ECLI:NL:RBZWB:2023:5318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
C/02/ 407679 / FA RK 23-1366
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige01]. De minderjarige, geboren op [geboortedag01] 2011, heeft in een brief van 14 maart 2023 verzocht om minder dagen bij zijn vader te verblijven. De ouders, [de moeder01] en [de vader01], hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming was betrokken in de procedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, die op 17 mei 2021 is vastgesteld, zorgvuldig tot stand is gekomen en in het belang van [minderjarige01] is. De minderjarige heeft aangegeven dat hij zich minder prettig voelt bij zijn vader, maar de kinderrechter heeft geen concrete signalen gevonden die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen. De ouders zijn het niet eens over de wijziging, wat de kinderrechter heeft doen besluiten het verzoek af te wijzen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de huidige regeling het beste aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige01] en dat er geen aanleiding is voor aanvullend onderzoek. De beslissing is in het belang van de minderjarige, die snel duidelijkheid nodig heeft over de zorgverdeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407679 / FA RK 23-1366
Datum: 29 juni 2023
beschikking
in de zaak van
[minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedag01] 2011,
hierna te noemen [minderjarige01] ,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[minderjarige01],
[de moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
[de vader01],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats02] .
De Raad voor de Kinderbescherming Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de brief van [minderjarige01] van 14 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 20 maart 2023;
- het e-mailbericht van de vader van 11 mei 2023 met bijlagen;
- de aantekeningen van het gesprek met [minderjarige01] op 12 mei 2023;
- de aantekeningen van het gesprek met de ouders en de Raad op 20 juni 2023.

2.De feiten

De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige01] geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige01] .
[minderjarige01] heeft van 29 juli 2019 tot 29 juli 2021 onder toezicht gestaan van Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI)).
De GI heeft op 4 maart 2021 bij deze rechtbank een verzoek gedaan tot wijziging van de destijds geldende zorgregeling, waarbij [minderjarige01] in de even weken van woensdag tot zondag bij de vader verbleef en in de oneven weken op donderdag (bekend onder zaaknummer C/02/383641 / JE RK 21-594). Bij beschikking van 17 mei 2021 is het verzoek van de GI toegewezen en is, voor zover nog van belang, bepaald dat de vader en [minderjarige01] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee weken in de even weken van maandag na school tot de daarop volgende maandag na school en gedurende een deel van de vakanties, nader in onderling overleg door de ouders te regelen.

3.Het verzoek

[minderjarige01] verzoekt in zijn brief van 14 maart 2023 om de zorgregeling tussen hem en zijn vader te wijzigen, in die zin dat hij minder dagen bij zijn vader hoeft te verblijven zowel doordeweeks als tijdens de vakanties.

4.De beoordeling

4.1
[minderjarige01] heeft zich tot de kinderrechter gewend via de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Dat betekent dat [minderjarige01] de kinderrechter vraagt om ambtshalve een beslissing te geven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen zijn ouders. Ambtshalve betekent dat er geen officieel formeel verzoek is gedaan. [minderjarige01] kan zo’n officieel verzoek ook niet zelfstandig indienen. Hij heeft als minderjarige namelijk geen formele eigen rechtsingang.
Op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouders hierop prijst stelt, ambtshalve een beslissing geven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders.
4.2
[minderjarige01] heeft in zijn brief van 14 maart 2023 en tijdens het gesprek op 12 mei 2023 aangegeven dat hij minder bij zijn vader wil zijn. Eerder verbleef hij tien nachten bij zijn moeder en vier nachten bij zijn vader en naar deze regeling wil [minderjarige01] graag terug. [minderjarige01] vindt het bij zijn vader niet altijd fijn en leuk. Hij heeft dit al eerder aangegeven, ook bij de kinderrechter twee jaar geleden, maar die heeft niet naar [minderjarige01] geluisterd.
4.3
De vader heeft tijdens het gesprek op 20 juni 2023, onder verwijzing naar voormelde e-mail met bijlagen van 11 mei 2023, aangegeven dat er in het verleden al heel veel hulpverleners betrokken zijn geweest. Aan de huidige zorgregeling ligt uitgebreid onderzoek ten grondslag en de regeling is tot stand gekomen in samenspraak met de hulpverlening, waaronder Pro6. De zorgregeling is, zoals ook geoordeeld door de rechtbank bij beschikking van 17 mei 2021, passend en in het belang van [minderjarige01] . De vader ziet bij [minderjarige01] geen tekenen dat hij het niet naar zijn zin zou hebben bij hem. Integendeel, [minderjarige01] is een vrolijke jongen die onderdeel uitmaakt van het gezin van de vader en die steeds meer durft te ondernemen. Wel denkt de vader dat er bij [minderjarige01] sprake is van loyaliteitsproblematiek; [minderjarige01] zegt bij de moeder wat de moeder wil horen en bij de vader wat de vader wil horen. Dit laat onverlet dat [minderjarige01] zich thuis voelt bij de vader. De moeder is een hele goede moeder, maar misschien wel iets te goed. De vader heeft het idee dat de moeder het lastig vindt om zaken los te laten. Dit maakt dat de moeder, ondanks de duidelijke afspraken die in het ouderschapsplan zijn gemaakt rondom communicatie, hem nog regelmatig benadert met tal van mails, verzoeken etcetera. De vader heeft hier moeite mee. Hij zou graag willen dat de moeder zich houdt aan de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het solo parallel ouderschap. Hij acht de inzet van Pro6 daarbij (wederom) noodzakelijk.
4.4
De moeder heeft tijdens het gesprek op 20 juni 2023 aangegeven niet open te staan voor nadere hulpverlening vanuit Pro6. Zij heeft geen goede ervaringen met Pro6, die weinig tot niets heeft gebracht voor [minderjarige01] . De moeder zou willen dat soepeler wordt omgegaan met de afspraken die eerder zijn gemaakt over de onderlinge communicatie tussen haar en de vader. [minderjarige01] vraagt om de nodige afstemming tussen de ouders en daarvoor zou ruimte moeten zijn. De zorgregeling, zoals bepaald bij beschikking van 17 mei 2021, heeft [minderjarige01] veel verdriet gedaan. [minderjarige01] heeft het gevoel dat bij de vaststelling van deze regeling onvoldoende is geluisterd naar wat hij wenst in het contact met de vader. De moeder stimuleert [minderjarige01] ook in het contact met de vader, maar de huidige zorgregeling vraagt teveel van [minderjarige01] . [minderjarige01] geeft al langere tijd aan meer bij haar dan bij de vader te willen zijn. [minderjarige01] dient hierin serieus genomen te worden en anders dan de vader lijkt te veronderstellen, doet [minderjarige01] deze uitspraak niet vanuit loyaliteit richting haar. Ook de vader is een goede vader voor [minderjarige01] , maar [minderjarige01] voelt zich gewoonweg minder prettig en fijn bij de vader en zijn gezin. Belangrijk is dat [minderjarige01] goed in zijn vel zit en zich optimaal kan ontwikkelen. De moeder maakt zich daarvoor hard.
De moeder heeft een dag na het gesprek op 20 juni 2023, te weten op 21 juni 2023, een
e-mail naar de rechtbank verzonden waarin zij een aantal dingen nader heeft toegelicht. Dit e-mailbericht zal met deze beschikking aan de vader worden verzonden.
4.5
De medewerkster van de Raad heeft in het gesprek op 20 juni 2023, nadat zij kennis had genomen van de standpunten van de ouders, aangegeven dat voor haar vast staat dat beide ouders het beste met [minderjarige01] voor hebben en handelen vanuit goede bedoelingen. Er is echter geen samenwerking tussen de ouders, waarvan [minderjarige01] handig gebruik weet te maken door de ruimte te pakken die hem door de ouders gegeven wordt.
4.6
De kinderrechter stelt vast dat bij de beschikking van 17 mei 2021 een gewijzigde zorgregeling is vastgesteld, waarbij [minderjarige01] afwisselend de ene week bij de moeder verblijft en de daarop volgende week bij de vader. Deze regeling geldt als uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek van [minderjarige01] .
Aan voormelde zorgregeling wordt uitvoering gegeven door de ouders. [minderjarige01] verblijft de ene week bij zijn moeder, en de andere week bij zijn vader. [minderjarige01] vraagt nu om wijziging van deze regeling. Hij zou graag terug willen gaan naar een eerder tussen de ouders uitgevoerde zorgregeling waarbij hij tien nachten bij zijn moeder verbleef en vier nachten bij zijn vader.
Ouders kunnen in onderling overleg afwijken van een zorgregeling die door een rechter is bepaald indien zij het daar samen over eens zijn. Ook kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen.
Gebleken is dat de moeder kan instemmen met een wijziging van de huidige zorgregeling waarbij [minderjarige01] weer meer dagen bij haar zou verblijven dan bij de vader. De vader daarentegen verzet zich hiertegen uitdrukkelijk. De ouders zijn het dan ook niet samen eens over een wijziging van de zorgregeling zoals verzocht door [minderjarige01] . Het is daarom aan de kinderrechter om hierover een beslissing te nemen.
De kinderrechter stelt vast dat aan de huidige zorgregeling uitgebreid onderzoek ten grondslag heeft gelegen waarbij hulpverlening betrokken is geweest. Daarnaast is deze regeling door de kinderrechter bij beschikking van 17 mei 2021 zorgvuldig beoordeeld. In deze beoordeling hebben de belangen van [minderjarige01] centraal gestaan. De huidige zorgregeling is dan ook weloverwogen tot stand gekomen.
Op grond van de voorliggende stukken en de gesprekken die de kinderrechter met zowel [minderjarige01] als de ouders en de Raad heeft gevoerd is haar niet gebleken van feiten en/of omstandigheden die maken dat de huidige zorgregeling gewijzigd en/of aangepast zou moeten worden. De kinderrechter vindt de zorgregeling nog steeds een passende regeling die goed aansluit bij de ontwikkelingsfase en -behoeften van [minderjarige01] . Dat de opvoedsituatie bij de vader anders is dan die bij de moeder, maakt dat niet anders. Daarbij overweegt de kinderrechter dat zij geen concrete signalen en/of aanwijzingen heeft die haar zorgen doen baren over het welzijn van [minderjarige01] bij de vader. Evenmin is de kinderrechter gebleken dat de vader onvoldoende kan aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van [minderjarige01] en dat zijn zorg voor [minderjarige01] onder de maat zou zijn. Middels de huidige regeling kan [minderjarige01] optimaal genieten van wat beide ouders hem kunnen bieden en zich op evenwichtige wijze ontwikkelen. Voortzetting van de huidige regeling is naar het oordeel van de kinderrechter dan ook het meest in het belang van [minderjarige01] . Gelet hierop alsook het onderzoek naar een passende zorgverdeling tussen de ouders dat eerder heeft plaatsgevonden, acht de kinderrechter het niet nodig dat hiernaar aanvullend onderzoek wordt verricht dan wel een deskundige wordt benoemd. Een dergelijk onderzoek heeft geen meerwaarde en zou een extra belasting zijn voor [minderjarige01] .
Dit betekent dat het verzoek van [minderjarige01] tot wijziging van de zorgregeling zal worden afgewezen. In de nadere informatie die de moeder bij e-mailbericht van 21 juni 2023 aan de rechtbank heeft toegezonden, ziet de kinderrechter voorts geen aanleiding voor een andere beslissing. Om deze reden is voormeld e-mailbericht van de moeder dan ook niet voorgelegd aan de vader om hierop te reageren. Voor [minderjarige01] is het bovendien van belang dat hij snel duidelijkheid krijgt over de zorgverdeling tussen zijn ouders, en dat krijgt hij met deze beslissing.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige01] zelf ook een terugkoppeling krijgt van haar beslissing. Daarom zal in een aparte brief aan [minderjarige01] kort worden uitgelegd wat de beslissing is. De kinderrechter acht van belang dat beide ouders op de hoogte zijn van de inhoud van de brief die [minderjarige01] ontvangt. Vandaar dat de tekst van de brief hieronder wordt weergegeven:
“Op 12 mei 2023 heb jij gepraat met de kinderrechter. Je hebt toen verteld dat je minder vaak bij je vader wilt zijn. De kinderrechter vindt het heel knap dat je naar de rechtbank bent gekomen en met haar hebt gepraat. Na het gesprek met jou heeft de kinderrechter met jou afgesproken dat zij met jouw ouders zou gaan praten. Dat heeft zij gedaan op 20 juni 2023. Tijdens het gesprek met jouw ouders was ook mevrouw [naam01] van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
Nadat de kinderrechter goed naar iedereen heeft geluisterd (naar jou, jouw ouders en mevrouw [naam01] ) en goed heeft gekeken naar wat er allemaal is geschreven, heeft zij een beslissing genomen.
De kinderrechter zal de regeling zoals die nu is (de ene week ben je bij jouw moeder en de andere week ben je bij jouw vader) niet veranderen. Voordat die regeling door de andere kinderrechter is vastgesteld, is er hulpverlening geweest en onderzoek gedaan. Er is toen goed gekeken naar wat jij nodig hebt, naar hoe het is bij jouw moeder en naar hoe het is bij jouw vader. De kinderrechter vindt dat deze regeling nog steeds het beste is voor jou.
Ondanks dat deze beslissing niet is wat jij hebt gevraagd, hoopt de kinderrechter dat er nu duidelijkheid is voor jou en dat er meer rust zal komen.”
De kinderrechter realiseert zich dat haar beslissing in eerste instantie een teleurstelling zal zijn voor [minderjarige01] . Hoewel zij goed heeft geluisterd naar [minderjarige01] en de door hem geuite wens om tot een andere zorgverdeling tussen zijn ouders te komen, is de kinderrechter van oordeel dat de huidige zorgregeling voortgezet moet worden omdat dit het meest in zijn belang is. Het is aan de ouders om dit uit te dragen naar [minderjarige01] en hierin duidelijke kaders te stellen.
Tot slot geeft de kinderrechter de ouders nog mee dat het belangrijk is dat de afspraken die in het kader van het solo parallel ouderschap zijn gemaakt door beiden goed worden nagekomen. Voorkomen dient te worden dat [minderjarige01] gebruik maakt van eventuele tussen de ouders ontstane ruimte.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van [minderjarige01] af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023 door
mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.