ECLI:NL:RBZWB:2023:5187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5798
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het legaliseren van dierenverblijven

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het legaliseren van vijf dierenverblijven op een perceel in Zundert beoordeeld. De vergunning was eerder verleend door het college van burgemeester en wethouders op 24 december 2021, maar eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. De rechtbank constateert dat het college ten onrechte is uitgegaan van de bestemming 'agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel', terwijl de juiste bestemming 'Bos' is. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de bouwwerken voor de dierenverblijven niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college en de vergunninghoudster. De rechtbank oordeelt dat eiser wel degelijk belanghebbende is, omdat de aanwezigheid van de dierenverblijven invloed heeft op zijn perceel. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bevoegd was om de vergunning te verlenen. De rechtbank vernietigt het besluit van 15 november 2022 en draagt het college op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoed moeten worden.

De rechtbank benadrukt dat de vergunning voor de dierenverblijven niet kan worden verleend onder de kruimelprocedure, omdat de totale oppervlakte van de rennen en de dierenverblijven de toegestane 50 m² overschrijdt. De rechtbank concludeert dat het college opnieuw moet beoordelen of en op welke wijze de vergunning kan worden verleend, zonder de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5798

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Busse),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert

(gemachtigde: mr. Z. Piroe).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam vergunninghoudster] uit [plaatsnaam] (de vergunninghoudster)
(gemachtigden: mr. A.J. Surewaard en mr. R.M. Königel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het legaliseren van 5 dierenverblijven op een perceel aan de [adres] 60 te [plaatsnaam] .
1.1.
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 24 december 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 15 november 2022 op het bezwaar van eiser heeft het college de omgevingsvergunning met aanvulling van de motivering in stand gelaten. In de beslissing op bezwaar heeft het college geconstateerd dat ten onrechte uit was gegaan van de bestemming ‘agrarisch met waarden-Groenblauwe mantel’ en dat dit de bestemming ‘Bos’ moet zijn. Omdat bouwwerken ten behoeve van het houden van kippen hier niet zijn toegestaan, heeft het college alsnog afwijking van de planregels toegestaan met de afwijkingsbevoegdheid uit artikel 2.12, eerste lid, onder a sub 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, onderdeel 3 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghoudster heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Namens vergunninghoudster waren haar gemachtigden aanwezig en haar echtgenoot [naam echtgenoot] en dochter [naam dochter] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van 5 dierenverblijven in afwijking van het bestemmingsplan. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Is eiser belanghebbende en heeft hij procesbelang?
5. Vergunninghoudster stelt dat eiser geen belanghebbende is en dat hij geen belang heeft bij de procedure. De kippenhokken zijn door de geluidswal niet of nauwelijks zichtbaar vanaf het perceel van eiser. Dat de kippen mogelijk te horen zijn, doet niet ter zake. De vergunning is immers verleend voor de hokken en niet voor het mogen houden van kippen op het perceel. Bovendien heeft eiser geen belang bij het verwijderen van de kippen van het perceel van vergunninghoudster omdat hij zelf nabij de perceelsgrens parelhoenders houdt.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat eiser wel belanghebbende is en voldoende procesbelang heeft. Gelet op de locatie waar de hokken zijn geplaatst is aannemelijk dat er effecten merkbaar zijn op het perceel van eiser. Daarmee is eiser belanghebbende. Dat er een geluidswal nabij de grens van de percelen ligt, maakt dat niet anders. Eiser stelt ook feitelijke gevolgen te ondervinden van de plaatsing van de kippenhokken. Zonder de hokken kunnen er geen kippen worden gehouden. De aanwezigheid van de kippen en mensen die de kippen verzorgen, zorgt ervoor dat de honden in zijn dierenpension vaker blaffen. Eiser beoogt met deze procedure te bereiken dat de kippenhokken van het buurperceel niet worden vergund en dat zij (daarna) verwijderd worden. Daarmee wordt het houden van kippen belemmerd, zoals ook bleek uit de toelichting van [naam echtgenoot] ter zitting. Hij vertelde dat de hokken en de rennen nodig zijn om de kippen per ras van elkaar te scheiden en om te zorgen dat de vossen die in de omgeving voorkomen zich niet aan de kippen vergrijpen.
Dat eiser zelf ook parelhoenders houdt, doet niet af aan de omstandigheid dat het wegnemen van een extra aanleiding voor de honden in het dierenpension om te blaffen van belang kan zijn nu begrijpelijk is dat eiser overlast van die honden voor de omwonenden zoveel mogelijk zal willen beperken.
Toetsingskader
6. Het college heeft, voor zover hier van belang, een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ [1] en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. [2] De Wabo kent in artikel 2.10 een verplicht toetsingskader. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien er zich één van deze weigeringsgronden voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren.
In dit geval zijn de bouwwerken waarvoor vergunning is aangevraagd in strijd met het bestemmingsplan. Het college is dan verplicht te onderzoeken of er alsnog een vergunning kan worden verleend. [3]
Wat heeft het college vergund?
7. Volgens de vergunning is vergunning verleend voor het legaliseren van dierenverblijven dan wel schuilhokken. Zowel in de primaire beslissing als in de bestreden beslissing op bezwaar lijkt het college ervan uit te zijn gegaan dat de aanvraag alleen ziet op vijf schuilhokken.. Ter zitting is aan de hand van de afbeeldingen in het dossier die bij de aanvraag horen namens vergunninghoudster toegelicht dat het gaat dat het gaat om oude kunststoffen glasbakken. De glasbakken hebben geen bodem, kunnen gemakkelijk worden verplaatst of ten behoeve van de schoonmaak worden gekanteld en zijn voorzien van een luik waar de kippen doorheen kunnen. Ze hebben een oppervlakte van 3,89 m² en zijn 1,85 m hoog. Het college is er kennelijk vanuit gegaan dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning alleen deze vijf bouwwerken betreft.
Op de bij de aanvraag behorende foto’s is te zien dat elk van de in gebruik zijnde glasbakken is geplaatst in een ren bestaande uit zijkanten van metalen gaaspanelen en dat de bovenkant van die ren is afgedekt met een net.
Ter zitting is namens vergunninghoudster aangegeven dat de rennen noodzakelijk zijn om de kippen te beschermen tegen vossen. Omdat met oude rassen gefokt wordt is ook het voor de zuiverheid van de rassen van belang dat de verschillende soorten kippen van elkaar gescheiden blijven.
De totale oppervlakte van de rennen is niet aangegeven. Omdat de tot dierenverblijf bestemde glasbakken in de rennen staan is het in ieder geval duidelijk dat de rennen fors groter zijn en ook hoger dan de schuilhokken. Gelet op de foto’s is het aannemelijk dat de totale oppervlakte van de rennen bij ingebruikname van 5 dierenverblijven groter is dan 50 m².
Uit de overwegingen van het bestreden besluit blijkt niet dat het college zich rekenschap heeft gegeven van het feit dat de rennen ook bouwwerken zijn waarvoor vergunning nodig kan zijn én die blijkens de toelichtende bijlagen kennelijk ook onderdeel uitmaken van de vergunningaanvraag.
Waaruit bestaat de strijd met het bestemmingsplan?
8. Eiser stelt zich dat niet alleen de bebouwing in strijd is met het bestemmingsplan, maar ook het gebruik. Er worden 50 kippen gehouden op het perceel. De kippen worden verzorgd door zorgboeren van de zorgboerderij van de vergunninghoudster. Dit is daarmee een bedrijfsmatig gebruik.
8.1
Het college is van mening dat het laten scharrelen van kippen is toegelaten op grond van het bestemmingsplan omdat geen sprake is van verboden planologisch gebruik en dit niet leidt tot onevenredige nadelige gevolgen voor eiser. Voor het afwijken van de bouwvoorschriften heeft het college vergunning verleend.
8.2
Deze beroepsgrond slaagt. De percelen waar het om gaat hebben in het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ de enkelbestemming ‘Bos’ en de dubbelbestemming ‘Waarde Attentiegebied EHS’. De dubbelbestemming ‘Waarde Attentiegebied EHS’ levert hier geen extra beperkingen op ten opzichte van de enkelbestemming ‘Bos’.
Op de bestemming ‘Bos’ is extensieve recreatie toegestaan. Extensieve recreatie wordt gedefinieerd als vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed hebben op de gegeven bestemmingen. [4] Ter zitting is gebleken dat vergunninghoudster het perceel gebruikt voor het fokken van bijna uitgestorven kippenrassen. De rechtbank is van oordeel dat het fokken van oude kippenrassen niet valt binnen het bestemmingsplanmatig toegelaten gebruik. Dit is immers geen vorm van recreatie die gericht is op natuur- en landschapsbeleving. Het is daarbij niet van belang of de kippen worden verzorgd door medewerkers van de zorgboerderij.
8.3
Het bestemmingsplan laat uitsluitend bebouwing toe ten behoeve van het toegelaten gebruik. Omdat het houden van kippen niet onder het toegelaten gebruik valt is het oprichten van de dierenverblijven in strijd met de bouwvoorschriften.
Heeft het college de juiste procedure gevolgd?
9. Eiser geeft aan dat de dierenverblijven als gebouwen gezien moeten worden. Het is immers een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte. Dit blijkt volgens eiser ook uit de jurisprudentie.
9.1
De maten van de dichte schuilhokken zijn: 2,10 m bij 1,85 m aan oppervlakte en 1,85m hoog. Er zit een luik in dat bedoeld is als toegang voor de kippen. Ter zitting is toegelicht dat de omgebouwde glasbakken niet voor mensen toegankelijk zijn. Om de hokken schoon te kunnen maken, worden de hokken gekanteld, zodat ze op die manier toegankelijk worden. De rechtbank is van oordeel dat het daarmee geen voor mensen toegankelijke bouwwerken zijn en dat ze dus moeten worden aangemerkt als bouwwerk geen gebouw zijnde. Datzelfde geldt voor de rennen. Door de open gaasconstructie kan niet gezegd worden dat dit een door wanden omsloten ruimte vormt.
9.2
Het college heeft de afwijking toegestaan op grond van artikel 4, onderdeel 3 van bijlage II van het Bor. Hiermee kan een vergunning in afwijking met het bestemmingsplan worden verleend voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits de oppervlakte niet meer dan 50 m² is. Onder 7. is al geconstateerd dat het aannemelijk is dat de totale oppervlakte van de 5 glasbakken met bijbehorende rennen meer is dan 50². Dat betekent dat het college voor hetgeen is aangevraagd geen gebruik mocht maken van deze afwijkingsbevoegdheid.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit op onjuiste gronden is genomen. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bevoegd is de bestreden vergunning met toepassing van de kruimelprocedure [5] te verlenen. Uitgaande van de omvang van de kennelijk al opgerichte rennen in relatie tot de omvang van de nachtverblijven (glasbakken), kon het college voor de in de aanvraag opgenomen dierenverblijven geen gebruik maken van de kruimelregeling, nu deze een totale oppervlakte van 50m2 overstijgen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Nu de omvang van de rennen te groot is, kan het college onderzoeken of hij een andere procedure toe kan passen. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de vergunning te nemen. Dit omdat het college zelf opnieuw moet kijken of hij de vergunning wil verlenen en op welke wijze hij dat kan doen en het college daarbij enige beleidsruimte heeft. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
10.1
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor 3 maanden.
10.2
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.868,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 november 2022;
- draagt het college op binnen 3 maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 20 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet
[. . .]

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]

Artikel 1 Begrippen

[. . .]
1.75
Extensieve recreatie
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de gegeven bestemmingen. [. . .]
1.79
Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. [. . .]

Artikel 10 Bos

10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor :
het in stand houden van het bos;
extensief recreatief medegebruik;
houtproductie;
beheer, behoud en herstel van natuurwaarden;
beheer, behoud en herstel van landschappelijke waarden;
beheer, behoud en herstel van de ecologische hoofdstructuur;
verkeersvoorzieningen;
verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'wro- zone - zoekgebied beekherstel';
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
10.2
Bouwregels
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, onder voorwaarden dat:
afrasteringen mogen enkel in een open constructie worden gebouwd;
de bouwhoogte van hoogzitten bedraagt maximaal 3,5 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m. [. . .]
10.5
Specifieke gebruiksregels
10.5.1
Strijdig gebruik gronden
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:
agrarische doeleinden, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
het gebruik van gronden als volkstuin;
het beoefenen van lawaaisporten;
paardenbakken;
het geplaatst houden van kampeermiddelen;
militair gebruik.
10.5.2
Strijdig gebruik opstallen
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:
voor bewoning;
voor (detail-)handelsdoeleinden;
voor bedrijfsdoeleinden.
[. . .]

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wabo
2.Artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo
3.Artikel 2.10, tweede lid van de Wabo
4.Artikel 1.75 van bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan]
5.Artikel 2.12, eerste lid, onder a sub 2 van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 3 van Bijlage II van het Bor.