ECLI:NL:RBZWB:2023:5250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
C/02/404672 / HA ZA 22-676 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van termijnfacturen, jaarafrekeningen en eindafrekeningen van Vattenfall

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vattenfall Sales Nederland NV en twee voormalige vennoten van een vennootschap onder firma. Vattenfall vorderde betaling van onbetaalde termijnfacturen, jaarafrekeningen en eindafrekeningen, die voortvloeien uit leveringen van gas en elektriciteit aan de vennootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de ontbonden vennootschap. De gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij [gedaagde sub 1] erkende dat hij enkele termijnfacturen verschuldigd was, maar betwistte de juistheid van de jaar- en eindafrekeningen. De rechtbank oordeelde dat Vattenfall gerechtigd was om het verbruik te schatten, omdat de gedaagden geen meterstanden hadden doorgegeven. De rechtbank heeft de vordering van Vattenfall grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en de gedaagden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 26.640,31, vermeerderd met rente en kosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vennoten van een vennootschap onder firma en de voorwaarden waaronder een leverancier het verbruik kan schatten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/404672 / HA ZA 22-676
Vonnis van 26 juli 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
VATTENFALL SALES NEDERLAND NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. T.C. Arnold te Arnhem,
tegen
1.
[gedaagde sub 1] , in zijn hoedanigheid van vennoot van de voormalige vennootschap onder firma [bedrijf],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.M. ten Velde te Tilburg,
2.
[gedaagde sub 2] , in haar hoedanigheid van vennoot van de voormalige vennootschap onder firma [bedrijf],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Vattenfall, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 maart 2023;
  • de akte zijdens Vattenfall met producties 9 en 10;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn voormalige vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf] (hierna: ‘de VOF’). De VOF hield zich bezig met bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed en begeleiding in aan- en verkoop van woningen. De VOF is per 23 maart 2021 uitgeschreven uit het handelsregister.
2.2.
Vattenfall is leverancier van gas en elektriciteit.
2.3.
De VOF heeft voor de adressen aan de [straatnaam] met de nummers [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] te ( [postcode] ) [plaats] overeenkomsten gesloten met Vattenfall voor de levering van gas en elektriciteit.
2.4.
Vanaf oktober 2019 is in de betaling van de termijn facturen, de jaarrekeningen en de eindafrekeningen een achterstand ontstaan. De overeenkomsten tussen Vattenfall en de VOF zijn in 2020 beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Vattenfall vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 26.640,31, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, € 3.124,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente daarover en de nakosten.
3.2.
[gedaagde sub 1] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tegen [gedaagde sub 2] is verstek verleend. Omdat [gedaagde sub 1] in de procedure is verschenen, wordt dit vonnis op grond van artikel 140 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ook tegenover [gedaagde sub 2] als een vonnis op tegenspraak beschouwd.
4.2.
Vattenfall legt aan haar vordering ten grondslag dat de VOF vanaf 17 oktober 2019 verschillende termijnfacturen, jaarafrekeningen en eindafrekeningen onbetaald heeft gelaten. Ondanks herhaaldelijke sommatie is zij niet tot betaling overgegaan. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn als vennoten van de ontbonden vennootschap hoofdelijk verbonden tot betaling van de onbetaald gebleven bedragen.
Termijnfacturen
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 1] erkend dat hij de termijnfacturen waarvan Vattenfall betaling vordert verschuldigd is. Dit betekent dat de volgende termijnfacturen toewijsbaar zijn:
  • [adres 1]: termijnfacturen van 17 oktober 2019 en 17 april 2020 van € 414,00 per termijn;
  • [adres 2]: termijnfacturen van 17 oktober 2019, 17 december 2019, 17 januari 2020, 17 februari 2020, 17 maart 2020, 17 april 2020 en 17 mei 2020 van € 722,00 per termijn;
  • [adres 3]: termijnfacturen 17 februari 2020, 17 maart 2020, 17 april 2020 en 17 mei 2020 van € 250,00 per termijn;
  • [adres 4]: termijn factuur van 17 oktober 2019 van € 431,00;
  • [adres 5]: termijn facturen van 17 oktober 2019, 17 november 2019, 17 december 2019, 17 januari 2020, 17 februari 2020 en 17 maart 2020 van € 573,00 per termijn;
  • [adres 6]: termijn facturen 17 oktober 2019, 17 november 2019, 17 december 2019, 17 januari 2020, 17 februari 2020 en 17 maart 2020, 17 april en 17 mei 2020 van € 743,00 per termijn;
  • [adres 7]: termijn facturen 17 januari 2020, 17 februari 2020 en 17 maart 2020, 17 april en 17 mei 2020 van € 738,00 per termijn;
Jaarafrekeningen en eindafrekeningen
4.4.
[gedaagde sub 1] erkent dat hij niet alle jaarafrekeningen en eindafrekeningen heeft betaald. Maar [gedaagde sub 1] betwist de juistheid van deze jaar- en eindafrekeningen. [gedaagde sub 1] voert aan dat Vattenfall niet inzichtelijk heeft gemaakt wat het werkelijke gebruik per pand is geweest. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het verweer van [gedaagde sub 1] zich toespitst op de eindafrekeningen van de adressen [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] en [adres 7] . Op die adressen heeft Vattenfall de meterstanden namelijk geschat. Met name het verbruik na oktober 2019 kan niet kloppen, omdat na die datum de adressen niet of nauwelijks meer bewoond werden. Het geschatte verbruik is dus te hoog. Door omstandigheden was [gedaagde sub 1] niet in staat de meterstanden zelf op te nemen en aan Vattenfall door te geven. Daarnaast voert [gedaagde sub 1] aan dat de termijnfacturen verrekend moeten worden met het werkelijke verbruik.
4.5.
Vattenfall voert aan dat [gedaagde sub 1] in de gelegenheid is gesteld om zelf de meterstanden op te nemen en aan Vattenfall door te geven. Dat heeft [gedaagde sub 1] nagelaten. Op grond van de algemene voorwaarden mocht Vattenfall het verbruik daarom schatten.
4.6.
Omdat het verweer van [gedaagde sub 1] geen betrekking heeft op de gevorderde jaar- en eindafrekeningen voor de adressen [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] zijn de hieronder genoemde jaar- en eindafrekeningen toewijsbaar:
  • [adres 1]: jaarafrekening (restant) € 412,42 en eindafrekening van € 1.443,56;
  • [adres 2]: jaarafrekening (restant) € 1.174,26 en eindafrekening van € 570,49;
  • [adres 3]: eindafrekening van € 34,97.
4.7.
Ten aanzien van de overige jaar- en eindafrekeningen overweegt de rechtbank dat het aan [gedaagde sub 1] is om zijn bevrijdende verweer, dat het geschatte verbruik te hoog is, te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. Dat heeft [gedaagde sub 1] echter nagelaten. [gedaagde sub 1] heeft ter zitting toegelicht dat de panden zijn gesloopt en dat met het oog daarop de huurders uiterlijk in oktober 2019 zijn vertrokken, maar hij heeft die stelling op geen enkele manier onderbouwd.
4.8.
[gedaagde sub 1] heeft ook niet betwist dat hij door Vattenfall in de gelegenheid is gesteld om zelf de meterstanden door te geven. Vattenfall heeft onweersproken gesteld dat de algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers 2017 op de overeenkomsten tussen haar en de ontbonden vennootschap van toepassing zijn. Op basis van artikel 9.3 van deze voorwaarden was Vattenfall gerechtigd het verbruik te schatten over de periode dat [gedaagde sub 1] geen meterstanden heeft doorgegeven. Zolang door [gedaagde sub 1] geen andere standen worden doorgegeven, gelden de geschatte standen als uitgangspunt.
Dat er wellicht nog mogelijkheden zijn om de betreffende meterstanden bij de netbeheerder te achterhalen, zoals door [gedaagde sub 1] is gesteld, doet daar niet aan af. Het is aan [gedaagde sub 1] om zijn bevrijdende verweer al direct bij zijn de conclusie van antwoord of tijdens de mondelinge behandeling te onderbouwen.
4.9.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat voor de adressen [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] geldt dat de meterstanden één tot enkele maanden voor het einde van de overeenkomsten zijn opgenomen door de netbeheerder of de incasso buitendienstmedewerker van Vattenfall. Dit blijkt uit productie 9 van Vattenfall. Het verbruik tot die momenten dat is opgenomen in de jaar- en eindafrekeningen stemt dus overeen met het werkelijke verbruik.
4.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat ook de gevorderde en hieronder genoemde jaar- en eindafrekeningen voor de adressen met [adres 5] en [adres 6] toewijsbaar zijn:
  • [adres 5]: jaarafrekening van € 1.828,95 en eindafrekening van € 378,17;
  • [adres 6]: eindafrekening van € 1.172,22;
4.11.
Ter zitting heeft Vattenfall aangegeven dat de in rekening gebrachte termijnbedragen in mindering worden gebracht op het verbruik, ongeacht of die termijnbedragen zijn voldaan. [gedaagde sub 1] heeft deze werkwijze ter zitting erkend. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de termijnbedragen niet dubbel aan [gedaagde sub 1] in rekening worden gebracht.
Wettelijke handelsrente
4.12.
Vattenfall maakt aanspraak op betaling van de wettelijke rente. Ter zitting heeft zij onder verwijzing naar haar productie 8 toegelicht dat daarmee de wettelijke handelsrente wordt bedoeld. [gedaagde sub 1] heeft ter zitting aangevoerd dat ook hij begrepen heeft dat de wettelijke handelsrente wordt gevorderd. Gelet op de stellingen van partijen gaat de rechtbank ervan uit dat door Vattenfall de wettelijke handelsrente wordt gevorderd.
4.13.
De wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de factuurdata van de betreffende facturen, nu Vattenfall onweersproken heeft gesteld dat partijen een betalingstermijn van veertien dagen zijn overeengekomen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
Vattenfall vordert betaling van een bedrag van € 3.124,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het ‘Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten’ (hierna: ‘het Besluit’) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Vattenfall heeft naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde € 1.041,40.
Proces- en nakosten
4.15.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vattenfall worden begroot op:
- dagvaarding € 116,19
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat €
1.532,00(1,0 punten × tarief € 766,00)
Totaal € 4.485,19
4.18.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen zoals in het dictum bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan Vattenfall te betalen een bedrag van € 26.640,31, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de facturen als vermeld in productie 5 bij de dagvaarding, vanaf 14 dagen na de factuurdata telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Vattenfall tot op heden begroot op € 4.485,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.