Uitspraak
[belanghebbende01],
2.
[belanghebbende02],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst. De eiser, [eiser01] V.O.F., heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd vanwege een huurachterstand van meer dan tien maanden. De huurovereenkomst betreft een woning die door [eiser01] wordt verhuurd aan [belanghebbenden01], die in deze procedure worden vertegenwoordigd door ZEKER Financiële Zorgverlening BV als bewindvoerder. De huurachterstand is opgelopen tot € 17.281,59, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat deze achterstand niet is betwist door de gedaagden.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, gezien de aanzienlijke huurachterstand. Echter, rekening houdend met het belang van de twee minderjarige kinderen die in de woning verblijven, heeft de kantonrechter besloten om een ruimere ontruimingstermijn van twee maanden na betekening van het vonnis te bepalen. Dit is in lijn met artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat het belang van minderjarigen vooropstelt bij dergelijke beslissingen.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser01] toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak om zowel de rechten van de verhuurder als de belangen van de minderjarige kinderen in overweging te nemen bij de beslissing over ontruiming.