.3.
veroordeelt Rapo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 173,00 aan salaris advocaat,
  • te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Rapo niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
7.4.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
ten aanzien van [gedaagde in conventie 1]
in conventie
7.5.
wijst de vorderingen af,
7.6.
veroordeelt Rapo in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie 1] tot op heden begroot op € 1.872,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
7.7.
veroordeelt Rapo om aan [eiseres in reconventie] te betalen een bedrag van € 18.639,36 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 7 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
7.8.
veroordeelt Rapo om aan [eiseres in reconventie] te betalen een bedrag van € 961,39 aan buitengerechtelijke kosten,
7.9.
veroordeelt Rapo in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in reconventie] tot op heden begroot op € 897,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie (ten aanzien van [gedaagde in conventie 1] )
7.10.
veroordeelt Rapo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 271,00 aan salaris advocaat,
  • te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Rapo niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
  • te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.11.
verklaart dit vonnis in deze zaak (in conventie en in reconventie) wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
in de vrijwaringszaak 22-489( [eiseres vrijwaringszaak 1] / [gedaagde vrijwaringszaak 1] )
7.12.
wijst de vorderingen af,
7.13.
veroordeelt [eiseres vrijwaringszaak 1] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde vrijwaringszaak 1] tot op heden begroot op € 912,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.14.
veroordeelt [eiseres vrijwaringszaak 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 163,00 aan salaris advocaat,
  • te vermeerderen met € 85,00, onder de voorwaarde dat [eiseres vrijwaringszaak 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
  • te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.15.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in de vrijwaringszaak 22-521( [eiseres vrijwaringszaak 2] / [gedaagde vrijwaringszaak 2] )
7.16.
wijst de vorderingen af;
7.17.
veroordeelt [eiseres vrijwaringszaak 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde vrijwaringszaak 2] tot op heden begroot op € 912,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.18.
veroordeelt [eiseres vrijwaringszaak 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 163,00 aan salaris advocaat,
  • te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiseres vrijwaringszaak 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
  • te vermeerderen met de met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.19.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens, mr. Stoof en mr. Pistorius en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.