ECLI:NL:RBZWB:2023:5324

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
C/02/408049 / FA RK 23-1545
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pellikaan
  • mr. Snatersen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot eenhoofdig gezag over minderjarigen na echtscheiding en wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de wijziging van het gezag over twee minderjarigen, ingediend door de vrouw. De vrouw, die met de man was getrouwd, verzocht de rechtbank om haar het eenhoofdig gezag over de minderjarigen toe te kennen, omdat de man sinds een incident in juli 2022 geen contact meer heeft gehad met de kinderen en niet meewerkt aan hulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, ondanks eerdere afspraken in een ouderschapsplan, geen betrokkenheid meer toont en dat de vrouw de dagelijkse zorg voor de kinderen volledig op zich heeft genomen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd, die het verzoek van de vrouw heeft ondersteund. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden sinds de echtscheiding zijn gewijzigd en dat het in het belang van de minderjarigen is dat de vrouw alleen het gezag uitoefent. De man heeft in een e-mail aangegeven niet in staat te zijn om naar de zitting te komen en heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en het gezag over de minderjarigen aan haar alleen toebedeeld, met compensatie van de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/408049 / FA RK 23-1545
datum uitspraak: 5 juli 2023
beschikking betreffende wijziging gezag
in de zaak van
[de vrouw01],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. P.J.M. Groenhuis-Kools te Breda,
tegen
[de man01],
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. B.P.A. van Beers, onttrokken op 2 juni 2023.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 27 maart 2023 ontvangen verzoekschrift, met producties;
- het door na te noemen [minderjarige01] ingezonden reactieformulier, ingekomen bij de griffie op 24 april 2023;
- het F9-formulier met productie van mr. Groenhuis-Kools van 1 juni 2023;
- het e-mailbericht van mr. Van Beers van 2 juni 2023;
- het e-mailbericht van de man van 5 juni 2023.
1.2
Het verzoek is op 8 juni 2023 met gesloten deuren mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en een tolk Somali, en een vertegenwoordigster namens de Raad. Daarnaast was, met bijzondere toestemming van de rechtbank, als toehoorder aanwezig een meerderjarige dochter van de vrouw.
De man is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.
1.3
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken over het verzoek. Zij heeft door middel van het voornoemde reactieformulier laten weten dat zij daarvan geen gebruik wenst te maken.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van
14 december 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 15 juli 2022 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn drie kinderen geboren, waarvan op dit moment nog minderjarig zijn:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedag01] 2007 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] );
- [minderjarige02] , geboren op [geboortedag02] 2015 te [geboorteplaats02] .
2.3
Partijen hebben samen het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
2.5
Partijen zijn in juni 2021 een ouderschapsplan overeengekomen. Hierin is een zorgregeling tussen de man en de minderjarigen bepaald.
2.6
In juli 2022 heeft er een incident plaatsgevonden tussen partijen. Sindsdien hebben de man en de minderjarigen en partijen geen contact meer met elkaar gehad.
2.7
Partijen hebben de Somalische nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot wijziging van het gezag over te gaan en haar met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen te belasten.
3.2
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het verzoekschrift en het F9-formulier van 1 juni 2023 met productie, aangevoerd dat partijen inmiddels feitelijk twee jaar uit elkaar zijn. Gedurende het huwelijk, maar ook daarna, heeft de vrouw de volledige zorg voor de minderjarigen gedragen. Na het uiteengaan van partijen vond er contact tussen de man en de minderjarigen plaats, maar niet conform de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling. Dit contact verwaterde bovendien al snel. In juli 2022 heeft er een incident tussen partijen plaatsgevonden waarbij de man de vrouw met de dood heeft bedreigd. De vrouw heeft hiervan aangifte gedaan en op last van het OM is in de vorm van een gedragsaanwijzing een contactverbod aan de man opgelegd. Naar aanleiding van voormeld incident is Veilig Thuis betrokken geraakt. Veilig Thuis heeft aan de vrouw geadviseerd om het contact tussen de man en de minderjarigen in verband met het welzijn van de minderjarigen uitsluitend onder begeleiding plaats te laten vinden dan wel met de inzet van hulpverlening. Zowel Veilig Thuis als het CJG, waarvan de vrouw ondersteuning krijgt, hebben pogingen gedaan om hierover met de man in overleg te treden, maar tevergeefs. De man wenst niet mee te werken aan hulpverlening en wijst het contact met de minderjarigen volledig af met als gevolg dat er na het in juli 2022 plaatsgevonden incident geen contact meer heeft plaatsgevonden tussen de man en de minderjarigen. Ook partijen hebben geen enkel contact meer met elkaar. De man reageert niet op berichten van de vrouw over zaken met betrekking tot de minderjarigen. Vanwege het uitblijven van dit contact is de vrouw niet in staat om op een behoorlijke wijze samen met de man het ouderlijk gezag over de minderjarigen uit te oefenen. Bovendien is de vrouw gebleken dat de man opnieuw is getrouwd en verhuisd is naar [plaats01] , zonder haar en/of de minderjarigen daarover in te lichten. Gelet op het voorgaande acht de vrouw het in het belang van de minderjarigen dat zij met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt belast. Bij handhaving van het gezamenlijk gezag ontstaat een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen partijen en het is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Ook anderszins is een wijziging van het gezag in het belang van de minderjarigen noodzakelijk. De man oefent het ouderlijk gezag al geruime tijd helemaal niet meer uit en belemmert de vrouw in de uitoefening van het gezag. De man is niet bereikbaar voor de vrouw voor overleg en weigert noodzakelijke hulpverlening. De vrouw voorziet grote problemen wanneer er beslissingen over de minderjarigen moeten worden genomen waarvoor de toestemming van beide ouders met gezag is vereist.
4.2
De man heeft bij e-mailbericht van 5 juni 2023 aan de rechtbank laten weten dat hij niet naar de mondelinge behandeling kan komen omdat hij ziek is en geen advocaat heeft. Op dit moment heeft hij geen werk waardoor hij een advocaat niet kan betalen. De man geeft de vrouw toestemming met betrekking tot het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
4.3
De vertegenwoordigster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd het verzoek van de vrouw toe te wijzen. Onder de gegeven omstandigheden is het in het belang van de minderjarigen te achten dat de vrouw alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt belast. Er zijn door Veilig Thuis en het CJG serieuze pogingen ondernomen om met de man in contact te komen en samen met hem in overleg te treden hoe het contact tussen hem en de minderjarigen en de vrouw (weer) op een verantwoorde manier kan plaatsvinden, maar de man geeft consistent aan dit niet te willen. Uit het e-mailbericht van de man kan bovendien worden afgeleid dat de man kennelijk instemt met het verzoek van de vrouw.
4.4
De rechtbank overweegt als volgt.
De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek van de vrouw kennis te nemen aangezien de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is, is op het verzoek het Nederlands recht van toepassing.
4.5
De rechtbank overweegt voorts dat het wettelijk uitgangspunt is dat ouders na ontbinding van het huwelijk het gezag gezamenlijk over de minderjarige kinderen blijven uitoefenen. Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter evenwel op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over de minderjarige kinderen krijgt. Ingevolge artikel 1:253n, tweede lid, van het BW is artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over minderjarige kinderen naar één ouder gaat als er een onaanvaardbaar risico is dat, als beide ouders het gezag houden, deze kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige kinderen noodzakelijk is.
4.6
De rechtbank is op grond van de hiervoor door de vrouw geschetste feiten en omstandigheden, die niet door de man zijn weersproken, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de omstandigheden sinds de echtscheidingsbeschikking van 14 december 2021 zijn gewijzigd. De vrouw kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek.
4.7
De rechtbank stelt voorop dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken staat vast dat er tussen partijen en tussen de man en de minderjarigen al geruime tijd geen contact meer is. De man reageert niet op berichten van de vrouw over zaken met betrekking tot de minderjarigen. Zowel Veilig Thuis als het CJG hebben geprobeerd om met de man in contact te komen en hem te bewegen tot deelname aan een hulpverleningstraject dat onder meer gericht was op het herstellen van het contact tussen de man en de minderjarigen. De man heeft duidelijk kenbaar gemaakt hiervoor niet open te staan en geen contact meer met de minderjarigen te willen, ook niet op termijn. Daarmee lijkt de man de keuze te hebben gemaakt zich volledig terug te trekken uit het leven van de minderjarigen. Gelet op dit alles ontbreekt het naar het oordeel van de rechtbank aan de minimale noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van partijen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. In haar oordeel neemt de rechtbank mee dat de man, zoals opgemaakt kan worden uit zijn e-mailbericht van 5 juni 2023, instemt met het verzoek van de vrouw. Daaruit wordt afgeleid dat de man ook in de toekomst kennelijk geen invulling meer wenst te geven aan het ouderlijk gezag. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het in het belang van de minderjarigen anderszins noodzakelijk dat de vrouw, die de dagelijkse verzorging en opvoeding van de minderjarigen volledig op zich heeft genomen, voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt belast. Dit klemt temeer nu de rechtbank, gezien de houding en opstelling van de man, het zeer reëel acht dat de vrouw bij de gezagsuitoefening tegen problemen gaat aanlopen, zoals bijvoorbeeld bij de verlenging van het verblijfsdocument van de [minderjarige01] . De rechtbank zal derhalve conform het advies van de Raad het - onweersproken - verzoek van de vrouw toewijzen.
4.8
Omdat partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat het gezag over de minderjarigen:
1. [minderjarige01] , geboren op [geboortedag01] 2007 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] );
2. [minderjarige02] , geboren op [geboortedag02] 2015 te [geboorteplaats02] ,
voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. Pellikaan, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023 in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.