ECLI:NL:RBZWB:2023:521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
10035918_E25012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen huurder en beheerder over betalingsverplichtingen

In deze zaak vordert eiseres, een huurder, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde, de beheerder van de woning, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.688,71, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. Eiseres stelt dat er een huurovereenkomst bestaat tussen haar en gedaagde, waarbij de Huurcommissie heeft bepaald dat gedaagde een bedrag van € 446,12 per maand over 15 maanden moet terugbetalen. Gedaagde voert echter verweer en stelt dat de huurovereenkomst is gesloten met een derde partij, de heer [naam], en dat hij enkel als beheerder optreedt, waardoor hij niet aansprakelijk is voor de terugbetaling van huurpenningen. De kantonrechter oordeelt dat eiseres de verkeerde partij heeft gedagvaard, aangezien de huurovereenkomst en de uitspraken van de Huurcommissie betrekking hebben op de heer [naam] en niet op gedaagde. De rechter concludeert dat gedaagde niet de verhuurder is en dat eiseres niet op basis van de huurovereenkomst gedaagde had kunnen dagvaarden. De vordering van eiseres wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10035918 CV EXPL 22-2478
vonnis d.d. 25 januari 2023
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Leung, jurist te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. [bedrijf]
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.J.M. Boomaars, advocaat te Breda.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 5 augustus 2022 met producties;
b. de conclusie van antwoord van 5 oktober 2022;
c. de conclusie van repliek van 2 november 2022 met productie;
d. de conclusie van dupliek van 28 december 2022.

2.Het geschil

2.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 6.688,71, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van dagvaarden tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
2.2
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen [eiseres] en [gedaagde] een huurovereenkomst bestaat waarbij door de Huurcommissie is beslist dat [gedaagde] € 446,12 per maand over 15 maanden moet terugbetalen. [gedaagde] heeft reeds een bedrag van € 1.384,84 voldaan dat in mindering strekt op het totale openstaande bedrag.
2.3
[gedaagde] voert verweer en stelt dat de huurovereenkomst is gesloten tussen [eiseres] en de heer [naam] . [eiseres] heeft een procedure bij de huurcommissie gevoerd tegen de heer [naam] . [gedaagde] zelf is de beheerder en niet aansprakelijk voor terugbetaling van huurpenningen op grond van de uitspraak bij de Huurcommissie. [gedaagde] heeft geen betalingen aan [eiseres] gedaan. [eiseres] heeft aldus de verkeerde partij gedagvaard. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en nakosten.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
  • [eiseres] en de heer [naam] hebben op 1 mei 2018 een huurovereenkomst gesloten voor de huur van een zelfstandige woonruimte aan de [adres 1] vanaf 1 mei 2018 voor onbepaalde tijd met een minimale duur van twaalf maanden.
  • De huurprijs en het voorschot voor bijkomende leveringen en diensten is vastgesteld op € 865,-- bestaande uit € 710,-- (huurprijs), € 100,-- (voorschot gas, water, elektra internet en TV signaal) en € 55,-- (vergoeding voor gebruik stoffering en keukeninrichting).
  • In de huurovereenkomst is – voor zover relevant – bepaald:
Artikel 8. Beheerder
8.1.
Als beheerders van het gehuurde treden op:
[bedrijf]
De heer [gedaagde]
[adres 1]
T: [telefoonnummer]
E: [e-mailadres]
8.2.
Tenzij schriftelijk anders overeengekomen, dient huurder voor wat betreft de inhoud en alle verdere aangelegenheden betreffende deze huurovereenkomst met de beheerder contact op te nemen.
[…]
Artikel 10. Betaalwijze
10.1
Huurder zal de huurprijs en indien daarvan sprake is, het bedrag aan servicekosten voldoen vóór of op de eerste dag van de betreffende maand door storting of overschrijving op bankrekeningnummer:[rekeningnummer](ING Bank ten name van[naam]teBredao.v.v.:naam, omschrijving object en betaalperiode
  • Op 24 december 2021 en 27 december 2021 heeft de Huurcommissie op verzoek van [eiseres] in uitspraken tussen [eiseres] en [naam] bepaald dat het maandelijkse huurbedrag als gevolg van gebreken aan de woonruimte vanaf 1 november 2020 met terugwerkende kracht, verlaagd moet worden naar een bedrag van € 297,42. [bedrijf] trad in deze procedures op als gemachtigde van [naam] .
  • Op maandag 11 april 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] een e-mail gestuurd aan [e-mailadres] en verzocht om tot betaling van een bedrag van € 7.163,69 over te gaan.
  • Op vrijdag 29 april 2022, 10 mei 2022, 16 mei 2022 en 20 mei 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] nogmaals per e-mail aan [e-mailadres] verzocht om betaling van het openstaande bedrag.
  • Op 17 mei 2022 heeft Administratie Beheer van [bedrijf] het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] gestuurd:
“Geachte heer, mevrouw,
In reactie op uw mail van 16 mei 2022 in onderstaande zaak het volgende.
Door ons is op 13 mei 2022 een betaling aan mw. [eiseres] gedaan van € 1.384,84. Conform mail van mevr. [eiseres] zou deze betaling aan u zijn doorgegeven, dit blijkt echter niet uit uw overzicht van 16 mei 2022
Verder afwikkeling van deze zaak loopt via onze advocaat, dhr. P.J.M. Boomaars.
Deze zal met u of uw cliënt contact op gaan nemen […]”
3.2
Gelet op het verweer van [gedaagde] , moet eerst beoordeeld worden of [eiseres] de juiste partij heeft gedagvaard. De huurovereenkomst is gesloten tussen [eiseres] en [naam] en de uitspraken van de Huurcommissie zijn gewezen tussen [eiseres] en [naam] . De kantonrechter neemt daarom als uitgangspunt dat de verhuurder had moeten worden gedagvaard omdat door [eiseres] nakoming wordt gevraagd van hetgeen is vastgesteld door de Huurcommissie inzake de overeenkomst van huur tussen [eiseres] en [naam] . De vordering van [eiseres] ziet op de huurprijs en betreft de huurovereenkomst. Een beheerder staat daar in beginsel buiten.
3.3
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij op grond van artikel 8.1 van de huurovereenkomst er echter van uit mocht gaan dat zij [gedaagde] mocht dagvaarden omdat zij voor wat betreft de inhoud en alle verdere aangelegenheden betreffende de huurovereenkomst contact met de beheerder moet opnemen. Bovendien heeft [gedaagde] ook gereageerd op een sommatie die aan [naam] was verzonden. [gedaagde] beheert dus de mailbox en administratie van [naam] waardoor ze feitelijk één en dezelfde partij zijn. [gedaagde] heeft daar tegenin gebracht dat [eiseres] de procedure voor de Huurcommissie is gestart tegen [naam] dus dat [eiseres] heel goed wist wie de verhuurder is. [gedaagde] is enkel en alleen opgenomen in de huurovereenkomst voor het regelen van praktische punten aangaande de huurovereenkomst en niet vanwege juridische aangelegenheden of aansprakelijkheden. Daarnaast heeft [gedaagde] geen betalingen verricht.
3.4
In de uitspraken van de Huurcommissie is vermeld dat de wederpartij van [eiseres] in de procedure [naam] is, bijgestaan door [bedrijf] . Hoewel [gedaagde] daar aldus is vermeld als gemachtigde, maakt dit niet dat [eiseres] erop mocht vertrouwen dat zij [gedaagde] diende te dagvaarden. Uit de uitspraken van de Huurcommissie volgt nu juist dat een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende partijen, namelijk [naam] en [bedrijf] . Daarnaast maakt het feit dat [gedaagde] als beheerder veel voor de verhuurder heeft gedaan en wellicht nog steeds doet, niet dat de beheerder de schijn heeft gewerkt verhuurder te zijn. De huurder kon weten dat de beheerder op grond van de huurovereenkomst alleen beheerder was en niet de verhuurder, ook omdat de beheerder niet zelf partij was bij de huurovereenkomst. Aangezien wordt betwist dat [gedaagde] zelf een betaling heeft verricht aan [eiseres] , kan daaruit evenmin afgeleid worden dat [gedaagde] in deze procedure moest worden betrokken. Uit de door [eiseres] overgelegde e-mail volgt ook niet duidelijk dat een betaling is verricht door [gedaagde] . Onduidelijk is wie wordt bedoeld met “ons”. Dit was mogelijk anders geweest wanneer aangetoond kon worden dat betaling was verricht vanaf een bankrekening toebehorende aan de beheerder en niet de bankrekening van verhuurder. Voorgaande maakt dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
3.5
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 611,00 als salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] ;
veroordeelt [eiseres] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
€ 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en de kosten van betekening van dit vonnis van € 82,00, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.