In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding tussen een man en een vrouw, die op [datum] te [plaats] (Turkije) met elkaar gehuwd zijn. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Leenders, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Kocabas, hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een ouderschapsplan en de alimentatieverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het verzoek tot echtscheiding, aangezien beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De rechtbank heeft de echtscheiding toegewezen en bepaald dat de minderjarige, geboren op [geboortedag] 2007, zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft. De man is verplicht om een bijdrage van € 460 per maand te betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en een partnerbijdrage van € 658 per maand aan de vrouw. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw de huurster van de echtelijke woning zal zijn. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om het ouderschapsplan te bekrachtigen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn stellingen over de draagkracht en de financiële situatie. De rechtbank heeft de man ook verplicht om inzicht te geven in zijn financiële situatie, maar heeft geen aanleiding gezien om hem in de gelegenheid te stellen om aanvullende stukken in te dienen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.