ECLI:NL:RBZWB:2023:5149

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
C/02/390903 / FA RK 21-4912
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot ontkenning van vaderschap na Turkse rechterlijke uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige [minderjarige01]. De man, vertegenwoordigd door mr. Ü. Ögüt, verzocht de rechtbank om de ontkenning van het vaderschap gegrond te verklaren, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. F.L.I. de Vleesschauwer, zich tegen dit verzoek verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw eerder met elkaar getrouwd zijn geweest en dat de minderjarige tijdens dit huwelijk is geboren in [land01]. De Turkse rechter had reeds op 18 februari 2022 het vaderschap van de man over de minderjarige ontkend, een beslissing die op 17 maart 2022 onherroepelijk werd. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze Turkse beslissing van rechtswege in Nederland wordt erkend, omdat er geen redenen zijn om de erkenning te weigeren. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van de man afgewezen, aangezien de Turkse rechter al had beslist over de ontkenning van het vaderschap. De rechtbank merkte op dat de geboorteakte van de minderjarige niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, wat complicaties kan opleveren voor de registratie van de beslissing van de Turkse rechter. De uitspraak is gedaan door mr. Dijkman, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Van Ginneke.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/390903 / FA RK 21-4912
datum uitspraak: 29 juni 2023
beschikking over gegrondverklaring ontkenning vaderschap
in de zaak van
[de man01],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. Ü. Ögüt in Eindhoven,
tegen
[de vrouw01] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer te Terneuzen.
over de minderjarige:
-
[minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] , [land01] , op [geboortedag01] 2021, hierna: [minderjarige01] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, in de procedure betrokken.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 19 oktober 2021 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de brief van mr. Ögüt van 8 november 2021, ingekomen bij de griffie op 9 november
2021;
- het door mr. Ögüt op 3 december 2021 ingediende F9-formulier;
- de brief met bijlagen van mr. Ögüt van 13 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 15
juni 2022;
- het door mr. De Vleesschauwer op 20 juni 2022 ingediende F9-formulier;
- het e-mailbericht van de Raad van 19 september 2022.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 augustus 2021, hersteld bij beschikking van 11 november 2021, is de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op [datum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Volgens verklaring van de man en niet weersproken door de vrouw is tijdens het huwelijk van partijen de [minderjarige01] geboren in [land01] . De geboorteakte van de [minderjarige01] is niet ingeschreven in de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
2.3
[minderjarige01] verblijft bij de vrouw.
2.4
Partijen hebben beiden in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • een bijzondere curator over de [minderjarige01] te benoemen;
  • het verzoek tot ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man over [minderjarige01] gegrond te verklaren.
Rechtsmacht
3.2
De Nederlandse rechter komt op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rechtsmacht toe om van het verzoek kennis te nemen, omdat verzoeker zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Relatieve bevoegdheid
3.3
In zaken betreffende minderjarigen is (relatief) bevoegd de rechtbank van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige (dat staat in artikel 265 Rv).
3.4
De rechtbank overweegt dat de minderjarige op grond van artikel 1:12 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de woonplaats van degene volgt die het gezag over hem uitoefent.
3.5
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige01] is geboren binnen het huwelijk tussen partijen. [minderjarige01] is geboren in [land01] . Dat betekent dat voor de vraag wie van rechtswege met het ouderlijk gezag over hem belast is, gekeken moet worden naar het Turkse recht. Uit artikel 16 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKBV 1996) vloeit immers voort dat het van rechtswege ontstaan van ouderlijk gezag beheerst wordt door het recht van de gewone verblijfplaats van het kind.
3.6
De Turkse wet stelt in artikel 336 van het Turks Burgerlijk Wetboek dat gedurende het huwelijk beide ouders het gezag uitoefenen en dat de rechter het gezag na echtscheiding aan één van de ouders kan opdragen. Uit de echtscheidingsbeschikking is niet gebleken dat het gezag aan één van de ouders is opgedragen, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat er ten tijde van indiening van het verzoek sprake was van gezamenlijk gezag.
3.7
Voor de woonplaats van de minderjarige wordt aangesloten bij de woonplaats van de ouder met gezag. Nu de rechtbank er van uit gaat dat beide partijen ten tijde van indiening van het verzoek belast waren met het ouderlijk gezag, moet er gekeken worden naar de ouder waar de minderjarige feitelijk verblijft (art. 1:12 BW). Dat is de vrouw. Nu zij met de minderjarige niet in Nederland verblijft, maar in [land01] , is in beginsel de rechtbank Den Haag bevoegd om het verzoek te behandelen. De rechtbank zal een verwijzing naar de rechtbank Den Haag op grond van artikel 270 Rv echter achterwege laten, nu is gebleken dat beide partijen afdoening door de rechtbank Zeeland-West-Brabant wensen. Zij hebben immers beiden aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant gevraagd om schriftelijk uitspraak te doen. Om die reden zal de rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing nemen.
Gegrondverklaring ontkenning vaderschap
3.8
Gebleken is dat er reeds een procedure in [land01] aanhangig is geweest inzake de ontkenning van het vaderschap van de man. Bij beschikking van de 5e rechtbank familiezaken te [plaats01] , [land01] , van 18 februari 2022 is het vaderschap van [de man01] over de [minderjarige01] ontkend. Deze beschikking is op 17 maart 2022 onherroepelijk geworden. De man verzoekt de rechtbank in zijn brief van 13 juni 2022 de beschikking van de Turkse rechter te erkennen, over te nemen en vast te stellen. De vrouw heeft hiermee ingestemd blijkens het F9-formulier d.d. 20 juni 2022.
3.9
Op grond van artikel 10:100 BW wordt een in het buitenland tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
Niet is gebleken dat van een van de omstandigheden zoals hiervoor onder a, b of c genoemd sprake is, waardoor de beslissing van de Turkse rechter voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.
3.1
Nu de Turkse rechter reeds heeft beslist over de ontkenning van het vaderschap van de man over [minderjarige01] en deze beslissing van rechtswege wordt erkend, behoeven de verzoeken van de man geen beoordeling meer. Zijn verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
3.11
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de geboorteakte van [minderjarige01] niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. In de basisregistratie personen staat [minderjarige01] zodoende niet geregistreerd als kind van de man. Dat betekent ook dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de beslissing van de Turkse rechter waarschijnlijk niet kan registreren zonder voorafgaande inschrijving van de geboorteakte.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1
wijst de verzoeken van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023 in aanwezigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.