Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, geboren in 2011, gedurende een periode van meer dan vier jaar. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 18 juli 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de verdediging stelde dat de periode van de ontuchtige handelingen beperkt moest worden tot een kortere tijdspanne. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewezenverklaring betrekking heeft op de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021, waarin de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn nichtje, die toen nog geen zestien jaar oud was.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 150 uur. De rechtbank heeft geen contact- en locatieverbod opgelegd, omdat er geen bewijs was dat de verdachte contact met het slachtoffer had gezocht. Daarnaast is de moeder van de verdachte aansprakelijk gesteld voor een deel van de schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal € 5.576,79 bedraagt, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten.