Uitspraak
1.Het vervolg van de procedure
2.De verdere beoordeling
1. Rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, worden zowel tegen als door de curator ingesteld.
met ingang van 14 februari 2023zolang [eiser01] arbeidsongeschikt blijft, zijnde 70% van € 5.350,- bruto per maand gedurende maximaal 104 weken van aanhoudende arbeidsongeschiktheid;
met ingang van 1 november 2022(en)
na het moment van faillietverklaringonder deze categorie van vorderingen valt. Dit is niet juist, althans onduidelijk, aangezien het faillissement van 14 februari 2023 dateert. Deze omissie wordt hierbij hersteld);
van het laatst genoten loonverschuldigd is aan [eiser01] , wat neerkomt op € 3.745,- bruto per maand.
“ In deze zaak oordeelt de kantonrechter vooralsnog als volgt.Gesteld noch gebleken is dat partijen voorafgaand of bij het sluiten van de laatste arbeidsovereenkomst hebben gesproken over de inhoud van artikel 8.4. Evenmin is gesteld of gebleken wat er in eerdere arbeidsovereenkomsten van [eiser01] is bepaald over de doorbetaling tijdens ziekte. Dat betekent dat, bij gebreke aan overige omstandigheden die relevant zijn voor hetgeen partijen mochten begrijpen, de tekst van de arbeidsovereenkomst bepalend is voor de betekenis die partijen daaraan mogen toekennen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [eiser01] op grond van die tekst mogen begrijpen dat zij bij ziekte 70% van haar laatst genoten salaris doorbetaald zou krijgen. Dit omdat in artikel 8.4 wordt gesproken van het ‘laatst genoten(dag)loon’ (onderstreping kantonrechter). Dagloon in de zin van artikel 17 Wfsv wordt niet genoten, maar vastgesteld. Het ligt daarom niet voor de hand dat in het artikel wordt verwezen naar het maximum dagloon als bedoeld in artikel 17 Wfsv. [eiser01] heeft niet hoeven begrijpen dat met de term (dag)loon wordt bedoeld het maximum dagloon zoals wordt gehanteerd in deze wetgeving en door het Uwv.”