ECLI:NL:RBZWB:2023:5136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10557478 VV EXPL 23-44 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding wegens poging tot beschadiging gasleiding door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting TBV en een huurder, hierna te noemen [gedaagde in conventie01]. De eisende partij, TBV, vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde in conventie01] te [plaats01] na een incident op 19 maart 2023, waarbij [gedaagde in conventie01] heeft geprobeerd de gasleiding in zijn woning door te zagen. TBV stelde dat dit gedrag niet alleen schade aan de woning heeft toegebracht, maar ook de veiligheid van omwonenden in gevaar heeft gebracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde in conventie01] in strijd heeft gehandeld met de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden, die vereisen dat de huurder zich als een goed huurder gedraagt. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van TBV om de woning met spoed te ontruimen zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde in conventie01] bij het voortzetten van het huurcontract. De rechter heeft de ontruiming toegewezen en [gedaagde in conventie01] veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen. Tevens is [gedaagde in conventie01] veroordeeld in de proceskosten van TBV, die in totaal € 1.182,85 bedragen. De vordering in reconventie van [gedaagde in conventie01] werd afgewezen, omdat deze afhankelijk was van de afwijzing van de vordering in conventie, die werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10557478 \ VV EXPL 23-44
Vonnis in kort geding van 11 juli 2023
in de zaak van
STICHTING TBV,
te Tilburg,
eisende partij in conventie, verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: TBV,
gemachtigde: mr. C.J.P. Schellekens,
tegen
[gedaagde in conventie01],
te [plaats01] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie01] ,
gemachtigde: mr. F.H.J. de Graaf.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord, tevens inhoudende (voorwaardelijke) eis in reconventie
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast.
a. [gedaagde in conventie01] huurt sinds 10 augustus 2021 de woning aan het [adres01] te [plaats01] (hierna: de woning). Op de schriftelijke huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van TBV van toepassing verklaard.
b. De aanhef van artikel 7 en de algemene huurvoorwaarden bepaalt:
“U gaat fatsoenlijk om met uw woning, uw omwonenden en uw verhuurder. U zorgt ervoor dat omwonenden geen overlast of hinder ondervinden van u, uw huisgenoten, uw huisdieren of uw bezoek in of om de gehuurde woning en gemeenschappelijke ruimten.(…)”.
c. Artikel 7.1 van de algemene huurvoorwaarden bepaalt dat huurder het gehuurde zal gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt en dat goed huurderschap ook inhoudt dat huurder zich in de omgang met de verhuurder en omwonenden op een correcte wijze gedraagt.
d. Artikel 7.5 van de algemene huurvoorwaarden bepaalt dat huurder, kort gezegd, geen overlast of hinder mag veroorzaken en dat fysiek of verbaal geweld, agressiviteit dan wel ander wangedrag leidt tot passende (juridische) maatregelen jegens huurder, die kunnen leiden tot beëindiging van de huurovereenkomst.
e. In artikel 15 van de algemene huurvoorwaarden is, samengevat, bepaald dat huurder aansprakelijk is voor schade aan het gehuurde.
f. De woning maakt onderdeel uit van een appartementencomplex met 54 woningen, verdeeld over 5 verdiepingen. De woning van [gedaagde in conventie01] is gelegen op de middelste verdieping.
g. Op 19 maart heeft [gedaagde in conventie01] rond ’s avonds het alarmnummer 112 gebeld met de mededeling dat hij naar zijn schuur zou gaan en om een zaag te pakken en dat hij daarmee de gasleiding van zijn woning zou gaan doorzagen. Vervolgens is de politie naar de woning van [gedaagde in conventie01] gegaan en heeft zij [gedaagde in conventie01] aangetroffen met een zaag in zijn hand en heeft zij zaagschade geconstateerd op de gasleiding in de meterkast. Naar aanleiding hiervan heeft de politie [gedaagde in conventie01] aangehouden en meegenomen naar het politiebureau.
h. Op 20 maart 2023 hebben de hoofdagent ( [verbalisant01] ) en inspecteur ( [verbalisant02] ) van de politie processen verbaal opgemaakt van hun bevindingen op 19 maart 2023, waarbij zij een foto van de beschadigde gasleiding hebben gevoegd.
i. Het proces-verbaal van [verbalisant02] vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)Ik zag dat [gedaagde in conventie01] bleef zitten op zijn stoel. Ik zag dat hij op schoot een ijzerzaag vast hield. Ik vroeg aan hem wat ben je aan het doen met deze zaag. Hierop hoorde ik dat hij antwoorde dat hij probeerde het zaagblad te vervangen omdat deze gebroken was toen hij de gasleiding probeerde door te zagen. Ik ben hierop naar hem toegelopen en heb de zaag uit zijn handen gepakt en op de tafel gelegd bij een andere zaag die daar lag.(…)Ik zag dat er op het tafeltje naast hem twee open blikken bier stonden. Ik weet dat [gedaagde in conventie01] bekend is als alcoholist.
Gevraagd of hij heeft nagedacht over de andere mensen die in het complex wonen. Daarop hoorde ik hem zeggen dat hij alleen de gasleiding van zijn woning zou doorzagen(…).
Wij hebben [gedaagde in conventie01] aangezegd dat hij werd aangehouden voor dit feit en hem op zijn rechten gewezen. Ik heb aan [gedaagde in conventie01] gevraagd of hij afstand deed van de zagen. Hierop zei hij dat hij hier afstand van deed want hij had toch nog genoeg zagen om door te gaan als hij weer thuis was(…)”.
j. Het proces-verbaal van [verbalisant01] vermeldt – onder meer – het volgende
“(…)Ik zag dat er op de pijpleiding van het gas meerdere krassen / groeven zaten wat er op duidde dat [gedaagde in conventie01] daadwerkelijk had geprobeerd deze leiding door te zagen. Ik zag dat de gasleiding zichtbaar beschadigd was.
Ik hoorde vervolgens [gedaagde in conventie01] in het gesprek met andere politieambtenaren zeggen dat hij geprobeerd had met de zaag de gasleiding door te zagen maar dat dit niet gelukt was omdat de zaag was afgebroken.
[gedaagde in conventie01] is vervolgens door politieambtenaren [verbalisant02] en [verbalisant03] aangehouden voor, al dan niet pogen voor het pogen tot, een ontploffing teweeg te brengen waarbij gevaar en mogelijk zwaar lichamelijk letsel aan anderen toegebracht kon worden cq. het opzettelijke vernielen, onbruikbaar maken dan wel beschadigen van een nutsvoorziening. De gevolgen waren niet te overzien geweest het [gedaagde in conventie01] was gelukt de gasleiding door te zagen en een ontploffing teweeg te brengen(…)”.
k. Op 21 maart 2023 heeft een monteur van [bedrijf01] in opdracht van TBV en de politie een bezoek aan de woning van [gedaagde in conventie01] gebracht. De monteur heeft foto’s van de gasleiding gemaakt en heeft de gasleiding gerepareerd.
l. De heer [naam01] van [bedrijf01] heeft op 30 maart 2023 het volgende aan TBV bericht:
“Op dinsdag 21 maart 2023, zijn wij op verzoek van TBV wonen en de politie, naar het [adres01] te [plaats01] gegaan, alwaar de bewoner de gasleiding in de in de woning heeft geprobeerd door te zagen. De gasleiding was bijna helemaal doorgezaagd. Jullie hebben geluk gehad dat er geen ontploffing heeft plaats gevonden. Onze monteur heeft de gasleiding weer gemaakt”.
m. Op 7 april 2023 heeft TBV naar aanleiding van de gebeurtenissen op 21 maart 2023 een gesprek gevoerd met [gedaagde in conventie01] . [gedaagde in conventie01] heeft hierin onder andere medegedeeld dat hij voor een periode van zes maanden zou intrekken bij zijn vriendin in [plaats02] om te gaan proef samenwonen.
n. Op 10 mei 2023 zagen [naam02] en [naam03] van TBV [gedaagde in conventie01] fietsen richting de woning, waarna zij een bezoek hebben gebracht aan de woning.
o. Op 17 mei 2023 heeft TBV de gemeente Tilburg op de hoogte gesteld van de gebeurtenissen op 19 maart 2023, waarna toezichthouders van de gemeente Tilburg op 17 mei 2023 in het bijzijn van de politie, medewerkers van Enexis en van TBV een bestuurlijke controle hebben uitgevoerd in de woning en waarbij de gasleiding in de woning is afgedopt en de meterkast is dichtgeschroefd.
p. Bij brief van 17 mei 2023 heeft TBV [gedaagde in conventie01] te kennen gegeven dat TBV zijn gedragingen van 19 maart 2023 niet accepteert, dat hij zichzelf en omwonenden in gevaar heeft gebracht en dat hij schade aan het gehuurde heeft toegebracht. Voorts heeft TBV aan [gedaagde in conventie01] kenbaar gemaakt dat zij vanwege de ernst van de feiten voornemens is om een kort geding tegen [gedaagde in conventie01] aan te spannen waarin ontruiming zal worden gevorderd en dat hij dit kan voorkomen door de huurovereenkomst op uiterlijk 24 mei 2023 vrijwillig op te zeggen. [gedaagde in conventie01] is niet overgegaan tot vrijwillige opzegging.
q. [gedaagde in conventie01] heeft middels zijn advocaat gereageerd op de brief van TBV van 17 mei 2023 en heeft TBV gesommeerd om te zorgen dat de gastoevoer weer wordt aangesloten en aanspraak gemaakt op huurprijsvermindering over de periode dat [gedaagde in conventie01] geen beschikking heeft over gas in zijn woning.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
TBV vordert samengevat - ontruiming van de woning aan [adres01] te [plaats01] .
3.2.
TBV legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde in conventie01] is ernstig tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichting voortvloeiend uit de huurovereenkomst, doordat hij op 19 maart 2023 heeft geprobeerd de gasleiding in zijn woning door te zagen. Daarmee heeft hij niet alleen schade aan de woning toegebracht, maar heeft hij zich ook niet als goed huurder gedragen doordat hij zichzelf en omwonenden in (levens)gevaar heeft gebracht. Daarbij komt dat [gedaagde in conventie01] overlast veroorzaakt aan omwonenden, (ernstige) bedreigingen uit, en (ander) wangedrag vertoont. Al met al gaat [gedaagde in conventie01] zeker niet – zoals in de aanhef van artikel 7 van de algemene huurvoorwaarden bepaald – fatsoenlijk om met de woning, omwonenden en de verhuurder. De belangen van TBV om met spoed een einde te maken aan het gebruik van de woning, wegen zwaarder dan de belangen van [gedaagde in conventie01] bij het voorgezet gebruik daarvan.
3.3.
[gedaagde in conventie01] voert verweer. [gedaagde in conventie01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van TBV, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van TBV, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van TBV in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde in conventie01] voert – samengevat – het volgende aan. [gedaagde in conventie01] ontkent niet (langer) dat hij op 19 maart 2023 met een zaag in de weer is geweest in de nabije omgeving van de gasleiding, maar het incident was een schreeuw om hulp. [gedaagde in conventie01] heeft nooit de intentie gehad om de gasleiding daadwerkelijk door te zagen en een ontploffing teweeg te brengen. Uit het feit dat dat de strafzaak tegen [gedaagde in conventie01] is geseponeerd en hij naar aanleiding van het incident niet is opgenomen door de crisisdienst blijkt niet daadwerkelijk sprake is geweest van enig gevaar voor omwonenden, danwel voor [gedaagde in conventie01] zelf. Daarmee is geen sprake van een tekortkoning die ontbinding – en vooruitlopend daarop ontruiming – rechtvaardigt. De overige door TBV aan [gedaagde in conventie01] gemaakte verwijten maken niet dat een andere uitkomst gerechtvaardigd is. De belangenafweging dient, mede gelet op de bij TBV reeds bij aanvang van de huurovereenkomst bekende (psychische) problematiek bij [gedaagde in conventie01] , in het voordeel van [gedaagde in conventie01] uit te vallen. [gedaagde in conventie01] stelt zich voorts op het standpunt dat het spoedeisend belang ontbreekt. Het hoofdincident dat ten grondslag ligt aan de vordering stamt reeds van 19 maart 2023, waarna TBV nauwelijks tot geen actie heeft ondernomen. Daar komt bij dat zich sindsdien geen noemenswaardige incidenten hebben voorgedaan, zodat het spoedeisend belang ontbreekt.
In reconventie:
3.5.
[eiser in (voorwaardelijke) reconventie01] verblijft als gevolg van het in opdracht van TBV afdoppen van de gastoevoer al lange tijd zonder gas in de woning. Indien de vordering van TBV wordt afgewezen, vordert [eiser in (voorwaardelijke) reconventie01] in reconventie dat TBV wordt veroordeeld om ervoor te zorgen dat de gastoevoer weer wordt aangesloten, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.6.
TBV heeft ter zitting verweer gevoerd tegen de vordering van [eiser in (voorwaardelijke) reconventie01] .
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
De kantonrechter overweegt dat voor toewijzing van een vordering in kort geding, allereerst is vereist dat er feiten of omstandigheden zijn die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.2.
TBV heeft samengevat gesteld dat [gedaagde in conventie01] omwonenden in levensgevaar heeft gebracht en dat zij ten behoeve van zowel zichzelf als haar andere huurders genoodzaakt is om met spoed maatregelen te treffen teneinde de goede en veilige leefomgeving te herstellen. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee voldoende onderbouwd dat TBV een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde ontruiming van het gehuurde. Daarbij neemt de kantonrechter nog in aanmerking dat TBV ter zitting gemotiveerd heeft onderbouwd waarom zij na het incident op 19 maart 2023 niet onmiddellijk tot actie heeft kunnen overgaan, zodat – anders dan [gedaagde in conventie01] stelt – deze omstandigheid er niet toe kan leiden dat TBV geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. In zoverre kan TBV in haar vordering worden ontvangen.
4.3.
De vraag die vervolgens in deze procedure dient te worden beantwoord is of aannemelijk is dat de vordering van TBV in een bodemprocedure zodanig kans van slagen heeft dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat de gevorderde ontruiming van woonruimte een vergaande maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder en in de praktijk vaak een definitief karakter zal hebben. Om die reden zal een onverwijlde ontruiming in kort geding slechts gerechtvaardigd zijn, als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden, terwijl bovendien sprake moet zijn van een situatie die zodanig ernstig of acuut is dat van de verhuurder niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemprocedure afwacht.
4.4.
In beginsel geeft iedere tekortkoming van een partij, hier [gedaagde in conventie01] , in de nakoming van haar verbintenissen aan de wederpartij, hier TBV, in geval van huur de kantonrechter de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoning gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Of de tekortkoming toerekenbaar is, is in dit kader niet van belang.
4.5.
Als door [gedaagde in conventie01] erkend staat vast dat hij op 19 maart 2023 in zijn woning de gasleiding heeft geprobeerd door te zagen. [gedaagde in conventie01] stelt bij wijze van verweer dat hij niet de intentie had om de gasleiding door te zagen en daadwerkelijk een ontploffing teweeg te brengen, maar uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt het tegendeel. Hieruit volgt immers dat [gedaagde in conventie01] is gestopt met zagen, niet uit eigen beweging, maar omdat zijn zaag doormidden brak en dat hij ten overstaan van hoofdagent [verbalisant02] heeft verklaard dat hij desgevraagd afstand deed van zijn zagen omdat hij er toch genoeg had om door te gaan als hij weer thuis was. Anders dan [gedaagde in conventie01] heeft gesteld heeft zijn handelen niet geleid tot slechts wat krasjes op de gasleiding. Uit de door TBV in het geding gebrachte verklaring van [bedrijf01] en de door [bedrijf01] gemaakte foto’s van de gasleiding volgt immers dat er sprake was van diepe inkervingen in de gasbuis – die ook reeds op de binnenkant van de buis zichtbaar waren – en dat de gasleiding nagenoeg geheel was doorgezaagd. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde in conventie01] schade heeft toegebracht aan de woning en uiterst gevaarzettend heeft gehandeld jegens zichzelf, maar ook jegens zijn omwonenden.
4.6.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde in conventie01] niet voldaan aan zijn verplichting op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden om het gehuurde als een goed huurder te gebruiken en de verplichting op grond van artikel 7:213 BW om zich als goed huurder te gedragen. Dit levert een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde in conventie01] op die in een bodemprocedure kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
4.7.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van een situatie die zodanig ernstig of acuut is, dat van TBV niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemprocedure afwacht. Een vraag die neerkomt op de weging van de in het geding zijnde belangen en de vraag welk belang in dit geval zwaarder dient te wegen.
4.8.
Op grond van de in het geding gebrachte stukken en het verhandelede ter zitting is het de kantonrechter gebleken dat [gedaagde in conventie01] kampt met psychische problemen en een alcoholverslaving. Aannemelijk is dat de gebeurtenis op 19 maart 2023 vanwege deze problemen is ontstaan. [gedaagde in conventie01] heeft ter zitting ook verklaard dat hij op 19 maart 2023 onder invloed was van alcohol. Bij een ontruiming zal hij naar alle waarschijnlijkheid op straat komen te staan hetgeen hoogstwaarschijnlijk een negatief effect zal hebben op de persoonlijke situatie van [gedaagde in conventie01] . De kantonrechter overweegt dat TBV echter ook de belangen van haar overige huurders heeft te beschermen.
4.9.
[gedaagde in conventie01] heeft gesteld dat het incident op 19 maart 2023 een eye-opener is geweest en hij nadien een andere weg is ingeslagen en hard op weg is naar een incidentloze toekomst. Zo is hij gestopt met het drinken van alcohol en heeft hij zich aangemeld voor hulpverlening. Dit biedt echter naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende houvast om te kunnen concluderen dat de belangen van TBV en de omwonende in de toekomst voldoende gewaarborgd zijn. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [gedaagde in conventie01] ter zitting heeft beaamd dat het traject bij het GGZ is afgesloten en de hulp waarvoor hij zich heeft aangemeld bij [hulpverlening01] met name is gericht op praktische hulp en dat hij heeft aangegeven niet bereid te zijn om zich voor zijn alcoholverslaving – die met name ten grondslag ligt aan de incidenten – (professioneel) te laten behandelen. Daarmee acht de kantonrechter – voor zover moet worden aangenomen dat [gedaagde in conventie01] na het incident op 19 maart 2023 op eigen kracht is gestopt met het gebruik van alcohol – de kans op terugval en daarmee het risico op herhaling van een soortgelijk incident dat op 19 maart 2023 heeft plaatsgevonden, groot. Zoals gezegd heeft [gedaagde in conventie01] ter zitting aangegeven dat hij tijdens het incident onder invloed was van alcohol. Uit het feit dat [gedaagde in conventie01] op de vraag van [verbalisant02] of hij bij zijn daad heeft nagedacht over (de gevolgen voor) de andere mensen die in het complex wonen, heeft geantwoord met de mededeling dat hij alleen zijn eigen gasleiding wilde doorzagen, volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde in conventie01] – mogelijk als gevolg van het alcoholgebruik – niet in staat is om de gevolgen van zijn handelen in te zien. Met het incident op 19 maart 2023 is gebleken dat [gedaagde in conventie01] niet schroomt om dreigementen uit te voeren, ongeacht de mogelijke gevolgen. Het afwachten van een bodemprocedure, die al snel maanden duurt en waarbij het risico reëel is dat [gedaagde in conventie01] wederom zeer gevaarlijk gedrag laat zien vormt voor TBV een te groot risico dat niet van haar gevergd kan worden.
4.10.
Alle belangen afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen. De daarbij door [gedaagde in conventie01] in acht te nemen termijn zal worden gesteld op – de gevorderde – zeven dagen na betekening van dit vonnis.
In reconventie
4.11.
De vordering van [eiser in (voorwaardelijke) reconventie01] is voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval de vordering in conventie wordt afgewezen. Nu de vordering in conventie wordt toegewezen is aan de voorwaarde niet voldaan en komt de kantonrechter niet toe aan een beoordeling van de vordering van [eiser in (voorwaardelijke) reconventie01] .
4.12.
[eiser in (voorwaardelijke) reconventie01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van TBV als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,85
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
793,00
- nakosten
132,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.182,85

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie01] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres01] te [plaats01] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van TBV zijn, en de sleutels af te geven aan TBV,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie01] in de proceskosten van € 1.182,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde in conventie01] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in voorwaardelijke reconventie:
5.4.
verstaat dat op de vordering in voorwaardelijke reconventie niet hoeft te worden beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.