In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 3 februari 2021. Eiseres heeft de Belastingdienst in gebreke gesteld op 3 februari 2022, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank beslist zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt de Belastingdienst op om binnen tien weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Dit is een langere termijn dan de standaard twee weken, gezien het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld. De rechtbank wijst het verzoek van de Belastingdienst om een langere termijn tot 1 juli 2024 af, maar komt tot de conclusie dat een termijn van tien weken redelijk is.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten, en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.