ECLI:NL:RBZWB:2023:5270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4651
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen leges in verband met omgevingsvergunningen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 september 2021. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende in één aanslagbiljet twee aanslagen leges opgelegd, ten bedrage van totaal € 119, in verband met het in behandeling nemen van twee aanvragen voor omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.

Belanghebbende, eigenaresse van een woning, had op 24 februari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van de garage in een schuur, maar deze aanvraag werd op 8 maart 2021 ingetrokken. Een nieuwe aanvraag voor het dichtmaken van de schuuropening werd ook ingetrokken. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslagen leges, wat leidde tot het beroep van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar op goede gronden de aanslagen leges heeft opgelegd, aangezien de aanvragen in behandeling zijn genomen en de heffingsambtenaar leges kan heffen voor deze diensten.

De rechtbank concludeert dat de aanslagen leges terecht zijn opgelegd, ondanks het verweer van belanghebbende dat de werkzaamheden vergunningsvrij zouden zijn. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar binnen de wettelijke kaders heeft gehandeld en dat de hoogte van de aanslagen niet is betwist. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra op 21 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4651

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Moerdijk), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 september 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende in één aanslagbiljet met nummer [aanslagnummer] twee aanslagen leges ten bedrage van totaal € 119 opgelegd, in verband met het in behandeling nemen van twee aanvragen voor omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, en [heffingsambtenaar] namens de heffingsambtenaar.

Feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaresse van de woning aan [adres] te [plaats 2] (het adres). De gemachtigde, en tevens vader, van belanghebbende was woonachtig op het adres en huurde de woning van zijn dochter.
2.2.
Belanghebbende heeft op 24 februari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd op grond van de Wabo voor het wijzigen van de garage op het adres in een schuur (aanvraagnummer [aanvraagnummer 1] , dossiernummer [dossiernummer 1] ). Op 8 maart 2021 heeft belanghebbende deze aanvraag ingetrokken.
2.3.
Op 8 maart 2021 heeft belanghebbende een (nieuwe) omgevingsvergunning aangevraagd voor het dichtmaken van de schuuropening op het adres (aanvraagnummer [aanvraagnummer 2] , dossiernummer [dossiernummer 2] ). Deze aanvraag heeft belanghebbende op 15 maart 2021 ingetrokken.
2.4.
Ter zake van het in behandeling nemen van de aanvragen omgevingsvergunning heeft de heffingsambtenaar leges in rekening gebracht, ten bedrage van totaal € 119. Dit bedrag is als volgt vastgesteld. Per aanvraag voor het bouwen is een bedrag aan leges opgelegd van € 238. Vanwege het intrekken van de aanvragen is het bedrag aan leges met 75% verlaagd (- € 178,50). Dit resulteert in een aanslag leges per aanvraag van € 59,50 en een totaalbedrag voor de twee aanslagen van € 119.
2.5.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslagen leges gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Voorafgaand merkt de rechtbank op dat het bezwaarschrift en het beroepschrift zijn ingediend en ondertekend door de gemachtigde van belanghebbende zonder vermelding dat hij deze stukken heeft ingediend voor belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift aangemerkt als te zijn ingediend namens belanghebbende (zoals ook de aanvraag omgevingsvergunning), heeft dit inhoudelijk behandeld en heeft ook een inhoudelijk verweerschrift ingediend. Nu dit in het voordeel van belanghebbende is, ziet de rechtbank eveneens aanleiding het beroepschrift te lezen als zijnde ingediend door de gemachtigde namens belanghebbende.
3.2.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar op goede gronden aanslagen leges heeft opgelegd aan belanghebbende. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en zijn de aanslagen leges terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overwegingen
4.1.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de aanslagen leges ten onrechte zijn opgelegd. Zij had namelijk geen omgevingsvergunning nodig, omdat uit het invullen van de aanvraagformulieren is gebleken dat de gewenste werkzaamheden aan de garage vergunningsvrij zijn. Dit geldt te meer nu de garage niet op de achtererfgrens staat en paden die uitsluitend dienen voor langzaam verkeer niet worden gerekend tot openbaar toegankelijk gebied. [1] De gemeente heeft de aanvragen ten onrechte gewijzigd naar vergunningsplichtige bouwwerkzaamheden, zo stelt belanghebbende.
4.2.
De rechtbank toetst de gronden van belanghebbende aan de wet- en regelgeving. Deze luiden als volgt. Onder de naam leges worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. [2] Leges worden aangemerkt als gemeentelijke belastingen. Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, dan wel degene voor wie de dienst is verleend. [3] Diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend, zijn vrijgesteld van heffing van leges. [4] Maatstaven van heffing en tarieven zijn opgenomen in de tarieventabel. [5]
Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) bedraagt bij een bouwkosten tot € 500.000: 2,476% met een minimum van € 238. [6]
Als een aanvraag uit de hoofdstukken 2.2 t/m 2.8.1 buiten behandeling wordt gelaten of door de aanvrager schriftelijk wordt ingetrokken vóór dat een besluit is genomen, wordt 25% van het legesbedrag in rekening gebracht. Als voor hetzelfde plan binnen 6 maanden na onherroepelijk worden van het eerder genomen besluit een hernieuwde ontvankelijke aanvraag wordt gedaan, worden de leges van de eerste aanvraag met het nieuwe plan verrekend. [7]
4.3.
De rechtbank stelt vast dat digitaal twee aanvragen voor een omgevingsvergunning zijn ingediend. Direct na ontvangst van de digitale aanvraagformulieren zijn de aanvragen in behandeling genomen. Dit in behandeling nemen is een namens het gemeentebestuur verstrekte dienst. Daarmee is voldaan aan het belastbaar feit en kan door de heffingsambtenaar leges worden geheven.
4.4.
Op deze hoofdregel geldt een uitzondering. Diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend, zijn vrijgesteld van heffing van leges. Voor zover belanghebbende een beroep doet op deze vrijstelling, kan hem dit niet baten. De formele beoordeling of de verbouwwerkzaamheden vergunningsvrij waren of niet heeft namelijk niet plaatsgevonden, doordat belanghebbende de aanvragen heeft ingetrokken nog voordat deze tot besluiten hebben geleid. Dit is nadeliger voor belanghebbende dan wanneer hij de beoordeling wel had laten plaatsvinden, in het scenario dat door de heffingsambtenaar zou zijn geoordeeld dat de uitzondering van toepassing was. De rechtbank is van oordeel dat de heffing desondanks gerechtvaardigd is. Op voorhand is niet met zekerheid te zeggen wat de uitkomst van de beoordeling van de heffingsambtenaar zou zijn geweest. De heffing had daarom ook hóger kunnen uitvallen. Door de aanvragen in te trekken, kiest een belastingplichtige de middenweg. Meer heffing dan in geval van de uitzondering, maar minder heffing dan een ‘reguliere’ heffing bij afwijzing van de aanvraag. De heffingsambtenaar heeft gehandeld binnen de kaders die de wet stelt.
Ook het standpunt van belanghebbende dat de garage niet op de erfgrens staat en de verwijzing naar de uitspraak van de AbRS treffen geen doel. Uit de luchtfoto’s in het dossier blijkt namelijk dat de garage op de erfgrens staat en het door belanghebbende genoemde pad slechts een trottoir is tussen de erfgrens en parkeervakken.
Nu niet is vastgesteld dat de verbouwwerkzaamheden vergunningsvrij waren, geldt de uitzondering niet. De heffingsambtenaar heeft terecht aanslagen leges geheven.
4.5.
Belanghebbende heeft de hoogte van de aanslagen leges niet betwist. De rechtbank is niet gebleken dat de aanslagen te hoog zijn opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de aanslagen leges gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet vergoed en ook geen vergoeding van proceskosten.
5.2.
Belanghebbende heeft verzocht om de heffingsambtenaar te veroordelen tot een schadevergoeding van € 500. Nu het verzoek niet is gespecificeerd en het beroep ongegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een schadevergoeding en wijst het verzoek van belanghebbende af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 21 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; AbRS, 11 januari 2016, te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder kenmerk ECLI:NL:RVS:2006:AU9412.
2.Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Legesverordening gemeente Moerdijk 2021; de Verordening
3.Artikel 3 van de Verordening
4.Artikel 4, aanhef en onder c, van de Verordening
5.Artikel 5, eerste lid, van de Verordening
6.Artikel 2.2.3.2. van de tarieventabel
7.Artikel 2.11.5 van de tarieventabel