Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[bedrijf01 1],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert de besloten vennootschap Sport Holding B.V. van de gedaagde een bedrag van € 24.999,00 aan achterstallige huur, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De gedaagde, die in persoon procedeert, voert verweer en stelt dat er gebreken waren aan het gehuurde pand, maar vraagt geen huurprijsvermindering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de huurovereenkomst op 1 augustus 2022 is aangegaan en dat er klachten zijn geuit over lekkages en andere gebreken. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen, omdat de gedaagde niet voldoende onderbouwd heeft dat de gebreken aan het gehuurde zo ernstig waren dat hij geen huur verschuldigd zou zijn. De vordering in reconventie van de gedaagde, die schadevergoeding eiste voor verlies aan verkoopwaarde van zijn woning en hogere huurkosten, is afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de gebreken aan het gehuurde de huurprijsvermindering rechtvaardigen en dat de gedaagde de kosten van verhuizing en hogere opslagkosten voor zijn rekening moet nemen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.