ECLI:NL:RBZWB:2023:5223

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
10345024 CV EXPL 23-620 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en onverschuldigde betaling in verzekeringskwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Tilburg op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 21 december 2022. De opposant, [opposant in de hoofdzaak01], had verzet aangetekend tegen het verstekvonnis waarbij hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan TVM Verzekeringen N.V. De opposant stelde dat hij tijdig verzet had ingesteld, omdat het verstekvonnis niet in persoon was betekend. De kantonrechter oordeelde dat de opposant ontvankelijk was in zijn verzet, omdat de betekening niet op de juiste wijze had plaatsgevonden. In het incident vorderde de opposant schorsing van de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis, maar deze vordering werd afgewezen omdat de kantonrechter in dit vonnis een eindbeslissing gaf.

In de hoofdzaak oordeelde de kantonrechter dat TVM onverschuldigd had betaald aan de opposant, omdat hij niet als begunstigde op de polis stond en de betaling op een rekening was gedaan die niet meer aan hem toebehoorde. De kantonrechter bekrachtigde het verstekvonnis en veroordeelde de opposant in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte betekening en de gevolgen van onverschuldigde betalingen in het verzekeringsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10345024 CV EXPL 23-620
vonnis d.d. 5 juli 2023
inzake
[opposant in de hoofdzaak01],
wonende te [woonplaats01] ,
opposant in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: mr. F.W. Linders, advocaat te Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap TVM Verzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (7901 AW) Hoogeveen aan het adres Van Limburg Stirumstraat 250,
geopposeerde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident,
gemachtigde: mr. H.N. Kuiper, werkzaam aldaar.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [opposant in de hoofdzaak01] ” en “TVM”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het verstekvonnis van de kantonrechter te Tilburg met zaaknummer 10172751 CV EXPL 22-4033 van 21 december 2022 met het daarin genoemde processtuk;
b. de verzetdagvaarding van 8 februari 2023, tevens inhoudende een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis, met producties;
c. de conclusie van antwoord in oppositie, tevens inhoudende een antwoord in het incident, van 23 maart 2023 met producties;
d. de conclusie van repliek in oppositie en in het incident van 19 april 2023 met één productie;
e. de conclusie van dupliek in het incident van 7 juni 2023.

2.Het geschil

In oppositie:
In het incident:
2.1
[eiser in het incident01] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de uitvoerbaarheid bij voorraad, dan wel de executie, van het verstekvonnis onder zaaknummer 10172751 CV EXPL 22-4033 te schorsen tot het moment er in de hoofdzaak een eindbeslissing is genomen, met veroordeling van TVM in de proces- en nakosten.
2.2
TVM voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser in het incident01] in de (na)kosten.
In de hoofdzaak:
2.3
Bij op 19 oktober 2022 uitgebrachte dagvaarding heeft TVM, als eiseres in de verstekzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd [opposant in de hoofdzaak01] , als gedaagde in de verstekzaak, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 22.666,75, te vermeerderen met rente en (na)kosten.
2.4
Bij verstekvonnis van 21 december 2022 heeft de kantonrechter de (primaire) vordering van TVM toegewezen, en is [opposant in de hoofdzaak01] veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op een bedrag van € 2.009,43.
2.5
[opposant in de hoofdzaak01] komt in verzet van voornoemd vonnis. Hij vordert van de bij het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling te worden ontheven en om de vordering van TVM alsnog af te wijzen, met veroordeling van TVM in de (na)kosten van het verzet.
2.6
TVM voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van voormeld verstekvonnis, met veroordeling van [opposant in de hoofdzaak01] in de (na)kosten van het verzet.

3.De beoordeling

In oppositie:
Ontvankelijkheid:
3.1
Alvorens in te gaan op de vorderingen constateert de kantonrechter dat TVM van mening is dat [opposant in de hoofdzaak01] niet-ontvankelijk is in het verzet. Zij stelt dat het verstekvonnis op 28 december 2022 is betekend aan [opposant in de hoofdzaak01] en hij pas op 8 februari 2023 een verstekdagvaarding heeft laten betekenen. [opposant in de hoofdzaak01] voert aan tijdig verzet te hebben ingesteld, nu het vonnis niet in persoon is betekend, het vonnis nog niet ten uitvoer was gelegd en er ook niet is gebleken van een daad van bekendheid met het vonnis voor medio januari 2023.
3.2
De kantonrechter overweegt dat een gedaagde, die bij verstek is veroordeeld, daartegen ingevolge artikel 143 lid 1, 2 en 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzet kan doen bij exploot van dagvaarding binnen vier weken:
a. ofwel na betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ten uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon;
b. ofwel na het plegen door hem/haar van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is;
c. ofwel vanaf de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
3.3
Nu TVM stelt dat [opposant in de hoofdzaak01] niet tijdig verzet heeft ingesteld, is het aan haar om die stelling voldoende te onderbouwen. Uit de overgelegde stukken volgt dat het betekeningsexploot van 28 december 2021 in een gesloten envelop op het woonadres van [opposant in de hoofdzaak01] is achtergelaten. Deze wijze van betekenen is onvoldoende om de verzettermijn in te laten gaan. Uit hetgeen hiervoor overwogen onder a. volgt dat de verzettermijn na betekening pas aanvangt als het vonnis wordt betekend in persoon. Daarvan is geen sprake. Niet is gesteld of gebleken dat het vonnis ten uitvoer is gelegd, zodat ook op die grond de verzettermijn niet is aangevangen. Tot slot is niet gesteld of gebleken dat er eerder dan medio januari 2023 sprake was van een situatie zoals bedoeld onder b. Het voorgaande leidt ertoe dat onvoldoende is onderbouwd dat [opposant in de hoofdzaak01] te laat verzet heeft ingesteld. De kantonrechter acht [opposant in de hoofdzaak01] dan ook ontvankelijk in het verzet.
In het incident:
3.4
[eiser in het incident01] vordert de uitvoerbaar bij voorraad verklaring, dan wel de executie, van het verstekvonnis te schorsen voor de duur van deze procedure. Nu in dit vonnis een eindbeslissing wordt gegeven in deze procedure heeft [eiser in het incident01] geen belang bij de vordering in het incident. Deze zal dan ook worden afgewezen.
3.5
Gelet op het geringe partijdebat in het incident ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de kosten draagt.
In de hoofdzaak:
3.6
Tussen partijen staat het volgende vast:
- TVM is een verzekeringsmaatschappij.
- Zagros Group Holding B.V. (verder: ZGH) had, naast andere voertuigen, een vrachtwagen met [kenteken01] verzekerd bij TVM;
- [opposant in de hoofdzaak01] is bestuurder van ZGH;
- op 25 juni 2021 heeft ZGH haar aandelen in Zagros Transport B.V. (verder: Transport) verkocht aan [naam01] (verder: [naam01] );
- de vrachtwagen met [kenteken01] is op 24 september 2021 verloren gegaan bij een brand;
- op 19 oktober 2021 heeft KNAB bank aan [opposant in de hoofdzaak01] bericht dat er uit een tussentijdse controle is gebleken dat er wijzigingen op het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel hebben plaatsgevonden en dat blijkt dat [opposant in de hoofdzaak01] geen meer is van Transport en daarom per direct geen toegang meer heeft tot een bankrekening bij KNAB bank;
- op 1 november 2021 heeft Scania Insurance Nederland B.V. op verzoek van [opposant in de hoofdzaak01] aan TVM bericht dat ZGH haar bankrekening heeft gewijzigd naar [iban_nummer01] ;
- op 3 november 2021 heeft TVM aan ZGH bericht dat een bedrag aan schadevergoeding van € 21.625,00 zal worden overgemaakt op de bankrekening met [iban_nummer02] ;
- op 16 november 2021 bericht [naam02] van Scania Insurance Nederland B.V. aan TVM dat de schadevergoeding op de verkeerde bankrekening is overgemaakt;
- de ING Bank heeft op 30 november 2021 [opposant in de hoofdzaak01] bericht dat op 3 november 2021 er een bedrag van € 21.625,00 is bijgeschreven op zijn rekening met [iban_nummer02] en dat dat niet voor hem bestemd en hem verzocht dit bedrag, dat afkomstig is van de rekening van TVM naar haar terug over te maken;
- op 3 december 2021 heeft TVM nogmaals aan ZGH bericht dat het voornoemde bedrag aan schadevergoeding zal worden overgemaakt, ditmaal op de bankrekening met [iban_nummer01] . Ook wordt aangegeven dat TVM gaat proberen het eerder betaalde bedrag terug te halen bij de ontvanger;
- op 25 maart 2022 bericht de heer [naam02] aan TVM dat [opposant in de hoofdzaak01] ten tijde van de uitbetaling van de schadevergoeding op de bankrekening bij de KNAB bank geen toegang meer had tot die rekening;.
3.7
TVM vordert in de verstekdagvaarding terugbetaling van de in haar ogen onverschuldigd aan [opposant in de hoofdzaak01] betaalde hoofdsom. Zij stelt dat [opposant in de hoofdzaak01] deze onterecht onbetaald laat, zodat hij rente en kosten verschuldigd is geworden. Op het verweer van [opposant in de hoofdzaak01] voert TVM aan dat de ING Bank conform haar protocol navraag heeft gedaan bij KNAB bank en dat KNAB bank aan de ING Bank heeft doorgegeven dat de bankrekening op naam van [opposant in de hoofdzaak01] stond. Niet is van belang of [opposant in de hoofdzaak01] toegang had tot die bankrekening. Hij blijft immers de begunstigde van de bankrekening, zodat aan hem is betaald. Voor zover de voornoemde stelling juist is, de stelling wordt immers niet onderbouwd, komt dit voor zijn rekening en risico. Hij heeft ervoor gekozen de gegevens en passen af te geven aan een derde zonder de tenaamstelling van de rekening te wijzigen. Het in opdracht van [opposant in de hoofdzaak01] gestuurde bericht met de bankrekeningwijziging van 1 november 2021 is pas door TVM ontvangen nadat de betaling was klaargezet. Zij kon er bij de eerste betaling van de schadevergoeding dus geen rekening mee houden. Zij werd er pas op 16 november 2021 bekend mee dat het bedrag op het verkeerde bankrekeningnummer is overgemaakt. Het enkele feit dat de premie voor de verzekering al begin 2021 werd betaald vanaf de ‘nieuwe’ bankrekening bij de ING Bank betekent niet dat TVM de bankrekening van de verzekerde al eerder had moeten aanpassen. Voor zover de bankrekening daadwerkelijk is overgegaan op een derde, had het immers op de weg van [opposant in de hoofdzaak01] gelegen dit in juni 2021 (ten tijde van de overdracht van de aandelen) al te melden. Dit komt voor zijn rekening en risico. Het niet tijdig doorgeven van informatie geeft TVM bovendien de mogelijkheid haar schade te verhalen op de verzekerde.
3.8
[opposant in de hoofdzaak01] voert aan dat Transport, waarvan hij indirect bestuurder en aandeelhouder was, haar wagenpark, waaronder de vrachtwagen in kwestie, begin 2021 heeft overgedragen aan ZGH. Op dat moment was ZGH verantwoordelijk voor de betaling van de verzekeringspremie en deze werden betaald vanaf de hiervoor genoemde bankrekening bij de ING Bank. TVM was dan ook op de hoogte van de gewijzigde bankrekening. De aandelen van ZGH in Transport zijn vervolgens verkocht aan [naam01] . De bankrekening bij de KNAB bank, waarop het geld is overgemaakt, stond op naam van Transport en is ook op die naam blijven staan. Deze heeft nimmer op naam van [opposant in de hoofdzaak01] gestaan. Alle accountgegevens en bankpassen zijn als gevolg van de aandelenoverdracht aan [naam01] verstrekt. [opposant in de hoofdzaak01] en ZGH konden op dat moment niet meer over de bankrekening beschikken. [opposant in de hoofdzaak01] heeft vervolgens via zijn tussenpersoon op 1 november 2021 TVM bericht dat de bankrekening moest worden gewijzigd. TVM heeft dit bericht kennelijk niet verwerkt voorafgaande aan de eerste betaling van de schadevergoeding, terwijl zij al wel de premies ontving van die rekening. Dit komt voor haar rekening en risico. Daar komt bij dat het bedrag aan schadevergoeding is overgemaakt aan een rekeninghouder, die niet de verzekerde was, en werd het bedrag overgemaakt voordat er een aankondiging is gestuurd naar de verzekerde. Ook deze omstandigheden dient ertoe te leiden dat de foutieve betaling voor rekening en risico van TVM komt.
3.9
De kantonrechte overweegt dat TVM een beroep doet op onverschuldigde betaling. In artikel 6:203 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is opgenomen dat degene, die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Als het gaat om de onverschuldigde betaling van een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag.
3.1
Tussen partijen staat vast dat het schadeobject (de vrachtwagen in kwestie) verzekerd was bij TVM en dat ZGH de begunstigde was van die verzekering. Ook staat vast dat TVM de schadevergoeding twee keer heeft betaald, één maal op de bankrekening met [iban_nummer02] en één maal op de bankrekening met [iban_nummer01] . De laatstgenoemde bankrekening komt ZGH toe, zodat zij schadeloos is gesteld. Tot slot staat vast dat [opposant in de hoofdzaak01] niet als begunstigde op de polis van ZGH is vermeld, zodat hij niet gerechtigd was het bedrag aan schadevergoeding te ontvangen.
3.11
[opposant in de hoofdzaak01] betwist allereerst dat de bankrekening met [iban_nummer02] op zijn naam stond ten tijde van de betaling van de schadevergoeding door TVM. TVM heeft echter berichten van de ING Bank en de KNAB bank overgelegd, waaruit volgt dat de rekening op naam van [opposant in de hoofdzaak01] stond ten tijde van de overboeking. [opposant in de hoofdzaak01] heeft daartegenover overgelegd een bericht van de KNAB bank, waarin wordt medegedeeld dat KNAB bank heeft geconstateerd dat hij geen bestuurder meer is van Transport en daarom geen toegang meer heeft tot een bankrekening bij de KNAB bank. Dit bericht sluit echter niet uit dat de bankrekening niet (meer) op zijn naam stond. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist dat de bankrekening niet op zijn naam stond. Aan dit onderdeel van het verweer gaat de kantonrechter voorbij.
3.12
Het voorgaande leidt ertoe dat hij als begunstigde van de rekening heeft te gelden, zodat, nu hij geen recht op dit bedrag had, onverschuldigd aan hem is betaald.
3.13
Voor zover het juist is dat [opposant in de hoofdzaak01] alle accountgegevens en bankpassen aan een derde had gegeven en hij geen toegang meer had tot die bankrekening, kan dit naar het oordeel van de kantonrechter niet leiden tot afwijzing van de vordering. Ook dan is hij de begunstigde vn de rekening, zodat aan hem is betaald. Ook had hij in dat geval via de bank weer toegangsgegevens kunnen ontvangen, nu hij de rechtmatige eigenaar van de rekening zou zijn. Ook dit onderdeel van het verweer faalt.
3.14
Het verweer van [opposant in de hoofdzaak01] kan tot slot worden gekwalificeerd als een beroep op de onzorgvuldigheid van TVM (zorgplicht) of de eigen schuld van TVM. Ook dan kunnen de stellingen van [opposant in de hoofdzaak01] niet tot afwijzing van de vordering leiden. Het gaat immers niet om schadevergoeding, maar terugbetaling van hetgeen onverschuldigd is betaald. Hooguit zou TVM onzorgvuldig jegens ZGH (haar contractspartij) hebben gehandeld. Wat daar ook van zij, neemt dit niet weg dat aan [opposant in de hoofdzaak01] onverschuldigd is betaald. Dit onderdeel van het verweer slaagt evenmin.
3.15
Het verstekvonnis zal dan ook worden bekrachtigd.
3.16
[opposant in de hoofdzaak01] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van TVM worden deze begroot op € 529,00 aan gemachtigdensalaris. Voor de “conclusie van dupliek in oppositie incident” wordt geen salaris toegekend, nu enkel diende te worden ingegaan op het incident.
3.17
De nakosten zijn toewijsbaar als in het dictum vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In oppositie:
In het incident:
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
In de hoofdzaak:
bekrachtigt het vonnis van 21 december 2022 van de kantonrechter te Tilburg, gewezen onder zaaknummer 10172751 CV EXPL 22-4033;
veroordeelt [opposant in de hoofdzaak01] in de kosten van dit geding, aan de zijde van TVM tot op heden begroot op een bedrag van € 529,00 als salaris voor de gemachtigde van TVM;
veroordeelt [opposant in de hoofdzaak01] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.