ECLI:NL:RBZWB:2023:5307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
C/02/373652 / FA RK 20-3213
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om alleenstaand ouderlijk gezag in een reeds lopende procedure

In deze zaak verzoekt de vrouw om alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige01] te worden belast, terwijl er in een eerdere beschikking van 18 oktober 2022 al een bindende beslissing is genomen over het gezamenlijk gezag. De man, die samen met de vrouw belast was met het ouderlijk gezag, heeft zijn verzoeken tot vaststelling van een zorg- en contactregeling ingetrokken. De rechtbank heeft in deze procedure al eerder beslist dat de man en de vrouw samen het gezag uitoefenen over [minderjarige01]. De vrouw stelt dat er gewijzigde omstandigheden zijn, omdat de man geen contact meer wil met [minderjarige01] en dat dit een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor het kind. De rechtbank overweegt dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek om alleen met het ouderlijk gezag te worden belast, omdat er al een bindende beslissing is genomen. De rechtbank wijst de verzoeken van de man af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. Pellikaan en openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/373652 / FA RK 20-3213
datum uitspraak: 28 juli 2023
nadere beschikking betreffende het gezag, omgang en informatie
in de zaak van
[de man01],
hierna te noemen: de man,
wonende in [plaats01] ,
advocaat voorheen: mr. S.A.J.C. Koopman-Van Lieshout te Rosmalen,
thans: mr. R.P.V.W. Willems te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[de vrouw01],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende in [plaats01] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg.
Betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige01], geboren te [plaats01] op [geboortedatum01] 2017.
Als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Tilburg, hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling).

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 18 oktober 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- het verslag van de GI van 13 april 2023;
- het F9-formulier van 12 mei 2023 en het F5-formulier van 12 juni 2023 van
mr. Willems ;
- de F9-formulieren, beide met als bijlage een brief, van 15 mei 2023 en 5 juli 2023 van mr. Minkels.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij voormelde beschikking van 18 oktober 2022 heeft de rechtbank de man samen met de vrouw belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] . Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige contactregeling tussen de man en [minderjarige01] vastgesteld. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor het overige aangehouden, in afwachting van een verslag van de GI en berichten van de advocaten van partijen over het verloop van de contactregeling en de opbouw daarvan.
2.2
Aan de orde zijn nog steeds de – door de vrouw weersproken – verzoeken van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
1. een zorg- en contactregeling tussen hem en [minderjarige01] vast te stellen, inhoudende dat de man iedere week één middag van 13.00 uur tot 17.00 uur contact heeft met [minderjarige01] , alsmede dat er in de komende maanden wordt toegewerkt naar een weekendregeling, waarbij [minderjarige01] vanaf het eerste weekend van 2021 één weekend in de veertien dagen van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de man verblijft. De man zal [minderjarige01] ophalen bij de vrouw en weer naar de vrouw terugbrengen. Daarnaast verzoekt de man te bepalen dat [minderjarige01] de helft van de vakanties en feestdagen/bijzondere dagen/ aangelegenheden bij de man verblijft;
2. te bepalen dat de vrouw verplicht is om de man éénmaal per twee maanden op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon (zorg en ontwikkeling) en het vermogen van [minderjarige01] en de man te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen.
2.3
Uit het F5-bericht van zijn advocaat blijkt dat de man van mening is dat de vrouw de contactregeling tussen hem en [minderjarige01] frustreert. De man heeft geen zin meer in het verder strijden met de vrouw over een contactregeling. Volgens de man is hij op. Om die reden wenst hij zijn inleidend verzoek zoals deze zag op de zorgregeling in te trekken. Deze intrekking ziet ook op het verzoek om een informatieregeling. Daarmee liggen thans geen verzoeken meer voor, aldus de man.
2.4
De vrouw heeft via haar advocaat laten weten dat zij zich niet verzet tegen de intrekking van de verzoeken door de man. Volgens de vrouw heeft de man ook tegenover de gezinsvoogd aangegeven dat hij het gezamenlijk gezag wenst in te trekken, in die zin dat de vrouw weer het eenhoofdig gezag zal uitoefenen over [minderjarige01] . De vrouw heeft begrepen dat de man daartoe een verzoek heeft ingediend bij de rechtbank. De vrouw heeft dat verzoek overigens nog niet ontvangen en heeft de advocaat van de man dit ook nog niet aan de advocaat van de vrouw bericht. De vrouw geeft aan dat zij het, gezien de houding van de man, van belang acht dat zij weer alleen het gezag zal uitoefenen over [minderjarige01] . De man wil immers zelfs geen contact meer met [minderjarige01] . Naar de mening van de vrouw is er daarom sprake van gewijzigde omstandigheden en is er een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige01] klem of verloren zal raken tussen zijn ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel acht de vrouw een wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige01] noodzakelijk. De vrouw kiest ervoor om dit verzoek voor te leggen in deze procedure en niet in een nieuwe procedure, nu de man nadrukkelijk heeft aangegeven dat hij niet langer belast wenst te zijn met het gezamenlijk gezag en hij daartoe ook een verzoek wenst in te dienen bij de rechtbank. De vrouw voorziet thans problemen bij het nemen van gezagsbeslissingen, als de man niet langer betrokken wil zijn.
2.5
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5.1
Nu de man zijn verzoeken tot vaststelling van een zorg- en contactregeling tussen hem en [minderjarige01] en vaststelling van een informatieregeling betreffende [minderjarige01] heeft ingetrokken, zullen deze verzoeken van de man worden afgewezen.
2.5.2
De vrouw verzoekt haar thans alleen te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige01] . In de onderhavige procedure heeft de rechtbank over het ouderlijk gezag echter al een bindende eindbeslissing genomen, in die zin dat de rechtbank het verzoek van de man om hem samen met de vrouw te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] heeft toegewezen. Gesteld noch gebleken is dat deze beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Derhalve zal de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om alleen te worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.5.3
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kind, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De rechtbank
wijst de verzoeken van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling tussen hem en [minderjarige01] en vaststelling van een informatieregeling betreffende [minderjarige01] af;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek om alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] te worden belast;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pellikaan, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.