ECLI:NL:RBZWB:2023:5135

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10391294 CV EXPL 23-836 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M.P. Harten
  • Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident waarbij kantonrechter zich onbevoegd verklaart en zaak verwijst naar rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze bodemzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een bevoegdheidsincident aan de orde. De eiseres, Veterinary Enterprises Europe B.V. (VEE), heeft een vordering ingesteld tegen de Vereniging van Eigenaren, waarbij zij voor recht wil laten verklaren dat zij een bedrag van € 24.599,19 niet verschuldigd is totdat het automatische parkeergaragesysteem naar behoren functioneert. De gedaagde, de Vereniging van Eigenaren, heeft in reconventie een vordering ingesteld tot betaling van een totaalbedrag van € 32.897,37, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om van de vorderingen kennis te nemen, omdat het totale beloop van de vorderingen het bedrag van € 25.000,- overstijgt. De kantonrechter oordeelt dat bij de bepaling van het totale beloop niet alleen gekeken moet worden naar de vorderingen tot en met november 2022, maar ook naar de nadien verschuldigde bedragen. Dit leidt tot de conclusie dat de zaak niet binnen de competentie van de kantonrechter valt.

De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar het team handelsrecht van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waar partijen zich door een advocaat moeten laten vertegenwoordigen. VEE is veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 80,- aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10391294 \ CV EXPL 23-836
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
VETERINARY ENTERPRISES EUROPE B.V.,
te Nijmegen,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, verweerster in het incident, verder te noemen: VEE,
gemachtigde: mr. M.P. Harten,
tegen
VERENIGING VAN EIGENAARS [gedaagde in conventie01],
te [plaats01] ,
gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident, verder te noemen: [gedaagde in conventie01] ,
gemachtigde: Arag Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie inhoudende het verweer van onbevoegdheid, tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties
- de conclusie van antwoord in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak:
In conventie:
2.1.
VEE vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
a. voor recht te verklaren dat VEE de vordering van [gedaagde in conventie01] ten bedrage van € 24.599,19 tot en met november 2022 niet is verschuldigd, zulks totdat het automatische parkeergaragesysteem in het complex [adres01] te [plaats01] naar behoren functioneert;
b. voor recht te verklaren dat VEE gebruik mag maken van haar opschortingsrecht terzake de maandelijkse VvE-bijdragen totdat het automatische parkeergaragesysteem in het complex [adres01] te [plaats01] naar behoren functioneert;
Subsidiair:
c. een onafhankelijke deskundige aan te wijzen die het functioneren en de onderhouds- en exploitatiekosten van het automatisch parkeergaragesysteem op haar deugdelijkheid onderzoekt, dit alles op kosten van [gedaagde in conventie01] ,
primair en subsidiair: kosten rechtens.
2.2.
[gedaagde in conventie01] voert verweer.
In reconventie:
2.3.
[eiseres in reconventie in hoofdzaak01] vordert – verkort weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, VEE te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 32.897,37, vermeerderd met de wettelijke rente, een bedrag van € 1.335,81 aan buitengerechtelijke incassokosten en alle vanaf juni 2023 verschuldigde voorschot- en andere bijdragen, met veroordeling van VEE in de proceskosten, inclusief nakosten.
In het incident:
2.4.
[eiseres in het incident01] heeft de kantonrechter verzocht om zich in deze zaak onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team handelsrecht, kosten rechtens.
2.5.
[eiseres in het incident01] legt aan haar vordering in het incident ten grondslag dat VEE heeft aan haar vordering in de hoofdzaak ten grondslag heeft gelegd dat zij een betalingsverplichting heeft richting [eiseres in het incident01] , welke verplichting VEE wil opschorten totdat het automatisch parkeergaragesysteem in het complex [adres01] te [plaats01] naar behoren functioneert. Het gaat om een maandelijkse bijdrage in de servicekosten van € 1.383,03 die VEE aan [eiseres in het incident01] verschuldigd is. Ten tijde van betekening van de dagvaarding bedroeg de betalingsachterstand van VEE € 24.599,19, berekend tot en met november 2022. Maar sindsdien zijn ook de maandelijkse bijdragen voor de maanden december 2022 tot en met mei 2023, neerkomend op een bedrag van € 8.298,18, niet door VEE voldaan. Daarmee bedraagt de totale vordering van [eiseres in het incident01] op VEE thans € 32.897,37 en wordt steeds hoger als VEE de bijdragen vanaf juni 2023 ook niet aan [eiseres in het incident01] wil betalen. Daarmee overschrijdt de zaak de competentiegrens van de kantonrechter.
2.6.
VEE concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident, met veroordeling van [eiseres in het incident01] in de kosten van het incident.
2.7.
VEE voert ter motivering van haar verweer het volgende aan. Verwijzing leidt slechts tot vertraging en hogere kosten voor beide partijen en is in strijd met de goede procesorde en dient niet het belang van partijen. Los daarvan heeft VEE blijkens het lichaam van de dagvaarding (randnummer 17) bedoeld haar waardevordering te beperken tot € 25.000,-, hetgeen ook blijkt uit het petitum waarin VEE de waarde van haar vordering beperkt tot een bedrag onder de € 25.000 (namelijk € 24.599,19).

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Ingevolge artikel 93 onder a en b worden door de kantonrechter behandeld en beslist zaken met een vordering met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, alsmede zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Voorts bepaalt lid 1 van artikel 94 Rv dat indien een zaak meer dan één vordering als voornoemd heeft voor de toepassing van artikel 93 Rv beslissend is het totale beloop van deze vorderingen.
3.2.
Anders dan VEE is de kantonrechter van oordeel dat bij de bepaling van het totale beloop van de vordering tot het afgeven van een verklaring voor recht niet enkel acht moet worden geslagen op de over de periode tot en met november 2022 al dan niet verschuldigde termijnen, door VEE begroot op een bedrag van € 24.599,19. Ook de hoogte van de nadien al dan niet in totaal verschuldigde termijnen, ten aanzien waarvan VEE zich beroept op opschorting, dient in deze beoordeling te worden betrokken. Daarmee overstijgt het totale beloop van de vordering tot het afgeven van een verklaring voor recht het bedrag van € 25.000,-. Anders dan VEE heeft gesteld, valt uit de dagvaarding niet af te leiden dat zij haar vordering heeft beperkt tot een bedrag onder € 25.000,-
3.3.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen nu geen duidelijke aanwijzingen voorhanden zijn die erop wijzen dat het totale beloop van de ingestelde vorderingen moet worden begroot op een bedrag van ten hoogste € 25.000,00.
3.4.
Ingevolge het eerste lid van artikel 71 Rv zal de kantonrechter de zaak dan ook, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwijzen naar het team handelsrecht.
3.5.
Partijen kunnen aldaar niet in persoon verder procederen. Zij dienen zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat.
3.6.
VEE zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze worden aan de zijde van [eiseres in het incident01] vastgesteld op € 80,00 aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident en in de hoofdzaak:
4.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen en verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team handelsrecht, aan de Stationslaan 10 te Breda (postbus 90004, 4800 PA), waar de zaak wordt ingeschreven op de schriftelijke rol van woensdag 2 augustus 2023 te 10.00 uur; partijen zijn in de gelegenheid om op die schriftelijke rol een advocaat zich te laten stellen, waarna zij kunnen voortprocederen.
In het incident:
4.2.
veroordeelt VEE in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres in het incident01] gevallen en begroot op € 80,- aan salaris voor de gemachtigde van VEE.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.