ECLI:NL:RBZWB:2023:5264

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
10427822 CV EXPL 23-1082 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na vermindering van eis door eiseres in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de Stichting Sociaal Fonds Recreatie (SF Recreatie) haar vordering in hoofdsom, rente en kosten verminderd naar € 0,-. De zaak betreft een vordering tot proceskostenvergoeding van SF Recreatie tegen twee voormalige vennoten van een inmiddels opgeheven vennootschap onder firma. SF Recreatie stelt dat de gedaagden de procedure hadden kunnen voorkomen door een bedrijfsonderzoekformulier in te vullen en terug te sturen. De kantonrechter oordeelt dat de proceskosten voor rekening van de gedaagden komen, omdat zij niet hebben gereageerd op de verzoeken van SF Recreatie en de procedure onnodig hebben laten ontstaan. De reconventionele vorderingen van de gedaagden worden afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwd zijn en er geen rechtsgrond voor schadevergoeding is aangetoond. De kantonrechter legt de proceskosten aan de zijde van SF Recreatie vast op € 357,33 in conventie en € 330,00 in reconventie, die door de gedaagden en eisers in reconventie moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10427822 \ CV EXPL 23-1082
Vonnis – bij vervroeging – van 26 juli 2023
in de zaak van
STICHTING SOCIAAL FONDS RECREATIE (SF RECREATIE),
te Gorinchem,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: SF Recreatie,
gemachtigde: Vesting Finance Incasso B.V.,
tegen
1.
[gedaagde in conventie01], voormalig vennoot van de (volgens de dagvaarding) inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [bedrijf01] ,
te [plaats01] ,
2.
[gedaagde in conventie02], voormalig vennoot van de (volgens de dagvaarding) inmiddels opgeheven vennootschap onder firma [bedrijf01] ,
te [plaats01] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, tevens akte vermindering van eis
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in conventie
2.1.
SF Recreatie vordert na vermindering van haar eis niets meer aan hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten, maar wel een veroordeling van [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] voeren verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
2.4.
[eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] vorderen - samengevat - veroordeling van SF Recreatie tot betaling van een schadevergoeding van € 10.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
2.5.
SF Recreatie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] , met veroordeling van [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] in de kosten van deze procedure.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in conventie
3.1.
SF Recreatie legt aan haar vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. Een bedrijf dat wordt geëxploiteerd op het gebied van verblijfsrecreatie en dat werknemers in dienst heeft, is gelet op de Fonds-CAO premieplichtig tegenover SF Recreatie. Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel (verder te noemen KvK) is gebleken dat [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] zo’n bedrijf exploiteerden. Om dit zeker te weten heeft SF Recreatie een brief gestuurd aan [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] met het verzoek om een “bedrijfsonderzoekformulier” in te vullen en terug te sturen. Dit hebben [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] , ook na herhaald verzoek door SF Recreatie, niet gedaan. Daarom ging SF Recreatie ervan uit dat [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] de premie verschuldigd waren en deze is onbetaald gelaten door [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] . Nu inmiddels is gebleken dat er geen sprake is van een bedrijf waar personeel in dienst is geweest, is SF Recreatie bereid de door haar opgestelde nota’s te corrigeren naar € 0,- en afstand te doen van de rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Wel dienen [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] de proceskosten te betalen, omdat deze procedure voorkomen had kunnen worden, als [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] op tijd de juiste gegevens hadden doorgegeven.
3.2.
[gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] voeren – samengevat – het volgende verweer.
[gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] waren bezig het opzetten van een bedrijf. Voor het verkrijgen van een hypotheek, was daarbij een inschrijving bij de KvK nodig. Het bedrijf is echter nooit echt gestart en er is ook nooit personeel aangenomen. [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] hebben diverse malen telefonisch contact opgenomen met Vesting Finance, de gemachtigde van SF Recreatie, omdat zij maar brieven met openstaande rekeningen bleven ontvangen. Hierbij is meerdere malen telefonisch medegedeeld dat hun bedrijf nooit is gestart. [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] zijn het daarom niet eens met de gevorderde kosten.
3.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Omdat SF Recreatie haar eis naar € 0,- heeft verminderd ten aanzien van de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten, hoeft (in conventie) alleen nog maar te worden beslist op de proceskostenveroordeling. De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten voor rekening van [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] komen en legt hieronder uit waarom.
3.4.
Het (op te starten) bedrijf van [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] stond in de KvK ingeschreven en op basis van deze gegevens waren [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] in beginsel premie verschuldigd. [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] hebben niet weersproken dat zij de (herhaalde) brieven van SF Recreatie met het “bedrijfsonderzoeksformulier” hebben ontvangen en dat zij deze niet (ingevuld) hebben terug gestuurd. Als zij dit wel hadden gedaan, had deze procedure op een simpele manier voorkomen kunnen worden. [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] zeggen daarbij dat zij telefonisch meerdere malen hebben doorgegeven dat hun bedrijf nooit is gestart, maar dit wordt door SF Recreatie gemotiveerd weersproken. SF Recreatie zegt hierbij dat Vesting Finance geen telefoongesprek met [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] heeft kunnen voeren omdat [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] telkens de verbinding verbraken aan het begin van het gesprek. [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] hebben, gelet op deze betwisting, hun enkele stelling, dat telefonisch zou zijn doorgegeven dat hun bedrijf nooit is gestart, onvoldoende onderbouwd. Het had op hun weg gelegen om hierover meer informatie te geven, over bijvoorbeeld wanneer zou zijn gebeld en met wie zou zijn gesproken. De kantonrechter gaat er in dit geval dan ook van uit dat [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] niet eerder dan in deze procedure duidelijk kenbaar hebben gemaakt dat hun bedrijf nooit is gestart. [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] moeten dan ook de proceskosten betalen, omdat die onnodig zijn gemaakt.
3.5.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van SF Recreatie als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
131,83
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
78,00
(2,00 punten × € 39,00)
- nakosten
19,50
Totaal
357,33
in reconventie
3.6.
[eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] leggen – samengevat – aan de door hun gevorderde schadevergoeding van € 10.000,- ten grondslag dat zij bekend kunnen komen te staan als wanbetalers, waarmee hun – hopelijk ooit nog op te starten – naam/bedrijf in een negatief daglicht wordt gezet. Aangezien Vesting Finance van te voren wist of had moeten weten dat haar beweringen onwaar waren, is er sprake van laster. Vesting Finance had aan de hand van de diverse telefoongesprekken en door zelf onderzoek te doen, kunnen weten dat alle door haar gestelde feiten niet juist zijn. [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] geven daarbij aan dat zij de (agressieve vorm van) aanpak van Vesting Finance als erg vervelend hebben ervaren.
3.7.
SF Recreatie voert – samengevat – aan dat [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] op geen enkele wijze hun vordering hebben onderbouwd. Daarbij, zoals reeds in conventie is gezegd, hadden [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] de procedure kunnen voorkomen door simpelweg schriftelijk (of mondeling) door te geven dat zij geen personeel in dienst hadden. Verder ontbreekt iedere rechtsgrond voor de gevorderde schadevergoeding, die ook nog eens buitenproportioneel is. SF Recreatie betwisten daarbij nadrukkelijk dat er sprake zou zijn van laster.
3.8.
De kantonrechter wijst in dit geval de door [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] gevorderde schadevergoeding af en legt hieronder uit waarom.
3.9.
[eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] hebben onvoldoende onderbouwd gesteld dat er sprake is van een (rechts)grond op basis waarvan hun vordering toewijsbaar is. Voor wat betreft de door hen genoemde term “laster”, dat kan worden aangemerkt als een onrechtmatige daad (in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek), hebben zij enkel hebben gezegd dat zij de aanpak van Vesting Finance als erg vervelend hebben ervaren, zonder hierbij te verwijzen naar specifieke lasterlijke gedragingen van Vesting Finance. De posten die in voornoemde bijlage van [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] zijn geschreven, waaronder: “veelvuldig ontvangen aan poststukken”, “het blijven bellen (lastigvallen)” en “diverse telefoongesprekken met KvK, Pensioenrecreatie fonds en Vesting Finance” leiden daarbij, zonder nadere toelichting, die in dit geval ontbreekt, niet tot het oordeel dat hier sprake is van laster. Er is in dit geval dan ook geen (rechts)grond gebleken voor enige schadevergoeding.
3.10.
[eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] hebben bovendien hun schade ook niet, of niet voldoende concreet onderbouwd. Daarbij is overwogen dat de door [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] bij conclusie van repliek in reconventie overgelegde bijlage die “kosten/schade opstelling” is genoemd, in dit kader niet voldoende is. De posten die daar genoemd zijn, zijn namelijk (te) algemeen begroot. Daarbij zijn in deze bijlage geheel andere bedragen genoemd, dan de bedragen die nu in deze procedure door [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] worden gevorderd.
3.11.
Om deze redenen is de vordering al niet toewijsbaar, waardoor de overige stellingen verder niet besproken hoeven te worden.
3.12.
[eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van SF Recreatie als volgt berekend:
- salaris gemachtigde
330,00
(2,00 punten × factor 0,5 × € 330,00)
Totaal
330,00
Hierbij is overwogen dat er in reconventie geen nakosten zijn begroot, omdat SF Recreatie zowel in conventie als in reconventie gelijk heeft gekregen en het in dit geval om dezelfde kosten gaat als de nakosten die in conventie al zijn toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] in de proceskosten van € 357,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] ook de kosten van betekening betalen,
4.2.
verklaart deze proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.4.
wijst de vorderingen van [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] af,
4.5.
veroordeelt [eiser in reconventie01] en [eiser in reconventie02] in de proceskosten, aan de zijde van SF Recreatie tot dit vonnis berekend op € 330,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en – bij vervroeging – in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.