In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee familieleden, [eiser01] en [gedaagde01], over de rechtmatigheid van een beslaglegging op een bankrekening. Gedaagde, [gedaagde01], had beslag gelegd onder de Rabobank op een rekening die op naam stond van haar broer, [naam01], om een vordering te verhalen die voortvloeide uit een eerdere proceskostenveroordeling. Eiseres, de (ex)partner van [naam01], betwistte de rechtmatigheid van het beslag en stelde dat de bankrekening in feite haar vermogen betrof, omdat zij deze had gevoed met haar eigen gelden. De kantonrechter oordeelde echter dat de rekening op naam van [naam01] stond en dat de gelden op die rekening onderdeel waren van zijn verhaalsvermogen. De argumenten van eiseres dat de rekening uitsluitend bedoeld was voor haar en dat er geen intentie was om vermogen over te hevelen naar [naam01] werden verworpen. De vordering van [eiser01] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01]. De rechter benadrukte dat de enkele omstandigheid dat [naam01] vorderingsgerechtigd was jegens de Rabobank niet betekende dat het saldo op de rekening niet van hem was. De uitspraak bevestigt de principes van het verbintenissenrecht en de regels omtrent beslaglegging.