ECLI:NL:RBZWB:2023:5322

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
C/02/410641 / JE RK 23-1039
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervanging van gecertificeerde instelling in ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) die belast is met de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige01] en [minderjarige02]. De moeder van de minderjarigen heeft verzocht om de GI te vervangen, omdat zij het vertrouwen in de huidige GI heeft verloren na eerdere negatieve ervaringen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 20 juni 2023, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming en een vertegenwoordiger van de GI waren ook aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder wantrouwen heeft jegens de GI, wat voortkomt uit eerdere ervaringen met wisselingen van jeugdzorgwerkers. De huidige jeugdzorgwerker is echter nieuw en heeft aangegeven open te staan voor samenwerking met de ouders. De kinderrechter heeft begrip voor de zorgen van de moeder, maar oordeelt dat het nog te vroeg is om de GI te vervangen, gezien de recente aanstelling van de nieuwe jeugdzorgwerker. De kinderrechter heeft besloten om het verzoek van de moeder aan te houden tot een pro forma zitting op 29 augustus 2023, om de voortgang van de samenwerking tussen de ouders en de GI te monitoren.

De kinderrechter heeft de advocaten van de ouders verzocht om hun verhinderdata door te geven voor een nieuwe mondelinge behandeling vóór 25 september 2023, waarin de voortgang van de samenwerking zal worden besproken. De beslissing houdt in dat de kinderrechter zich iedere verdere beslissing voorbehoudt, afhankelijk van de ontwikkelingen in de samenwerking tussen de ouders en de GI.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaakgegevens: C/02/410641 / JE RK 23-1039
Datum uitspraak: 5 juli 2023

beschikking vervanging gecertificeerde instelling

in de zaak van

[de moeder01] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedag01] 2009 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen [minderjarige01] ,

[minderjarige02] , geboren op [geboortedag02] 2010 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. B.P.A. van Beers te Roosendaal.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen JBB,

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,

hierna te noemen LJ&R.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de kinderrechter over het verzoek te adviseren.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 14 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 16 juni 2023;
- het e-mailbericht van LJ&R van 19 juni 2023.
Op 20 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak, gelijktijdig met de zaak met zaaknummer C/02/410187 / JE RK 23-948, mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordiger van de GI.
Er is niemand namens de JBB en de LJ&R verschenen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.

Bij (spoed)beschikking van 25 april 2023, opgevolgd door de beschikking van 4 mei 2023, is [minderjarige01] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld en is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] binnen het netwerk, te weten bij de oma vaderszijde, verleend tot (laatstelijk) 25 juli 2023.
In de zaak met zaaknummer C/02/410187 / JE RK 23-948 heeft de Raad verzocht [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht van de GI te stellen voor duur van twaalf maanden. Tevens heeft de Raad verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] binnen het netwerk, te weten bij de oma vaderszijde, voor de duur van zes maanden.
Op het verzoek van de Raad is heden bij afzonderlijke beschikking beslist. De beslissing houdt in dat:
- [minderjarige01] , uitvoerbaar bij voorraad, met ingang van 25 juli 2023 tot 25 juli 2024 onder toezicht van de GI wordt gesteld;
- de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] binnen het netwerk, te weten de oma vaderszijde, uitvoerbaar bij voorraad, wordt verlengd met ingang van 25 juli 2023 tot 25 september 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek tot de pro forma datum 29 augustus 2023;
- het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige02] wordt (eveneens) aangehouden tot de pro forma datum 29 augustus 2023.
[minderjarige01] verblijft op dit moment bij de oma vaderszijde. [minderjarige02] woont bij de moeder.

Het verzoek

De moeder heeft verzocht om de GI, die op dit moment de maatregelen voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing met betrekking tot [minderjarige01] uitvoert, te vervangen door een andere GI.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de moeder het volgende naar voren gebracht.
[minderjarige01] en [minderjarige02] hebben eerder onder toezicht van de GI gestaan. Gedurende de hele looptijd van deze vorige ondertoezichtstelling, die ongeveer twee jaar duurde, heeft de GI haar verzoeken onderbouwd met evidente onwaarheden. Het vertrouwen van de moeder in de GI is dan ook geschaad. Zij heeft zeer slechte ervaringen met de GI. Zij is echter bereid geweest om de GI een tweede kans te geven bij het uitspreken van de huidige voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] . Inmiddels zijn er enkele weken verstreken, maar het vertrouwen van de moeder in de GI is feitelijk niet gegroeid. De moeder merkt dat er niet neutraal naar haar wordt gekeken en dat zij al met 3-0 achterstaat. Ook lijkt de GI zich nog te laten leiden door hetgeen in eerdere rapporten en verzoekschriften is opgenomen, terwijl die stukken evidente onwaarheden bevatten. Daarnaast treedt de GI niet op tegen de vader die beschikkingen van de rechtbank over het contact tussen hem en de minderjarigen, meer specifiek [minderjarige01] , naast zich neerlegt. Tijdens de vorige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn er bovendien acht verschillende jeugdzorgwerkers betrokken geweest. Het verloop van het personeel bij de GI is groot en de moeder is bang dat zij steeds een nieuwe jeugdzorgwerker toegewezen zal krijgen. Verzocht wordt dan ook om de GI te vervangen door een andere GI. Daarbij heeft de moeder voorts nog naar voren gebracht dat JBB en LJ&R weliswaar te kennen hebben gegeven geen bereidverklaringen af te willen geven voor vervanging van de GI, maar dat zij desondanks haar verzoek handhaaft. De moeder doet een noodkreet: indien niet voortvarend, en waar nodig, handhavend wordt opgetreden door de GI, schieten de maatregelen ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing hun doel voorbij.

De standpunten

De vertegenwoordiger van de GI, tevens de betrokken jeugdzorgwerker, heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat bij de vorige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] andere collega’s uit een ander team van de GI betrokken zijn geweest bij het gezin. Hij is sinds december 2022 werkzaam bij de GI en heeft vijftien jaar ervaring als jeugdzorgwerker. Sinds het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] is hij betrokken. Hij wil graag een goede samenwerkingsrelatie met de ouders aangaan waarbij in overleg met beide ouders passende hulpverlening wordt ingezet om tot een verbetering van de situatie te komen.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat vervanging van een gecertificeerde instelling enkel aan de orde kan zijn wanneer de verhouding tussen de gecertificeerde instelling en de betrokkenen dermate slecht is dat het belang van het kind hierdoor wordt geschaad. Daarvan is geen sprake. Het vertrouwen van de moeder in de GI is met name geschaad door de vele wisselingen van jeugdzorgwerkers bij de uitvoering van de vorige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Daarvan is op dit moment geen sprake. Er is nu een vaste jeugdzorgwerker beschikbaar. Het contact tussen de vader en deze jeugdzorgwerker verloopt bovendien positief. Ook [minderjarige01] heeft een goed contact met de jeugdzorgwerker. Er is dan ook geen reden tot vervanging van de GI, nog afgezien van de omstandigheid dat zowel JBB als LJ&R te kennen hebben gegeven niet bereid te zijn om de onderhavige zaak van de GI over te nemen.
De vertegenwoordigster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er sprake is van (veel) wantrouwen bij de moeder tegenover de GI op basis van eerdere ervaringen. Dit maakt het voor de moeder lastig om zich open te stellen voor een nieuwe samenwerking met de GI. De huidige jeugdzorgwerker is echter nog niet eerder bij het gezin betrokken geweest. Hij staat open voor overleg en samenwerking met beide ouders. Vervanging van de GI is voor nu niet de oplossing.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling die belast is met de ondertoezichtstelling over de minderjarige, vervangen door een andere gecertificeerde instelling op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de Raad voor de Kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder. Hiervan kan gebruik worden gemaakt als de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling en de ouders dermate slecht zijn - denk bijvoorbeeld aan regelmatige conflicten tussen de jeugdzorgwerker en ouders of een chronisch verzet tegen schriftelijke aanwijzingen - dat het belang van het kind vereist dat een andere GI met het toezicht wordt belast.
Gezien de beschikking die heden in de zaak met zaaknummer C/02/410187 / JE RK 23-948 is afgegeven, is sprake van een ondertoezichtstelling van [minderjarige01] tot 25 juli 2024 en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] tot 25 september 2023. Voor een zinvolle uitvoering van beide maatregelen is het noodzakelijk dat de ouders en de GI in staat zijn om op een redelijke wijze met elkaar te communiceren.
[minderjarige01] (maar ook [minderjarige02] ) hebben eerder onder toezicht van de GI gestaan. De moeder heeft de samenwerking met de GI destijds om verschillende redenen als niet prettig ervaren. Dit maakt dat zij wantrouwen heeft richting de GI waardoor het voor haar lastig is om opnieuw met de GI de samenwerking aan te gaan. De kinderrechter heeft hier begrip voor. Tegelijkertijd stelt zij vast dat vanaf het moment dat de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] is uitgesproken, door de GI een vaste en ervaren jeugdzorgwerker is aangesteld die niet eerder betrokken is geweest bij het gezin. Op basis van hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat deze jeugdzorgwerker open staat voor samenwerking met beide ouders en bereid is hierin te investeren. De jeugdzorgwerker zoekt het contact op met de ouders en staat daarbij open voor overleg, onder meer over de inzet van passende hulpverlening.
Gelet op het vorenstaande acht de kinderrechter een overdraging van de uitvoering van de ondertoezichtstelling (en machtiging tot uithuisplaatsing) van [minderjarige01] aan een andere gecertificeerde instelling voor nu (nog) niet aan de orde. De samenwerking tussen de ouders en de huidige nieuwe jeugdzorgwerker is pas recent gestart, waarbij aandacht is voor een positieve werkrelatie tussen de jeugdzorgwerker en beide ouders. Belangrijk is dat dit een kans wordt gegeven, waarbij de kinderrechter van beide ouders verwacht, hoe lastig soms ook, zich open te stellen voor de nieuwe jeugdzorgwerker.
Nu nog onduidelijk is hoe de samenwerkingsrelatie tussen de ouders en de (huidige jeugdzorgwerker van de) GI zich zal ontwikkelen en de kinderrechter het van belang acht dat dit goed wordt gemonitord, zal het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI niet worden afgewezen, maar zal een beslissing op dit verzoek worden aangehouden voor de duur van drie maanden tot de pro forma datum 29 augustus 2023. Daarmee wordt een toetsmoment gecreëerd.
Het onderhavige verzoek zal, samen met de in de zaak met zaaknummer C/02/410187 /
JE RK 23-948 aangehouden verzoeken van de Raad, op een nieuwe mondelinge behandeling nader worden behandeld, en wel vóór 25 september 2023. Tijdens deze nadere mondelinge behandeling zal besproken worden hoe de samenwerking tussen de ouders en de GI, meer specifiek de huidige jeugdzorgwerker, verloopt en of de moeder haar verzoek nog handhaaft.
Om de voortgang van de procedure te waarborgen verzoekt de kinderrechter de advocaten van de ouders om binnen een week na verzending van deze beschikking hun verhinderdata voor de eerste drie weken van de maand september 2023 door te geven, zodat vóór 25 september 2023 een nieuwe mondelinge behandeling kan plaatsvinden. Tijdens die mondelinge behandeling zullen de overige zelfstandige verzoeken van de moeder ook worden behandeld.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI aan tot
29 augustus 2023 PRO FORMA;
verzoekt de advocaten van de ouders om binnen een week na de verzending van deze beschikking de verhinderdata van de eerste drie weken van september 2023 door te geven voor de bepaling van een nadere mondelinge behandeling;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Phillips, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Snatersen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch