ECLI:NL:RBZWB:2023:5222

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
10462092 AZ VERZ 23-21 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op I-grond; combinatie van gronden onvoldoende onderbouwd

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap CVB Recycling (Tilburg) B.V. en [verweerder01]. CVB verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van een combinatie van gronden, waaronder de i-grond van artikel 7:669 lid 3 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat CVB onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om de ontbinding te rechtvaardigen. De procedure begon met een verzoekschrift van CVB op 19 april 2023, waarin zij stelde dat [verweerder01] niet voldeed aan de verwachtingen en dat zijn functioneren niet op orde was. [verweerder01] heeft het verzoek bestreden en betoogd dat de aangevoerde gronden niet voldoende onderbouwd waren. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de door CVB aangevoerde feiten grotendeels onvoldoende onderbouwd waren. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en CVB veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 529,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10462092 AZ VERZ 23-21
beschikking d.d. 17 juli 2023
inzake
de besloten vennootschap CVB Recycling (Tilburg) B.V.,
gevestigd te (5042 WB) Tilburg aan het adres Centaurusweg 39,
verzoekster,
gemachtigde: L. van Berkel, directeur van verzoekster,
tegen
[verweerder01]
wonende te ( [postcode01] ) [plaats01] aan het [adres01] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.P. Poelman, advocaat te Tilburg.
Partijen zullen hierna CVB en [verweerder01] worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 19 april 2023 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
  • het op 7 juni 2023 ter griffie ontvangen verweerschrift;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 19 juni 2023.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
  • CVB exploiteert een onderneming in de recycling van onder andere oud papier, plastic en textiel;
  • [verweerder01] werkte vanaf 14 juli 2020 op uitzendbasis voor CVB;
  • op 19 juli 2021 is [verweerder01] voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij CVB in de functie van “algemeen productiemedewerker”;
  • op 12 november 2021 heeft CVB [verweerder01] officiëel gewaarschuwd voor het niet opvolgen van werkinstructies en het weglopen van de werkvloer;
  • op 26 januari 2023 heeft CVB [verweerder01] officiëel gewaarschuwd voor ongeoorloofd telefoongebruik op de werkvloer;
  • op 3 april 2023 heeft CVB [verweerder01] officiëel gewaarschuwd voor regelmatig te laat komen;
  • bij brief van 14 april 2023 heeft CVB [verweerder01] een beëindigingsovereenkomst aangeboden. [verweerder01] is niet akkoord gegaan met het voorstel;
  • op 19 april 2023 is op de griffie van deze rechtbank een verzoekschrift van CVB ontvangen om dat arbeidsovereenkomst te ontbinden.

3.Het verzoek en het verweer

3.1
CVB verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] te ontbinden wegens een combinatie van meerdere gronden, de i-grond. Zij stelt dat het lang heeft geduurd, voordat [verweerder01] kon meedraaien als volwaardig algemeen productiemedewerker, gelet op zijn beperkte capaciteiten, inzet en functioneren. Ook nu gaat dit nog niet zonder slag of stoot. Hij is immers meerdere malen aangesproken op het niet opvolgen van instructies, het te laat komen en zijn ziekteverzuim. Hij wordt gezien als de zwakste schakel op de werkvloer. [verweerder01] is aangenomen in een periode dat er zeer veel werk was. De hoeveelheid werkzaamheden binnen CVB neemt echter op dit moment af, zodat CVB vreest dat de veiligheid in het geding komt als de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] in stand blijft en er steeds minder werknemers op de vloer aanwezig zijn. [verweerder01] heeft immers laten zien zich niet zelfstandig aan de geldende regels binnen CVB te kunnen houden en er zijn dan onvoldoende werknemers op de werkvloer om op hem te letten en hem te corrigeren.
3.2
[verweerder01] verweert zich tegen het verzoek en concludeert dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Ontbinding op de cumulatie grond (i-grond) is enkel mogelijk als sprake is van meerdere niet volledig voldragen gronden, die ter beoordeling kunnen worden voorgelegd aan de kantonrechter. In de onderhavige zaak is er onvoldoende gesteld om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over te gaan, nu enkel incidenten worden aangehaald, die overigens deels worden betwist door [verweerder01] . Voor het geval het verzoek wordt toegewezen, vraagt [verweerder01] 1,5 maal de transitievergoeding toe te kennen, waarbij de uitzendperiode bij de arbeidsduur moet worden meegerekend.

4.De beoordeling

4.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.2
CVB verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] op grond van artikel 7:669 lid 3 sub i van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze grond houdt in dat ook een redelijke grond voor ontslag bestaat als een combinatie van omstandigheden, die relevant zijn voor de ontslaggronden c tot en met h, maakt dat van de werkgever niet in redelijkheid kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Met deze cumulatiegrond wordt beoogd het ontslagstelsel te verruimen, zonder echter te breken met het huidige stelsel van gesloten ontslaggronden. Er moet bij deze cumulatiegrond sprake zijn van omstandigheden ter zake van ten minste twee van de ontslaggronden c tot en met h. Omstandigheden die relevant zijn voor de a- en b-grond (verval van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden en het als gevolg van ziekte of gebreken de bedongen arbeid niet meer kunnen verrichten) doen bij de cumulatie niet ter zake.
4.3
Uit het verzoekschrift volgt dat CVB ter onderbouwing van haar verzoek een beroep doet op een combinatie van de a-grond, c-grond, d-grond en e-grond. De kantonrechter zal deze gronden hierna behandelen, waarbij wordt ingegaan op de standpunten van partijen.
A-grond:
4.4
Van de a-grond is – kort gezegd – sprake als arbeidsplaatsen vervallen of in de nabije toekomst moeten vervallen wegens bedrijfseconomische omstandigheden.
4.5
CVB stelt dat de beschikbare werkzaamheden binnen haar onderneming afnemen, zodat er afscheid moet worden genomen van meerdere werknemers. De kantonrechter overweegt dat hiervoor onder 4.1 is overwogen dat deze grond niet kan meewegen bij een beoordeling van de i-grond, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij gaat.
c-grond:
4.6
Van de c-grond is – kort gezegd – sprake als een werknemer dermate regelmatig
de bedongen arbeid als gevolg van ziekte of gebreken niet kan verrichten dat dit leidt tot voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen.
4.7
CVB stelt dat hiervan sprake is en verwijst naar de registraties van het verzuim van [verweerder01] . [verweerder01] voert aan dat het gestelde frequente verzuim onvoldoende is onderbouwd. Er is geen vergelijking gemaakt met andere medewerkers, er is niet gesteld of gebleken dat het verzuim leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering of dat de verzuimfrequentie niet binnen 26 weken beperkt zal zijn.
4.8
De kantonrechter overweegt dat CVB ter onderbouwing van haar stelling enkel heeft gewezen naar vier ziekmeldingen uit 2022 en vier andere ziekmeldingen voor en na 2022 (acht in totaal). Naar het oordeel van de kantonrechter is zonder toelichting, die ontbreekt, niet vast te stellen dat [verweerder01] een hoger ziekteverzuim heeft dan andere medewerkers van CVB en dermate regelmatig ziek is dat dit leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering. CVB heeft derhalve onvoldoende relevante omstandigheden gesteld die verband houden met deze grond.
d-grond en e-grond:
4.9
Aan de d-grond wordt toegekomen als de werknemer – kort gezegd – ongeschikt is de bedongen arbeid te verrichten, ondanks dat hij daarop is aangesproken door de werkgever en hem de gelegenheid is geboden zijn functioneren te verbeteren. Van de e-grond is sprake als het verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.1
CVB stelt dat [verweerder01] niet functioneert en dat hij verwijtbaar heeft gehandeld. Zij verwijst naar het moeizame inwerktraject, de waarschuwingen voor het niet naleven van werk- en veiligheidsintructies, de waarschuwing voor het te laat komen, het effect dat die waarschuwingen hebben op [verweerder01] en het meest recente incident van 7 april jl. waarbij [verweerder01] niet de juiste kleding droeg tijdens het werk.
4.11
[verweerder01] voert met betrekking tot het gestelde disfunctioneren aan dat hij daar nimmer op is aangesproken. Er heeft ook geen verbetertraject plaatsgevonden. Vervolgens erkent hij zes maal te laat te zijn gekomen, maar CVB heeft, naar zijn mening, niet onderbouwd dat dit heeft geleid tot veiligheidsrisico’s. Hooguit heeft dit tot stagnatie van het productieproces geleid. Met betrekking tot het niet opvolgen van veiligheids- en werkinstructies betwist hij dat de waarschuwing van 12 november 2021 terecht is gegeven. Daarbij is deze waarschuwing al lange tijd geleden gegeven. Voor zover dit al terecht was, heeft dit overigens niet tot gevaarlijke situaties geleid. De waarschuwing voor het gebruik van zijn mobiele telefoon was terecht. Echter, hij had zijn telefoon maar kort vast en dit heeft geen gevaar veroorzaakt voor collega’s. De keer dat [verweerder01] zonder zijn eigen veiligheidskleding op het werk is verschenen kan hem niet worden tegengeworpen, nu hij onverwachts op een andere locatie moest werken en hij zijn werkschoenen vergeten was. Hij heeft toen in overleg met zijn leidinggevende veiligheidsschoenen aangedaan, die op die locatie aanwezig waren zoals hij ook al deed tijdens zijn uitzendperiode. Hij heeft geen waarschuwing gekregen hiervoor.
4.12
De kantonrechter overweegt dat als CVB van mening is dat [verweerder01] niet functioneert, zij hem daarop had moeten aanspreken en hem de kans moet geven zich te verbeteren (zie ook overweging 4.9). CVB heeft ter mondelinge behandeling aangegeven dat [verweerder01] mondeling op zijn functioneren is aangesproken, maar heeft die stelling niet onderbouwd. Bovendien is niet gebleken dat enige verbetertraject is opgestart, laat staan doorlopen. De kantonrechter gaat in beginsel dan ook voorbij aan het gestelde disfunctioneren. Een aantal van de met betrekking tot het disfunctioneren aangedragen incidenten valt echter ook onder het verwijtbaar handelen, zodat de kantonrechter die alsnog zal behandelen.
4.13
Partijen twisten of de officiële waarschuwing van 12 november 2021 terecht is gegeven. De kantonrechter acht echter van belang dat [verweerder01] daar tot aan deze procedure niet tegen heeft geprotesteerd. Echter, ook al wordt uitgegaan van de juistheid van de inhoud van de waarschuwing volgt de kantonrechter [verweerder01] in zijn stelling dat deze waarschuwing al lange tijd geleden is gegeven. Daarbij heeft de kantonrechter de directeur van CVB ter mondelinge behandeling gevraagd of een dergelijk incident nadien nog is voorgevallen, waarop zij heeft geantwoord dat zij dat niet wist. De kantonrechter kan daar dus niet vanuit gaan, zodat dit incident niet kan bijdragen aan de verzochte ontbinding.
4.14
Tussen partijen staat vast dat de waarschuwing van 26 januari 2023 voor het gebruik van zijn mobiele telefoon terecht is gegeven. Niet is echter gesteld of gebleken dat dit op een later moment nog is voorgekomen, zodat de kantonrechter ook hieraan voorbij gaat.
4.15
Ook staat tussen partijen vast dat [verweerder01] meerdere malen te laat is gekomen. Hij heeft hier enkel nog maar één schriftelijke waarschuwing voor ontvangen en op dat moment (3 april jl.) zag CVB kennelijk nog geen aanleiding toe te werken naar een einde van de arbeidsovereenkomst. Dit neemt natuurlijk niet weg dat dit vervelend is voor het productieproces van CVB.
4.16
Tot slot speelt nog het incident van 7 april jl., dat [verweerder01] zonder zijn eigen veiligheidskleding op het werk is verschenen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan hem dit niet worden tegengeworpen, nu tussen partijen vaststaat dat dit in overleg is gebeurd en een leidinggevende hem (wellicht ten onrechte) toestemming heeft gegeven zo te handelen.
Conclusie:
4.17
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door CVB aangehaalde feiten en omstandigheden grotendeels onvoldoende onderbouwd en, voor zover ze zijn onderbouwd, onvoldoende (actueel) om tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te komen. Ook als deze tezamen worden genomen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
4.18
De proceskosten komen voor rekening van CVB, omdat zij in het ongelijk is gesteld. de kosten worden begroot op een bedrag van € 529,00 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzochte ontbinding af;
veroordeelt CVB tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder01] tot en met vandaag vaststelt op € 529,00;
verklaart de proceskostenveroordeling in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.