Uitspraak
h.o.d.n. [bedrijf]
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
- [eiseres] en de heer [naam] hebben op 1 mei 2018 een huurovereenkomst gesloten voor de huur van een zelfstandige woonruimte aan de [adres 1] vanaf 1 mei 2018 voor onbepaalde tijd met een minimale duur van twaalf maanden.
- De huurprijs en het voorschot voor bijkomende leveringen en diensten is vastgesteld op € 865,-- bestaande uit € 710,-- (huurprijs), € 100,-- (voorschot gas, water, elektra internet en TV signaal) en € 55,-- (vergoeding voor gebruik stoffering en keukeninrichting).
- In de huurovereenkomst is – voor zover relevant – bepaald:
- Op 24 december 2021 en 27 december 2021 heeft de Huurcommissie op verzoek van [eiseres] in uitspraken tussen [eiseres] en [naam] bepaald dat het maandelijkse huurbedrag als gevolg van gebreken aan de woonruimte vanaf 1 november 2020 met terugwerkende kracht, verlaagd moet worden naar een bedrag van € 297,42. [bedrijf] trad in deze procedures op als gemachtigde van [naam] .
- Op maandag 11 april 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] een e-mail gestuurd aan [e-mailadres] en verzocht om tot betaling van een bedrag van € 7.163,69 over te gaan.
- Op vrijdag 29 april 2022, 10 mei 2022, 16 mei 2022 en 20 mei 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] nogmaals per e-mail aan [e-mailadres] verzocht om betaling van het openstaande bedrag.
- Op 17 mei 2022 heeft Administratie Beheer van [bedrijf] het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] gestuurd: