ECLI:NL:RBZWB:2023:5120

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10454173 CV EXPL 23-902
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende – Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling eigen risico zorgverzekering

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], betaling van het eigen risico van zijn zorgverzekering bij CZ Zorgverzekeringen N.V. Eiser heeft in het verleden als grensarbeider gewerkt en was verzekerd bij een Belgische zorgverzekeraar. Een nota van 12 november 2010 voor orthopedische schoenen is per abuis ingediend bij CZ, die deze nota heeft betaald. CZ beëindigde de overeenkomst met terugwerkende kracht en eiser werd in 2013 veroordeeld om het bedrag terug te betalen. In 2022 heeft CZ een eigen risico van € 339,43 in rekening gebracht, waarop eiser niet heeft betaald. CZ heeft vervolgens een verstekvonnis aangevraagd, dat op 1 maart 2023 is toegewezen.

Eiser heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis en voert aan dat hij de betaling opschort omdat CZ de nota van 2010 niet heeft overhandigd. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op opschorting niet slaagt vanwege onvoldoende samenhang tussen de vorderingen. Eiser heeft zijn verweer over verrekening te laat ingebracht, waardoor de kantonrechter dit niet inhoudelijk kan beoordelen. De kantonrechter bekrachtigt het verstekvonnis en veroordeelt eiser in de kosten van het verzet.

De beslissing van de kantonrechter is dat het verzet ongegrond is en het verstekvonnis in stand blijft. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van € 120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10454173 CV EXPL 23-902
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in het verzet,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. P.H. Pijpelink te Terneuzen,
tegen
de naamloze vennootschap
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde in het verzet,
hierna te noemen: CZ,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ het verstekvonnis van de kantonrechter te Middelburg met zaaknummer 10359951 CV EXPL 23-439 van 1 maart 2023 met de daarin genoemde processtukken;
­ de verzetdagvaarding van 6 april 2023;
­ de akte aan de zijde van [eiser01] , met producties;
­ de conclusie van antwoord in oppositie met producties;
­ de conclusie van repliek in oppositie.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser01] heeft in het verleden als grensarbeider gewerkt. In die periode was [eiser01] voor zijn zorgkosten verzekerd bij een Belgische zorgverzekeraar. Voor ziektekosten in Nederland had [eiser01] een zogenoemde verdragspolis bij CZ. Per abuis is een nota van 12 november 2010 van € 1.618,41 voor orthopedische schoenen bij CZ ingediend in plaats van bij de Belgische verzekeraar. CZ heeft die nota ontvangen en ook betaald. Op 24 januari 2011 heeft CZ de overeenkomst met [eiser01] met terugwerkende kracht beëindigd vanaf 4 november 2010. Bij vonnis van 24 juli 2013 in de zaak met zaaknummer 252931 / 13-572 is [eiser01] veroordeeld om € 1.618,41 aan CZ terug te betalen, omdat CZ de nota door de beëindiging van de overeenkomst onverschuldigd heeft betaald.
2.2
In juli 2020 heeft [eiser01] een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met CZ.
2.3
CZ heeft in 2022 bij [eiser01] in totaal € 339,43 aan eigen risico in rekening gebracht.
2.4
Op 20 oktober 2022 heeft CZ een aanmaning verstuurd aan [eiser01] voor het bovenstaande bedrag. Dit heeft niet geleid tot betaling door [eiser01] .

3.Het geschil

3.1
CZ heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser01] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 392,83 (bestaande uit de hoofdsom van € 339,43, de buitengerechtelijke incassokosten van € 50,91 en de wettelijke rente tot 13 februari 2023 van € 2,49), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 339,43 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten.
3.2
CZ heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [eiser01] uit hoofde van de overeenkomst verplicht is om het eigen risico te betalen. [eiser01] is in gebreke gebleven met de betaling van het aan CZ verschuldigde bedrag.
3.3
Bij verstekvonnis van 1 maart 2023 heeft de kantonrechter de vorderingen van CZ toegewezen. De proceskosten zijn tot de dag van de uitspraak begroot op € 336,31.
3.4
[eiser01] vordert in het verzet dat hij van de bij het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling wordt ontheven, met veroordeling van CZ in de kosten van het verzet.
3.5
[eiser01] voert – kort en zakelijk weergegeven – het volgende verweer. [eiser01] schort de nakoming van zijn verbintenis tot betaling van het eigen risico op. Hij legt hieraan ten grondslag dat CZ niet heeft voldaan aan haar verplichting tot overhandiging van de nota van 12 november 2010 aan [eiser01] . Deze verplichting vloeit voort uit artikel A.16 van de verzekeringsvoorwaarden en artikel 3 van het privacy statement. [eiser01] verwijst ook naar informatie op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens. Voor zover CZ stelt dat zij de nota niet meer heeft, beroept [eiser01] zich op verrekening. Nu CZ de nota niet heeft overhandigd, heeft [eiser01] deze niet kunnen declareren bij zijn Belgische verzekeraar. De schade die [eiser01] hierdoor lijdt, is € 1.681,41. Door verrekening gaat de verplichting van [eiser01] om het eigen risico te betalen teniet.

4.De beoordeling

4.1
Het verzet is op tijd en op de juiste manier ingesteld. De kantonrechter zal het verzet daarom inhoudelijk beoordelen.
Opschorting
4.2
[eiser01] heeft aangevoerd dat hij de factuur van CZ (nog) niet hoeft te betalen, omdat CZ eerst de nota van 12 november 2010 moet overhandigen. [eiser01] betwist de vordering van CZ dus niet. Dit betekent dat de hoofdsom van € 339,43 toewijsbaar is, tenzij het beroep van [eiser01] op opschorting slaagt. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.3
Opschorting kent een algemene regeling in artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en verder. Niet gesteld of gebleken is dat in dit geval een bijzondere regeling van toepassing is, zodat de kantonrechter het beroep op opschorting zal beoordelen aan de hand van de algemene regeling. Een beroep op opschorting is in dat geval mogelijk indien de schuldenaar een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser en tussen de vordering en de verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen.
4.4
Los van de vraag of er sprake is van een opeisbare vordering, slaagt het beroep van [eiser01] op opschorting niet vanwege het ontbreken van voldoende samenhang. De vordering van [eiser01] tot overhandiging van de nota vloeit immers voort uit de Verdragspolis die per 4 november 2010 door CZ is beëindigd, terwijl de vordering tot nakoming van CZ voortvloeit uit de zorgverzekeringsovereenkomst die in juli 2020 is gesloten. Dit betreft dus een andere rechtsverhouding.
4.5
[eiser01] heeft zijn verweer dat hij de vordering van CZ kan verrekenen met zijn eigen vordering pas bij conclusie van repliek in oppositie gevoerd. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter het algemene beginsel van een goede procesorde geschonden, omdat CZ niet meer op het verweer heeft kunnen reageren. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verweer.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6
CZ heeft in de verstekprocedure aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter dient de buitengerechtelijke incassokosten ambtshalve te toetsen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De vordering is bij verstek dus terecht toegewezen.
Wettelijke rente
4.7
CZ vordert verder wettelijke rente over de hoofdsom. Tegen deze vordering is door [eiser01] geen afzonderlijk verweer gevoerd. Op grond van artikel 6:119 BW is [eiser01] wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment van verzuim. CZ heeft onweersproken gesteld dat het verzuim is ingetreden op de dag na de respectievelijke vervaldata van de facturen. De vordering tot betaling van de wettelijke rente is toewijsbaar.
Bekrachtiging vonnis
4.8
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het verzet ongegrond is en dat het verstekvonnis in stand kan blijven.
Proceskosten
4.9
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser01] worden veroordeeld in de kosten van het verzet, waaronder de nakosten. De kosten worden aan de zijde van CZ vastgesteld op:
- salaris gemachtigde € 80,00 (1,00 punten x € 80,00)
- nakosten
€ 40,00(0,50 punten x € 80,00)
- totaal € 120,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
bekrachtigt het op 1 maart 2023 onder zaaknummer 10359951 CV EXPL 23-439 gewezen verstekvonnis;
veroordeelt [eiser01] in de kosten van deze verzetprocedure van € 120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiser01] ook de kosten van betekening betalen;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende – Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.