Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
De Vereniging heeft ten doel: het geven van
De Huurcommissie, gezien het gestelde in de Wohv Artikel 2 lid 2a alsmede Artikel 2, lid 3, Artikel 2a uitspraak te doen en te vorderen dat de BBV toegang krijgt tot het regulier overleg met verhuurder.”.
De commissie stelt vast dat [eiseres] haar wettelijke taken als bewonerscommissie serieus neemt en voldoet aan alle criteria ex. artikel 1, lid 1, sub g en f Wohv. (..)Ten aanzien van het standpunt van de verhuurder over de representativiteit van [eiseres] oordeelt de commissie verder als volgt. Ten aanzien van het recht van een verhuurder in artikel 2a, lid 3 Wohv, om slechts die bewonerscommissie als bewonerscommissie in de zin van de Wohv aan te merken, die wat betreft de omvang van haar achterban van bewoners van huurwoningen van het betrokken wooncomplex, het meest representatief moet worden geacht, merkt de commissie op dat dat recht het bestaan van twee bewonerscommissies niet hoeft te belemmeren. Bij de representativiteit van een bewonerscommissie, gaat het naar het oordeel van de commissie om de omvang van de bewonerscommissie, oftewel de hoeveelheid leden. Partijen hebben naar aanleiding van de zitting en op verzoek van de commissie hun ledenlijsten toegezonden. Daaruit blijkt dat het aantal leden van [eiseres] aanzienlijk groter is dan het aantal leden van de Flatraad. Daarbij komt dat, zoals uit de stukken blijkt en tijdens de zitting onweersproken is ingebracht, de Flatraad 10 jaar geen jaarvergadering heeft georganiseerd. Hoewel dat oordeel hier niet voorligt acht de commissie het toch belangrijk op te merken dat de Flatraad vermoedelijk dus niet voldoet aan het gestelde in artikel 1, lid 1, sub f onderdeel 3 Wohv. De Flatraad is dan dus niet langer een bewonerscommissie als bedoeld in de Wohv. Het gevolg daarvan is dat er dan ook geen sprake is van twee bewonerscommissies. Het recht van de verhuurder ex artikel 2a, lid 3 Wohv speelt dan überhaupt geen rol. II. Beslissing. De commissie is van oordeel dat [eiseres] een bewonerscommissie is in de zin van artikel 1, lid 1, sub g Wohv.”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
99,50