ECLI:NL:RBZWB:2023:5103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10201681 CV EXP 22-3520 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onderbreking van de warmtelevering en ontruiming van de woning wegens wanbetaling

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Ennatuurlijk B.V. en [gedaagde in conventie01]. Ennatuurlijk vorderde de onderbreking van de warmtelevering aan de woning van [gedaagde in conventie01] wegens wanbetaling. De eisende partij had eerder een vonnis verkregen dat niet ten uitvoer was gelegd, en na meer dan vijf jaar procederen, werd opnieuw een vordering ingesteld. De gedaagde voerde verweer, maar deed geen beroep op gezag van gewijsde. De kantonrechter oordeelde dat Ennatuurlijk gerechtigd was om de aansluiting te onderbreken en dat [gedaagde in conventie01] de noodzakelijke werkzaamheden diende te gedogen. Tevens werd [gedaagde in conventie01] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.341,66 aan Ennatuurlijk, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen tot ontruiming en andere vorderingen werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van het gezag van gewijsde en de gevolgen van eerdere vonnissen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10201681 \ CV EXPL 22-3520
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
Ennatuurlijk B.V.
te Eindhoven
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen: Ennatuurlijk
gemachtigde: [gemachtigde01] te [plaats01]
tegen
[gedaagde in conventie01]
te [plaats02]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen: [gedaagde in conventie01]
procederend in persoon

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2023;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte van Ennatuurlijk met producties 8 t/m 55;
- de e-mail van 25 mei 2023 van [gedaagde in conventie01] ;
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn
gemaakt.
1.2
[gedaagde in conventie01] was bij de mondelinge behandeling van het geschil niet aanwezig. Een afschrift van zijn e-mail van 25 mei 2023 werd ter zitting aan Ennatuurlijk verstrekt.

2.De feiten

2.1
Bij de beoordeling van deze zaak gaat de kantonrechter uit van het volgende:
a. In 2009 heeft [gedaagde in conventie01] met Essent Warmte B.V. een overeenkomst gesloten voor de levering van warmte en/of koude en warmtapwater. Ennatuurlijk is de rechtsopvolger van Essent Warmte B.V.
De levering van die warmte vindt plaats aan de door [gedaagde in conventie01] bewoonde woning, het aansluitadres. De hoeveelheid geleverde warmte wordt geregistreerd door een meetinrichting die eigendom is van Ennatuurlijk.
Op vordering van Ennatuurlijk heeft de kantonrechter bij vonnis van 17 mei 2017 onder andere:
  • de hierboven bedoelde overeenkomst ontbonden;
  • Ennatuurlijk gemachtigd om de door haar gewenste werkzaamheden die samenhangen met het afsluiten van de warmtetoevoer op het aansluitadres, uit te voeren;
  • [gedaagde in conventie01] veroordeeld om daartoe werknemers van Ennatuurlijk toegang tot zijn woning te verschaffen en die werkzaamheden te gedogen;
  • [gedaagde in conventie01] veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan Ennatuurlijk;
  • [gedaagde in conventie01] veroordeeld tot betaling aan Ennatuurlijk van € 126,95 voor iedere maand vanaf 1 november 2016 tot het moment van afsluiting van de warmtetoevoer.
Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
[gedaagde in conventie01] heeft voldaan aan de veroordeling tot betaling van € 500,00; Ennatuurlijk heeft van de in het vonnis gegeven machtiging geen gebruik gemaakt.

3.Het geschil

In conventie
3.1
Bij dagvaarding heeft Ennatuurlijk gevorderd dat bij vonnis, uitvoer bij voorraad:
● voor recht wordt verklaard dat zij gerechtigd is om de aansluiting(en) op het verbruiksadres ( [adres01] te [plaats02] ) te onderbreken door het verrichten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden en vervolgens onderbroken te houden en [gedaagde in conventie01] te veroordelen om dat te gedogen;
● [gedaagde in conventie01] wordt veroordeeld tot ontruiming van het verbruiksadres ( [adres01] te [plaats02] ), welke ontruiming wordt beperkt tot de ruimte(s) die betreden moet(en) worden om toegang tot de meter(s) en/of aansluiting(en) te verkrijgen en voor de duur van de voor de onderbreking van de aansluiting(en) noodzakelijke werkzaamheden, dit op grond van primair artikel 558 onder b Rv en subsidiair artikel 491 Rv;
● [gedaagde in conventie01] wordt bevolen om aan Ennatuurlijk de meter(s) af te geven;
● de overeenkomst wordt ontbonden;
en [gedaagde in conventie01] wordt veroordeeld:
● tot betaling van het bedrag van € 3.751,14, vermeerderd met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom vanaf de dag waarop de dagvaarding werd uitgebracht tot alles is betaald;
● tot betaling van het bedrag van de maandelijkse voorschotbijdrage van € 146,64, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die ligt na de maand waarin de dagvaarding is betekend, voor iedere maand dat [gedaagde in conventie01] de beschikking heeft over de op het distributienet van Ennatuurlijk aangesloten installatie tot aan de datum waarop de energielevering zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente over deze voorschotbijdragen ingaande de dag van opeisbaarheid tot alles is betaald;
● tot betaling van de proceskosten.
3.2
Ter zitting heeft Ennatuurlijk die vorderingen gewijzigd, en wel zo dat zij:
( a) de vordering tot ontruiming van het verbruiksadres niet langer handhaaft;
( b) aan de vordering tot ontbinding van de in de dagvaarding omschreven overeenkomst de voorwaarde verbindt dat wordt geoordeeld dat die overeenkomst (nog immer) bestaat;
( c) de vordering tot betaling van de maandelijkse voorschotbijdrage vermindert met
€ 126,95 (aldus tot € 146,64 -/- € 126,95 = € 19,69);
( d) ten aanzien van de gevorderde proceskosten subsidiair vordert dat [gedaagde in conventie01] wordt veroordeeld tot betaling van de helft van de vast te stellen proceskosten.
3.3
[gedaagde in conventie01] heeft schriftelijk verweer gevoerd. Uit dat verweer volgt dat hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Ennatuurlijk, met veroordeling van Ennatuurlijk in de kosten van deze procedure.
In reconventie
3.4
In zijn conclusie van antwoord heeft [eiser in reconventie01] een tegenvordering ingesteld. Hij heeft gevorderd dat Ennatuurlijk wordt veroordeeld tot betaling aan hem van een schadevergoeding ten bedrage van € 12.973,89, alsmede in de kosten van de procedure. Tevens heeft hij in die conclusie aan Ennatuurlijk gevraagd om samen met zijn verhuurder/ de eigenaar van het warmteapparaat, daadwerkelijk aandacht te schenken aan een oplossing van het door hem beschreven probleem.
3.5
Ennatuurlijk heeft schriftelijk geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie01] , dan wel niet-ontvankelijkverklaring daarvan, met veroordeling van [eiser in reconventie01] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

In conventie
Onderbreken aansluiting
4.1
In deze procedure ligt de vraag voor of [gedaagde in conventie01] de door Ennatuurlijk gevorderde bedragen wegens de levering van warmte verschuldigd is. [gedaagde in conventie01] heeft niet weersproken dat Ennatuurlijk warmte levert
aanhet door hem bewoonde verbruiksadres. Zijn verweer tegen de vorderingen komt er in de kern op neer dat de door Ennatuurlijk aan de woning geleverde warmte als gevolg van een technisch defect (een verstopt filter) de ruimten
inde woning niet (in voldoende mate) bereikt terwijl de levering wel wordt geregistreerd door de meetinrichting van Ennatuurlijk en vervolgens aan hem in rekening wordt gebracht. Het warmteapparaat in zijn woning is eigendom van de verhuurder. Die wil dat apparaat niet vervangen. Ennatuurlijk en de verhuurder schuiven de verantwoordelijkheid voor een oplossing van het probleem naar elkaar toe, met als gevolg dat hij al 13 jaar zijn woning niet voldoende verwarmd krijgt, aldus [gedaagde in conventie01] .
4.2
Blijkens de door Ennatuurlijk bij dagvaarding ingestelde vorderingen wil zij verhinderen dat [gedaagde in conventie01] nog langer warmte van haar afneemt zonder daarvoor te betalen. Ter zitting hebben haar medewerkers verklaard dat Ennatuurlijk van de aan haar in het vonnis van 17 mei 2017 verleende machtiging geen gebruik heeft gemaakt. Nadat aan Ennatuurlijk werd voorgehouden dat zij de door haar gewenste onderbreking van de warmtelevering zou kunnen bewerkstelligen door dat vonnis, dat onherroepelijk is, alsnog ten uitvoer te leggen, namelijk door gebruik te maken van de daarin aan Ennatuurlijk verleende machtiging, heeft zij de vordering tot ontruiming van (een) bepaalde ruimte(n) in de woning, ingetrokken. Dat heeft zij niet, althans niet expliciet gedaan ten aanzien van haar vorderingen om een verklaring van recht te geven en [gedaagde in conventie01] te veroordelen om noodzakelijke werkzaamheden te gedogen. Hoewel uit de veroordelingen in het vonnis van 17 mei 2017 in feite ook volgt dat Ennatuurlijk gerechtigd is om de aansluiting(en) op het verbruiksadres te onderbreken en [gedaagde in conventie01] de daartoe te verrichten werkzaamheden zal hebben te gedogen, zodat aan de nu voorliggende vorderingen geen, althans slechts beperkt betekenis toekomt, zullen zij worden toegewezen. Artikel 236 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verhindert namelijk dat de kantonrechter het gezag van gewijsde, wat in dit geval wil zeggen dat de beslissingen in het vonnis van 17 mei 2017 voor partijen bindend zijn en omtrent hetzelfde geschil door een van beiden niet opnieuw een vordering aan de rechter kan worden voorgelegd, ambtshalve toepast. Voor zover het verweer van [gedaagde in conventie01] (ook) tegen deze vordering is gericht stuit dit af op de onherroepelijkheid van het vonnis van 17 mei 2017.
Afgifte meters
4.3
De vordering om [gedaagde in conventie01] te bevelen om de meter(s) aan Ennatuurlijk af te geven zal niet worden toegewezen. Door Ennatuurlijk is niet gesteld op welke juridische grond de kantonrechter een dergelijk bevel zou kunnen geven, terwijl ook in het geval Ennatuurlijk zou hebben bedoeld te vorderen dat [gedaagde in conventie01] wordt veroordeeld tot afgifte van “de meter(s)” kan die vordering niet worden toegewezen. Het gaat hier vermoedelijk om de in het lichaam van de dagvaarding vermelde meetinrichting die eigendom is van Ennatuurlijk. Die meetinrichting maakt onderdeel uit van de aansluiting die de binneninstallatie met de hoofdleiding verbindt, zo volgt uit de dagvaarding. Zonder toelichting, die ontbreekt, is onduidelijk of sprake is van houderschap in de zin van artikel 3:108 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) en [gedaagde in conventie01] , die huurder is van de woning, met inbegrip van de binneninstallatie, met inachtneming daarvan de juiste persoon is die rechtens tot afgifte van de meetinrichting kan worden gedwongen. Ook daarover heeft Ennatuurlijk zich niet uitgelaten.
Ontbinding overeenkomst
4.4
De vordering tot ontbinding van de overeenkomst tussen Ennatuurlijk en [gedaagde in conventie01] behoeft niet inhoudelijk te worden beoordeeld. In het vonnis van 17 mei 2017 werd de ontbinding van die overeenkomst namelijk al uitgesproken. Naar het oordeel van de kantonrechter is de overeenkomst niet hersteld of gaan herleven doordat [gedaagde in conventie01] € 500,00 heeft betaald en Ennatuurlijk warmte is blijven leveren. Gelet op dit oordeel is ook de voorwaarde die Ennatuurlijk ter zitting aan haar vordering heeft verbonden niet vervuld en wordt aan een verdere beoordeling van deze vordering niet toegekomen.
Betaling € 3.751,14
4.5
Met betrekking tot de vordering om [gedaagde in conventie01] tot betaling van € 3.751,14 te veroordelen wordt het volgende overwogen.
Uit de opsomming in de dagvaarding van Ennatuurlijk van onbetaalde voorschotnota’s en de ‘Optelling te vorderen bedragen’ volgt dat bovenstaand bedrag het resultaat is van in de periode vanaf 10 augustus 2013 tot en met 11 juli 2022 aan [gedaagde in conventie01] in rekening gebrachte voorschotnota’s, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente en verminderd met een viertal bedragen die Ennatuurlijk na sommatie zou hebben ontvangen of verrekend.
Ten aanzien van die voorschotnota’s geldt dat een deel van de betreffende bedragen in rekening werd gebracht op grond van de bestaand hebbende overeenkomst tussen partijen, totdat die overeenkomst bij vonnis van 17 mei 2017 werd ontbonden. Uit dat vonnis en de daaraan voorafgaande dagvaarding waarvan Ennatuurlijk in deze procedure een fotokopie heeft overgelegd, blijkt dat het ging om een bedrag van € 2.671,82 (inclusief de afrekening van 11 november 2015 ad € 789,26 en een betaling van € 80,82). De kantonrechter oordeelde toen dat dat bedrag in beginsel toewijsbaar was. [gedaagde in conventie01] heeft in deze procedure geen argumenten naar voren gebracht op grond waarvan nu tot een ander oordeel moet worden gekomen. Omdat een deel van genoemd bedrag nog immer onbetaald is gebleven zal [gedaagde in conventie01] nu worden veroordeeld om dat deel aan Ennatuurlijk te voldoen. Het gaat dan om € 1.337,94. Dat is de som van de voorschotfacturen tot en met 12 maart 2015 die ook in de vorige procedure aan de vorderingen van Ennatuurlijk ten grondslag zijn gelegd en die tot heden nog immer niet (volledig) zijn voldaan.
Ook ten aanzien van de eerdere veroordeling tot betaling van verdere voorschotbedragen heeft [gedaagde in conventie01] geen hierop gerichte argumenten aangevoerd waardoor nu anders moet worden geoordeeld. In het eerdere vonnis werd [gedaagde in conventie01] op de vordering van Ennatuurlijk veroordeeld om iedere maand vanaf 1 november 2016 tot het moment van afsluiting van de warmtetoevoer, een bedrag van € 126,95 aan Ennatuurlijk te betalen. Aangezien vast staat dat sindsdien geen afsluiting van de warmtetoevoer heeft plaats-gevonden en de kantonrechter in het verweer van [gedaagde in conventie01] onvoldoende gronden ziet om anders te oordelen dan haar ambtgenoot kunnen maandelijkse voorschotten tot vermeld bedrag nog steeds op basis van het in 2017 gewezen vonnis worden geïncasseerd. Een herhaalde veroordeling van [gedaagde in conventie01] zal niet worden uitsproken.
Voor zover de sinds 1 november 2016 in rekening gebrachte voorschotbedragen hoger zijn dan het toegewezen bedrag van € 126,95 geldt dat [gedaagde in conventie01] het meerdere, anders dan Ennatuurlijk in de dagvaarding heeft betoogd, niet op grond van een overeenkomst verschuldigd kan zijn. Die overeenkomst is immers ontbonden. Ter zitting heeft Ennatuurlijk desgevraagd aangevoerd dat in dat geval de grondslag voor haar vordering wordt gevonden in de ongerechtvaardigde verrijking door [gedaagde in conventie01] . Naar het oordeel van de kantonrechter is dit ontoereikend om het meerdere boven die € 126,95 zonder meer toe te wijzen. Allereerst valt in de opgave van onbetaalde voorschotbedragen in de dagvaarding op dat de voorschotfacturen van 10 mei 2017 en 9 juni 2017 telkens € 128,18 zouden hebben bedragen, terwijl dit volgens de jaarafrekening d.d. 11 januari 2018 telkens € 125,76 was. Deze discrepantie is door Ennatuurlijk niet verklaard. Dit onderdeel van de vordering - dat wil dus zeggen het meerdere boven € 126,95 - wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd afgewezen. Verder is door Ennatuurlijk geen jaarafrekening overgelegd waarin de vanaf
11 februari 2022 in rekening gebrachte voorschotbedragen zijn verrekend, zodat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde in conventie01] in de periode tot en met 11 juli 2022, zijnde de datum van de laatste voorschotfactuur die onderdeel uitmaakt van de gevorderde hoofdsom, daadwerkelijk tot die bedragen (of meer) aan warmte heeft afgenomen en dus ongerechtvaardigd is verrijkt. Wel toewijsbaar is het verschil van € 3,72 tussen € 130,67 op de voorschotfactuur van 12 maart 2018 en meergenoemde € 126,95. In de jaarafrekening van 11 januari 2019 is namelijk uitgegaan van de fictie dat dat voorschotbedrag van € 130,67 is betaald, terwijl dat niet het geval is.
De conclusie is dat in deze procedure niet meer dan (€ 1.337,94 + € 3,72 =) € 1.341,66 kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
(Verminderde) maandelijkse voorschotbijdrage
4.6
Over de ter zitting verminderde vordering tot betaling van de maandelijkse voorschotbijdragen tot een bedrag van (€ 146,64 -/- € 126,95 =) € 19,69 wordt evenals hierboven overwogen dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat [gedaagde in conventie01] ongerechtvaardigd wordt verrijkt wanneer bij per maand niet meer betaalt dan het bedrag van € 126,95 waartoe hij in het vonnis van 17 mei 2017 werd veroordeeld. Daarom wordt ook deze vordering afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.7
Met betrekking tot de in de vordering begrepen incassokosten en rente wordt het volgende overwogen.
De in de gevorderde hoofdsom eveneens begrepen vergoeding van € 314,00 voor buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar. Ten aanzien van de incassokosten geldt dat Ennatuurlijk, naar zij in haar akte heeft erkend, na de incasso van de € 500,00 die [gedaagde in conventie01] op grond van het vonnis van 17 mei 2017 had betaald, € 412,90 daarvan heeft aangewend ter delging van buitengerechtelijke incassokosten waarop Ennatuurlijk op dat moment aanspraak maakte. Die aanspraak was echter kennelijk gebaseerd op onbetaalde voorschotbedragen die ten dele in deze procedure opnieuw onderwerp van debat zijn en waarover hierboven is geoordeeld. Het gaat dan te ver om hiervoor opnieuw een vergoeding voor incassowerkzaamheden te verlangen. Hetzelfde geldt voor de buitengerechtelijke incasso van voorschotbedragen waarvoor Ennatuurlijk op 17 juni 2017 een gerechtelijke titel heeft gekregen die zij ten uitvoer kon leggen. Ook daarvoor behoefden niet nog eens kosten als bedoeld in artikel 6:96 BW te worden gemaakt.
De in de hoofdsom begrepen € 215,35 wegens rente zouden in beginsel wel kunnen worden toegewezen. Ennatuurlijk heeft gesteld dat [gedaagde in conventie01] die rente op grond van (onder andere) de wet verschuldigd is en dat zij die rente telkens heeft berekend vanaf de dag dat [gedaagde in conventie01] in verzuim raakte met de betaling van openstaande voorschotbedragen. [gedaagde in conventie01] heeft daartegen geen, althans geen zelfstandig verweer gevoerd.
Echter, omdat uit de ‘Optelling te vorderen bedragen’ in de dagvaarding volgt dat de verschuldigde rente al is verrekend met een van de in die ‘Optelling’ vermelde ontvangsten wordt de rente niet ook nog eens toegewezen.
Tussenconclusie
4.8
Al hetgeen hierboven is overwogen leidt tot de bij de beslissing onder 6 hierna uit te spreken veroordelingen. Omdat die veroordelingen volgen uit de overwegingen en de beslissingen in het vonnis van 17 mei 2017 en niet zijn gebaseerd op nieuwe en/of andere argumenten en stellingen die door Ennatuurlijk in de voorliggende procedure zijn aangevoerd komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van het verweer van [gedaagde in conventie01] . Immers, voor zover dat verweer gelijk is aan of overeenstemt met zijn in de vorige procedure gevoerde verweer, moet worden aangenomen dat de kantonrechter daarmee in het vonnis van 17 mei 2017 rekening heeft gehouden. Zoals eerder vastgesteld heeft dat vonnis gezag van gewijsde. Dit laat onverlet dat [gedaagde in conventie01] kennelijk wel nog steeds problemen ervaart waar het gaat om de levering van warmte aan de door hem gehuurde woning. Hij is van mening dat zijn woning minder warmte ontvangt dan Ennatuurlijk volgens haar meetinrichting levert. Uit zijn verweer volgt verder dat Ennatuurlijk en zijn verhuurder naar elkaar verwijzen waar het gaat om een oplossing van het door hem ervaren probleem. Om uit de al jaren bestaande impasse te geraken en een volgende procedure te voorkomen heeft Ennatuurlijk zich ter zitting bereid verklaard om samen met de verhuurder en [gedaagde in conventie01] te onderzoeken of en waar warmteverlies optreedt en zo ja, hoe dit kan worden voorkomen.
In reconventie
4.9
De vorderingen van [eiser in reconventie01] kunnen niet worden toegewezen.
Ten aanzien van zijn vordering om Ennatuurlijk te veroordelen tot betaling van een schade-vergoeding geldt dat die vordering niet door middel van stukken is onderbouwd en dat voor een deel daarvan een wettelijke grondslag ontbreekt. [eiser in reconventie01] eist een vergoeding voor 172 administratieve uren à € 45,00 per uur, zonder te onderbouwen dat hij die uren aan de onderhavige kwestie heeft besteed, dat sprake is geweest van inkomensderving als gevolg daarvan en dat dit is veroorzaakt door onrechtmatig handelen van Ennatuurlijk. Daarnaast is niet gesteld of gebleken waarom Ennatuurlijk omzetbelasting over deze uren verschuldigd zou zijn, noch valt in te zien op welke wettelijke grond de hoofdsom van deze vordering zou kunnen worden vermeerderd met 38,53% zoals [eiser in reconventie01] bepleit.
De vraag aan Ennatuurlijk om samen met de verhuurder van [eiser in reconventie01] daad-werkelijk aandacht te schenken aan een oplossing van het door hem beschreven probleem is geen vordering waarover de kantonrechter kan oordelen. Verwezen wordt echter naar de aan het slot van overweging 4.8 hierboven weergegeven toezegging van Ennatuurlijk in dit verband.

5.De proceskosten

In conventie
5.1
Gezien de uitkomst van de procedure zal Ennatuurlijk worden veroordeeld in de kosten daarvan. Deze kosten hadden mogelijk kunnen worden voorkomen wanneer Ennatuurlijk gebruik had gemaakt van de in het vonnis van 17 juni 2017 gegeven executoriale titel en zij dat vonnis ten uitvoer had gelegd. Vast staat dat zij dat tot op de dag van de mondelinge behandeling (nog) niet heeft gedaan. Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding om [gedaagde in conventie01] in de helft van de kosten te veroordelen, zoals door Ennatuurlijk ter zitting is voorgesteld. Overigens worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conventie01] begroot op nihil aangezien hij in persoon, dat wil zeggen zonder professionele rechtsbijstand, procedeert.
In reconventie
5.2
Gezien de beperkte omvang van het debat zullen de proceskosten in reconventie tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
- verklaart voor recht dat Ennatuurlijk gerechtigd is om de aansluiting(en) op het verbruiksadres ( [adres01] te [plaats02] ) te onderbreken door het verrichten van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden en vervolgens onderbroken te houden;
- veroordeelt [gedaagde in conventie01] om te gedogen dat Ennatuurlijk door middel van de hierboven bedoelde werkzaamheden (een) aansluiting(en) op het verbruiksadres onderbreekt en onderbroken houdt;
- veroordeelt [gedaagde in conventie01] tot betaling aan Ennatuurlijk van € 1.341,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt Ennatuurlijk in de kosten van de procedure, aan zijde van [gedaagde in conventie01] begroot op nihil;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
- wijst de vorderingen af;
- compenseert de kosten van de procedure, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.