ECLI:NL:RBZWB:2023:5198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
10183318 CV EXPL 22-2768 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding bij incident op de werkvloer met een shovel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2023, staat de onrechtmatige daad centraal die heeft plaatsgevonden tijdens werkzaamheden met een shovel. De eiser, [eiser in conventie01] B.V., heeft schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, [gedaagde in conventie01], naar aanleiding van een incident op 7 juli 2022 waarbij een monitor van de shovel beschadigd is geraakt. De eiser stelt dat de gedaagde opzettelijk de monitor heeft vernield door er tegenaan te slaan, wat door de gedaagde wordt betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de schade aan de monitor is veroorzaakt door de gedaagde, gezien de omstandigheden van het incident en de daaropvolgende communicatie tussen partijen. De vordering van de eiser tot schadevergoeding van € 7.325,36 is toegewezen, met uitzondering van de btw, die niet toewijsbaar is omdat de eiser deze kan verrekenen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. In reconventie heeft de gedaagde ook een vordering ingediend, maar deze is afgewezen. De rechter heeft de proceskosten in reconventie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10183318 \ CV EXPL 22-2768
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
[eiser in conventie01] B.V.,
te [plaats01 ] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie01] ,
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings,
tegen
[gedaagde in conventie01] , H.O.D.N. [bedrijf gedaagde01],
te [plaats02] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 december 2022 met de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 19 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[gedaagde in conventie01] voerde op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden uit voor [eiser in conventie01] bij [naam01] . Zijn werkzaamheden bestonden uit het verplaatsen van steenkool met een shovel. Op 7 juli 2022 was [gedaagde in conventie01] om 14.00 uur begonnen met zijn dienst. Omstreeks 16.00 uur is [gedaagde in conventie01] na een incident op de werkvloer vroegtijdig vertrokken.
2.2
[eiser in conventie01] heeft op 7 juli 2022 om 17.34 uur een e-mail aan [gedaagde in conventie01] verzonden met daarin een opleverbon met een bedrag van € 7.325,36 voor schade aan de monitor van een shovel. Op de opleverbon staat vermeld dat [gedaagde in conventie01] schade aan een machine heeft veroorzaakt door bewust een beuk te geven tegen de monitor waardoor er een ster in het scherm zit. Op 7 juli 2022 heeft [eiser in conventie01] aan [gedaagde in conventie01] hiervoor een bedrag van € 8.863,69 inclusief btw in rekening gebracht.
2.3
In de periode van 9 augustus 2022 tot en met 22 september 2022 heeft [eiser in conventie01] meerdere aanmaningen aan [gedaagde in conventie01] verzonden.
2.4
[gedaagde in conventie01] heeft op 29 juli 2022 een factuur ter hoogte van € 943,80 voor uitgevoerde werkzaamheden opgemaakt en aan [eiser in conventie01] verzonden.
2.5
Op 11 augustus 2022 heeft [eiser in conventie01] [gedaagde in conventie01] per e-mail verzocht om een [naam01] bon in te vullen voor de dienst van 7 juli 2022. [eiser in conventie01] schreef in deze e-mail te zullen betalen zodra de openstaande factuur voor de schade aan de monitor door [gedaagde in conventie01] is voldaan en de [naam01] bon is aangeleverd.

3.Het geschil

in conventie
3.1
[eiser in conventie01] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde in conventie01] tot betaling van € 10.641,47 (aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente), vermeerderd met de wettelijke handelsrente en proceskosten.
3.2
[eiser in conventie01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie01] opzettelijk de monitor van een shovel heeft vernield door tegen het scherm aan te slaan. Daardoor zit er een ster in de monitor en is deze niet meer te gebruiken. Door de onrechtmatige daad van [gedaagde in conventie01] lijdt [eiser in conventie01] schade. De schade wordt begroot op € 8.863,69. [eiser in conventie01] heeft recht op betaling van schadevergoeding.
3.3
[gedaagde in conventie01] erkent dat er tijdens zijn dienst op 7 juli 2022 een incident op de werkvloer heeft plaatsgevonden. [gedaagde in conventie01] voert aan dat hij enkel verbaal zijn ongenoegen heeft geuit maar niets kapot heeft gemaakt. Toen [gedaagde in conventie01] de werkvloer verliet was de monitor nog niet kapot. Verder voert [gedaagde in conventie01] aan dat de vordering van [eiser in conventie01] niet goed is onderbouwd en dat de schade niet op hem verhaald kan worden.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5
[eiser in reconventie01] vordert veroordeling van [verweerder in reconventie01] tot betaling van € 943,80.
3.6
[eiser in reconventie01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij recht heeft op betaling van de door hem aan [verweerder in reconventie01] verstuurde factuur van 29 juli 2022 voor zijn werkzaamheden in opdracht van [verweerder in reconventie01] over de periode 4 tot en met 7 juli 2022.
3.7
[verweerder in reconventie01] voert aan dat de factuur van [eiser in reconventie01] pas zal worden betaald als [eiser in reconventie01] voor zijn dienst van 7 juli 2022 een [naam01] bon aanlevert en de openstaande factuur van [verweerder in reconventie01] betaalt.
3.8
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1
Tussen partijen is in geschil of de schade aan de monitor is ontstaan door een onrechtmatige gedraging van [gedaagde in conventie01] , zoals door [eiser in conventie01] wordt gesteld en door [gedaagde in conventie01] wordt betwist.
4.2
Op 7 juli 2022 tussen 15.30 uur en 16.00 uur is een conflict op de werkvloer ontstaan tussen [gedaagde in conventie01] en zijn voorman. Vast staat dat [gedaagde in conventie01] boos is geworden na te zijn aangesproken op fouten. [gedaagde in conventie01] is daarop naar de voorman toegegaan, heeft hem uitgescholden en is toen vertrokken. [eiser in conventie01] stelt dat kort na het vertrek van [gedaagde in conventie01] een collega de werkzaamheden op de shovel heeft overgenomen. Deze collega meldde direct dat de monitor kapot was. [gedaagde in conventie01] heeft ter zitting aangegeven dat hij tijdens zijn dienst op 7 juli 2022 gebruik heeft gemaakt van de monitor. Ter zitting is ook vast komen te staan dat de monitor met een ster in het scherm niet meer functioneert. De monitor was dus nog niet kapot toen [gedaagde in conventie01] op 7 juli 2022 met de shovel werkte. Kort daarna is op die dag om 16.05 uur een foto aan [gedaagde in conventie01] doorgestuurd waaruit blijkt dat de monitor beschadigd was.
4.3
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde in conventie01] onvoldoende stellig betwist dat hij de schade aan de monitor heeft veroorzaakt. Nadat [eiser in conventie01] [gedaagde in conventie01] inlichtte over de schade aan de monitor heeft [gedaagde in conventie01] tijdens het telefonisch contact op 8 juli 2022 aangegeven dat het ‘zwart voor zijn ogen werd’, zo stelt [eiser in conventie01] tijdens de zitting. [gedaagde in conventie01] heeft dit niet betwist. Ook in het appverkeer tussen partijen betwist [gedaagde in conventie01] onvoldoende de monitor te hebben beschadigd. Zo schreef [gedaagde in conventie01] op 8 juli 2022 onder meer:
“hoe weet ik zeker dat het mijn schuld is dat de monitor kapot is”, “Volgens mijn advocaat kan je die kosten helemaal niet op mij verhalen”en
“toen ik het terrein verliet was ik helemaal niet van op de hoogte dat het scherm kapot was”. Als [gedaagde in conventie01] de monitor niet zou hebben beschadigd, ligt het voor de hand in de correspondentie dit veel duidelijker onder woorden te brengen. Ook was het dan niet nodig een advocaat te raadplegen over de vraag of de schade op [gedaagde in conventie01] kon worden verhaald.
4.4
Een rechter mag een feit als vaststaand beschouwen als er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het feit zich heeft voorgedaan. Gelet op de boosheid van [gedaagde in conventie01] , het zeer korte tijdsbestek tussen het onbeschadigd functioneren van de monitor en de constatering van de schade en daarnaast het ontbreken van een stellige betwisting aan de zijde van [gedaagde in conventie01] , maakt dat de kantonrechter een redelijke mate van zekerheid heeft dat de schade aan de monitor is ontstaan door een onrechtmatige gedraging die aan [gedaagde in conventie01] valt toe te rekenen. [gedaagde in conventie01] is gehouden de schade aan [eiser in conventie01] te vergoeden die ten gevolge van de onrechtmatige daad is ontstaan.
4.5
[eiser in conventie01] vordert het volledige aankoopbedrag van de monitor inclusief btw. De hoogte van het door [eiser in conventie01] gevorderde schadevergoedingsbedrag is door [gedaagde in conventie01] niet weersproken. De door [eiser in conventie01] gevorderde btw over de schade is echter niet toewijsbaar omdat [eiser in conventie01] de btw kan verrekenen en dit dan geen onderdeel uitmaakt van de schade. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen. [eiser in conventie01] maakt terecht aanspraak op een bedrag aan schadevergoeding van € 7.325,36.
4.6
[eiser in conventie01] erkent haar betalingsverplichting van de factuur van [gedaagde in conventie01] . Naar de kantonrechter begrijpt schort [eiser in conventie01] haar betalingsverplichting op totdat [gedaagde in conventie01] een [naam01] bon heeft ingeleverd en tot betaling van de schadevergoeding is overgegaan.
4.7
Ter zitting is besproken dat er na elke dienst een [naam01] bon ingevuld dient te worden. Voor zijn werkzaamheden op 4, 5 en 6 juli 2022 heeft [gedaagde in conventie01] een [naam01] bon ingevuld. Voor zijn werkzaamheden op 7 juli 2022 heeft [gedaagde in conventie01] dat nagelaten zodat [eiser in conventie01] voor dat gedeelte van de factuur haar betalingsverplichting terecht opschort.
4.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde in conventie01] terecht aanspraak maakt op een bedrag van € 871,20, zijnde het gedeelte van zijn factuur dat ziet op 4, 5 en 6 juli 2022.
4.9
Gelet op het beroep van [eiser in conventie01] op verrekening van de bedragen zal het bedrag van € 7.325,36 worden verminderd met € 871,20 zodat toewijsbaar is een bedrag van € 6.454,16.
4.1
[eiser in conventie01] vordert wettelijke handelsrente over de hoofdsom. De gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar. In plaats daarvan zal de wettelijke rente worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom van € 6.454,16 vanaf 6 augustus 2022.
4.11
[eiser in conventie01] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven opgenomen in het Besluit die geacht worden redelijk te zijn. De kantonrechter stelt in de eerste plaats vast dat [eiser in conventie01] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt. De gevorderde vergoeding van [eiser in conventie01] gaat de wettelijke tarieven opgenomen in het Besluit te boven. Uit de stellingen van [eiser in conventie01] kan niet worden afgeleid dat zij meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu [eiser in conventie01] een ondernemer is. Ook zullen de buitengerechtelijke incassokosten alleen over de toewijsbare hoofdsom worden toegewezen. De kantonrechter zal een bedrag van € 697,71 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen. Voor toewijzing van de hierover gevorderde wettelijke handelsrente bestaat geen grond. In plaats daarvan zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 10 oktober 2022.
4.12
[gedaagde in conventie01] is de partij die in conventie grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten – waaronder de nakosten – worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
112,30
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.286,30
4.13
De gevorderde handelsrente over de proceskosten is niet toewijsbaar. In plaats daarvan zal de wettelijke rente over dit bedrag worden toegewezen.
4.14
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden begroot op € 132,00 (half salarispunt met een maximum van € 132,00).
4.15
De proceskosten in reconventie zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en reconventie
5.1
veroordeelt [gedaagde in conventie01] om aan [eiser in conventie01] te betalen een bedrag van € 7.151,87 (aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.454,16 van 6 augustus 2022 tot aan de dag van volledige betaling en over een bedrag van € 697,71 van 10 oktober 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde in conventie01] in de proceskosten in conventie, aan de zijde van [eiser in conventie01] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.286,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.