ECLI:NL:RBZWB:2023:5055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende herziening uitkering Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023, wordt het verzoek van verzoekers om veroordeling van het Werkplein in de proceskosten beoordeeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.H. Steenbergen, hebben hun beroep ingetrokken tegen het besluit van het Werkplein van 6 april 2023, waarin hun bezwaar tegen een eerder besluit van 1 december 2022 ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit herzag het recht van verzoekers op een uitkering op grond van de Participatiewet over de periode van 9 maart 2016 tot en met 31 mei 2019. De intrekking van het beroep volgde nadat het Werkplein op 3 mei 2023 had besloten om niet over te gaan tot terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkering.

De rechtbank heeft het Werkplein de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het Werkplein gaf aan dat het zich niet kon vinden in het verzoek, omdat het besluit van 6 april 2023 niet was ingetrokken en de herziening van de uitkering in stand bleef. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het Werkplein niet tegemoet is gekomen aan de verzoekers, omdat de herziening van de uitkering niet is ingetrokken. Hierdoor wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling af, aangezien er geen sprake is van tegemoetkoming door het bestuursorgaan.

De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2409

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , uit [plaatsnaam] , verzoekers

(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, het Werkplein.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekers om een veroordeling van het Werkplein in de proceskosten. Verzoekers hebben dit verzoek gedaan bij de intrekking van hun beroep tegen het besluit van het Werkplein van 6 april 2023 waarin hun bezwaar tegen het besluit van 1 december 2022 ongegrond wordt verklaard. In het besluit van 1 december 2022 werd het recht van verzoekers op een uitkering op grond van de Participatiewet over de periode van 9 maart 2016 tot en met 31 mei 2019 herzien. Verzoekers hebben het beroep ingetrokken omdat het Werkplein op 3 mei 2023 heeft besloten niet over te gaan tot terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkering.
1.1.
De rechtbank heeft het Werkplein in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het Werkplein heeft de rechtbank meegedeeld dat hij zich niet kan vinden in dat verzoek omdat hij het besluit van 6 april 2023 waartegen het beroep was gericht niet heeft ingetrokken. Het Werkplein blijft bij de herziening, maar heeft besloten de ten onrechte betaalde uitkering niet terug te vorderen. Het besluit van 3 mei 2023 over het al dan niet terugvorderen staat daarmee los van het besluit tot herziening. In het besluit van 1 december 2022 wordt namelijk aangekondigd dat over de terugvordering nog bericht volgt.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het Werkplein aan verzoekers tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het Werkplein geheel of gedeeltelijk aan verzoekers is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 14 april 2023 hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van verzoekers ongegrond is verklaard. Het Werkplein heeft op 3 mei 2023 besloten dat de ten onrechte betaalde uitkering niet wordt teruggevorderd. Hiermee is het Werkplein niet tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekers, omdat de herziening in stand blijft. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).