Op 24 juli 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak werd behandeld in Breda, waar de kinderrechter de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft overwogen. De minderjarige, geboren in 2013, verblijft momenteel bij zijn pleegmoeder, de oma, na eerder uit huis te zijn geplaatst vanwege onveilige situaties bij de moeder, die te maken had met middelengebruik en onvoldoende structuur bood. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in de afgelopen maanden stappen heeft gezet om haar situatie te verbeteren, maar dat een terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder op dit moment nog te vroeg is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van zes maanden, tot 9 februari 2024, om de continuïteit en veiligheid van de verzorging en opvoeding van de minderjarige te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.