ECLI:NL:RBZWB:2023:5046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
21/486
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de legaliteit van de 4-uursfunctie in de bezoekersapp

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2023, wordt het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 16 december 2020 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. De rechtbank behandelt het beroep dat op 5 juli 2023 ter zitting is behandeld, waarbij de belanghebbende werd bijgestaan door een gemachtigde van de Rechtswinkel Tilburg.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De belanghebbende had op 26 oktober 2020, omstreeks 15:10 uur, zijn auto geparkeerd op een parkeerplaats waar een 4-uursfunctie actief was in de bezoekersapp. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende niet op de hoogte was van deze functie en dat hij na de automatische afmelding in de app opnieuw had betaald voor de resterende parkeerduur. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet heeft aangetoond dat er een wettelijke basis is voor de werking van de 4-uursfunctie, wat in strijd is met het legaliteitsbeginsel.

De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag en kent de belanghebbende een proceskostenvergoeding toe van € 847,20. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en rechtszekerheid in de heffing van parkeerbelastingen, en dat de gemeente Tilburg niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de geldigheid van de 4-uursfunctie in de bezoekersapp. De belanghebbende krijgt ook het griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/486

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde], verbonden aan Rechtswinkel Tilburg),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 december 2020.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende bijgestaan door [naam] (verbonden aan Rechtswinkel Tilburg) en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar]. Ter zitting is een formulier proceskosten overgelegd. Dit formulier wordt aan deze uitspraak gehecht.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag ten onrechte aan belanghebbende opgelegd. Na opsomming van de feiten legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Op 26 oktober 2020, omstreeks 15:10 uur, stond belanghebbendes auto, een [automerk], met kenteken [kenteken], geparkeerd op een parkeerplaats in de [locatie] te [plaats]. Tijdens een controle met een scanauto op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan.
3.1.
Naar aanleiding van de in 3 bedoelde constatering, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 56,20, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,20 en kosten naheffing van € 54,00.
3.2.
In het gebied was ten tijde van het parkeren een functie actief in de bezoekersrapp die erin resulteerde dat de parkeeractie na een parkeerduur van vier uren automatisch werd beëindigd (de 4uursfunctie).

Overwegingen

4. De [locatie] te [plaats] is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
4.1.
Belanghebbende bestrijdt niet dat sprake is geweest van het in 3 bedoelde parkeren en dat op het moment van de controle zijn eerder opgestarte parkeeractie was gestopt.
4.2.
Belanghebbende voert aan dat hij op 26 oktober 2020 vanaf 10:23 uur heeft betaald voor het parkeren van zijn auto via aanmelding in de bezoekersapp van de vergunninghouder bij wie hij op bezoek was. Belanghebbende stelt dat hij niet op de hoogte was van de 4-uursfunctie. Belanghebbende meent dat het risico dat bezoekers onbetaald geparkeerd staan op een fiscale parkeerplaats onnodig wordt verhoogd door de
4uursfunctie. Belanghebbende stelt dat dat hij, nadat hij om 17:11 uur de geautomatiseerde afmelding in de bezoekersapp ontdekte, de auto opnieuw heeft aangemeld in de bezoekersapp en wederom heeft betaald voor de resterende duur van zijn bezoek. Verder wijst belanghebbende op de omstandigheid dat de 4uursfunctie per 1 januari 2021 is vervallen.
4.3.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting gesteld dat de 4uursfunctie (i) is gebaseerd op vaststaand beleid van de gemeente Tilburg en (ii) kenbaar is gemaakt in een bijlage bij de verstrekking van de bezoekersregeling die, op aanvraag van de vergunninghouder ten behoeve van bezoekers, wordt verstrekt.
4.4.
Uit de gedingstukken blijkt dat de automatische afmelding in de bezoekersapp, is ingesteld om bezoekers te behoeden voor een onnodig langere aanmelding dan de parkeerduur. Volgens de parkeerverordening en het aanwijzingsbesluit van de gemeente Tilburg geldt geen limiet aan de parkeerduur voor de [locatie].
4.5.
Artikel 1 onder n van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2020 (de Verordening) van de gemeente Tilburg luidt (voor zover van belang):
“Artikel 1 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
…..
n. bezoekersApp: een parkeerrecht bestaande uit een digitale aanmelding van een kenteken in de centrale computer dat is verkregen via de 'BezoekersApp';”
4.6.
De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken, en de heffingsambtenaar heeft daarom ook niet aannemelijk gemaakt, dat er een wettelijke basis [2] is voor de werking van de 4uursfunctie in de bezoekersapp. De uitdraai van de heffingsambtenaar van de website van de gemeente [3] kan niet worden aangemerkt als een bewijsmiddel van het bestaan van voldoende wettelijk basis. Het is bovendien een print van onbekende bron, onbekende datum en onbekende tijd. De werking van de software is daarom naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het legaliteitsbeginsel.
4.7.
Ook de stelling van de heffingsambtenaar dat de vergunninghouder bij het verstrekken van de bezoekersregeling de bijbehorende voorwaarden uitgereikt heeft gekregen acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Van het verstrekken daarvan is geen bewijs overgelegd. En al zouden voorwaarden zijn overgelegd, dan kan dit het gebrek ten aanzien van het legaliteitsbeginsel niet compenseren.
4.8.
Voor zover de heffingsambtenaar met zijn uitingen ter zitting heeft bedoeld een bewijsaanbod te doen wijst de rechtbank dat aanbod af. De heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat er feiten en omstandigheden zijn die maken dat hij de gewenste stukken redelijkerwijs niet eerder had kunnen inbrengen.
4.9.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de heffingsambtenaar dat het procesverloop meebrengt dat hij in zijn procespositie is geschaad. Anders dan de heffingsambtenaar bepleit is er geen rechtsregel die voorschrijft dat de rechtbank (één van de) partijen moet wijzen op een mogelijk hiaat in de bewijsvoering.
4.10.
Gelet op bovenstaande overwegingen oordeelt de rechtbank dat de naheffingsaanslag is strijd met de gemeentelijke regelgeving is opgelegd. Belanghebbendes beroep is daarom gegrond.
Vergoeding van proceskosten
4.11.
Omdat het beroep gegrond is heeft belanghebbende in beginsel recht op vergoeding van zijn proceskosten. Belanghebbende heeft ter zitting verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.
4.12.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat een proceskostenveroordeling op basis van tussen de gemeente Tilburg en de gemachtigde van belanghebbende gemaakte afspraken achterwege moet blijven.
4.13.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende in de bezwaarfase niet heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Dit betekent dat een vergoeding van belanghebbendes proceskosten zich beperkt tot de beroepsfase. [4] Niet in geschil is dat belanghebbende ter zitting is bijgestaan door een professioneel bijstandverlener [5] in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. [6] Naar het oordeel van de rechtbank kan de niet onderbouwde stelling van de heffingsambtenaar inhoudende dat over proceskosten afspraken zijn gemaakt met gemachtigde tegenover de betwisting ervan door de wederpartij niet het oordeel dragen dat een proceskostenveroordeling achterwege moet blijven. De stelling van de heffingsambtenaar kan daarom niet worden gevolgd. Belanghebbende heeft recht op een proceskostenvergoeding voor de kosten in beroep. De hoogte van de kosten is door de heffingsambtenaar niet betwist.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag wordt vernietigd. Belanghebbende krijgt ook het griffierecht terug.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt belanghebbende een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding bedraagt € 847,20. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- Een vergoeding voor de kosten voor beroepsmatige bijstand in de beroepsfase van € 837, omdat de gemachtigde van belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (beide 1 punt met een waarde van € 837 en wegingsfactor 0,5 voor het gewicht van de zaak). De wegingsfactor is bepaald op 0,5 gelet op het voorwerp van de zaak (parkeerbelasting) en het richtsnoer van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2021. [7]
- Een reiskostenvergoeding van € 10,20.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 847,20 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier op 17 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Hoger beroep moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2020 van de gemeente Tilburg 2020 (de Verordening) gelezen in samenhang met het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2019-2 (het Aanwijzingsbesluit).
2.De Verordening en het daarop gebaseerde Aanwijzingsbesluit.
3.Bijlage 9 van het verweerschrift.
4.Artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Vgl. Hoge Raad van 16 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2770.
6.Artikel 1 onder a van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
7.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, onderdeel 1.2.3.d.