ECLI:NL:RBZWB:2023:5216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
10351953 \ CV EXPL 23-649
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en proceskosten in webhosting overeenkomst

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Mijndomein Hosting B.V. en een gedaagde partij, die voorheen handelde onder de naam [bedrijf01]. Mijndomein, een onderneming die zich bezighoudt met webhosting en domeinnaamregistratie, vorderde betaling van een openstaande factuur van € 69,-, alsook de wettelijke handelsrente en proceskosten. De gedaagde had een abonnement bij Mijndomein, maar dit was inmiddels beëindigd. Mijndomein stelde dat de gedaagde niet had betaald en dat zij herhaaldelijk was aangemaand tot betaling. De gedaagde voerde verweer en stelde dat zij de aanmaningen niet had ontvangen omdat deze naar een oud adres waren gestuurd. De kantonrechter oordeelde dat het aan de gedaagde was om Mijndomein op de hoogte te stellen van haar juiste adres en dat Mijndomein voldoende bewijs had geleverd dat de aanmaningen naar het juiste adres waren verzonden. De kantonrechter wees de vordering van Mijndomein toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,-, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. De totale kosten voor de gedaagde kwamen uit op € 313,99, en de wettelijke handelsrente werd toegewezen vanaf 8 december 2019.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10351953 \ CV EXPL 23-649
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
MIJNDOMEIN HOSTING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Lelystad,
eisende partij,
hierna te noemen: Mijndomein,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[gedaagde01], voorheen handelend onder de naam [bedrijf01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van de kant van Mijndomein;
- de antwoordakte van [gedaagde01] ;
- de akte uitlating van de zijde van Mijndomein.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Mijndomein drijft een onderneming op het gebied van webhosting en domeinnaamregistratie. Het registreren en beheren van domeinnamen geschiedt in de vorm van een abonnement, op grond waarvan klanten bij vooruitbetaling een bedrag verschuldigd zijn aan Mijndomein.
2.2
Tussen Mijndomein en [gedaagde01] bestond een overeenkomst op grond waarvan Mijndomein voormelde diensten heeft geleverd aan [gedaagde01] . Meer specifiek heeft Mijndomein (onder meer) de website van [gedaagde01] (o.a. [website01] ) opgezet dan wel online gehouden. Op deze diensten zijn de algemene voorwaarden van Mijndomein van toepassing.
2.3
Mijndomein heeft aan [gedaagde01] een factuur van 25 november 2019 gestuurd ten bedrage van € 84,- voor de domeinnaam en webhosting van [website01] . Daarop is voorafgaand aan de incassoprocedure een bedrag van € 15,- aan administratiekosten gecrediteerd, zodat van deze rekening een bedrag van € 69,- resteert.
2.4
[gedaagde01] heeft dit bedrag onbetaald gelaten. Daarom heeft Mijndomein de overeenkomst met [gedaagde01] beëindigd, wat aan haar is meegedeeld per brief van 1 december 2022.

3.Het geschil

3.1
Mijndomein vordert veroordeling van [gedaagde01] om aan Mijndomein te betalen een bedrag van € 127,27, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van
€ 69,- vanaf 6 januari 2023 tot de dag van voldoening, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
Mijndomein heeft daaraan, in aanvulling op de feiten en daarbij meegenomen hetgeen zij bij repliek heeft aangevoerd, het volgende ten grondslag gelegd.
Op grond van de (inmiddels beëindigde) overeenkomst is [gedaagde01] het bedrag aan hoofdsom verschuldigd. Mijndomein heeft [gedaagde01] herhaaldelijk aangemaand tot betaling. De buitengerechtelijke kosten bedragen € 40,-. De wettelijke handelsrente bedraagt, berekend tot 6 januari 2023, € 18,27.
3.2
[gedaagde01] voert verweer.
Zij stelt dat zij de brieven die naar het oude adres ( [adres01] te [plaats01] ) zijn gestuurd, niet heeft ontvangen. [gedaagde01] wilde opzeggen, maar dat lukte niet, omdat zij Mijndomein niet kon bereiken. Deze procedure had voorkomen kunnen worden als Mijndomein haar eerder had bericht. Vanwege hoe het is gegaan, vindt [gedaagde01] het niet terecht als zij de proceskosten zou moeten betalen.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter begrijpt dat tussen partijen niet in geschil is dat het bedrag van € 69,- betaald moet worden. [gedaagde01] heeft weliswaar aangegeven dat zij de domeinnaam wilde opzeggen maar dat dat niet lukte, maar zij heeft niet gesteld dat de overeenkomst als opgezegd moet zijn beschouwd tegen een zekere datum (als gevolg waarvan zij de factuur van € 69,- niet verschuldigd is). Daar komt bij dat van de kant van [gedaagde01] in het traject voorafgaand aan deze procedure kennelijk meerdere keren is aangegeven dat zij bereid is de hoofdsom te betalen (als er bevestigd wordt dat de overeenkomst beëindigd is), zo is als niet weersproken komen vast te staan.
4.2
Tegen de verschuldigdheid van wettelijke handelsrente is evenmin verweer gevoerd. De verschuldigdheid ervan vloeit voort uit de wet.
4.3
Over het moment vanaf wanneer de wettelijke handelsrente verschuldigd is, overweegt de kantonrechter als volgt.
Artikel 119a lid 1 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt onder meer:

De schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in het geval van een handelsovereenkomst in de wettelijke rente van die som met ingang van de dag volgend op de dag die is overeengekomen als de uiterste dag van betaling tot en met de dag waarop de schuldenaar de geldsom heeft voldaan.
Mijndomein maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente vanaf 7 dagen na de factuurdatum. In de toepasselijke algemene voorwaarden staat dat betaling dient te geschieden binnen 14 dagen na factuurdatum, tenzij schriftelijk anders overeengekomen. Mijndomein heeft niet gesteld dat tussen partijen schriftelijk is overeengekomen dat binnen 7 dagen na factuurdatum moest worden betaald.
De wettelijke handelsrente is daarom slechts toewijsbaar vanaf 14 dagen na de factuurdatum, te weten 8 december 2019.
4.4
Mijndomein maakt verder aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat Mijndomein voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Als productie 4 bij dagvaarding zijn verschillende sommatiebrieven overgelegd. Nog los van het feit dat het aan [gedaagde01] is om het juiste adres door te geven aan haar relaties, zoals Mijndomein, zijn de als productie 4 overgelegde brieven naar het juiste adres verzonden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.5
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
69,-
- buitengerechtelijke incassokosten
40,-
+
totaal
109,-
te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 69,- vanaf 8 december 2019 tot de dag van voldoening.
4.6
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Haar verweer dat de procedure niet nodig zou zijn geweest als Mijndomein haar eerder had bericht, kan niet slagen. Zoals hiervoor overwogen, zijn er – los van het feit dat het aan [gedaagde01] is om Mijndomein op de hoogte te stellen van haar juiste adres – blijkens productie 4 bij dagvaarding ook aanmaningsbrieven gestuurd naar het juiste adres van [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft dan ook de kans gehad om de onderhavige vordering te betalen om zo een procedure te voorkomen. Zij heeft dat niet gedaan. De proceskosten komen daarom voor haar rekening.
4.7
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Mijndomein als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,99
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
78,00
(2,00 punten × € 39,00)
Totaal
313,99
Voor het opstellen van de dagvaarding wordt één punt salaris gemachtigde gerekend - dat conform de staffel € 39,- bedraagt - en voor de beide aktes van de kant van Mijndomein wordt in totaal één punt salaris gemachtigde toegekend. Zo komt de kantonrechter tot het bedrag van € 78,- ter zake het salaris van de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
veroordeelt [gedaagde01] om aan Mijndomein te betalen een bedrag van € 109,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 69,-, met ingang van 8 december 2019, tot de dag van betaling,
5.2
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van Mijndomein tot dit vonnis vastgesteld op € 313,99,
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.