ECLI:NL:RBZWB:2023:5394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/408155 / JE RK 23-584
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige01], die bij de moeder woont. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben ingestemd met de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling (GI) verantwoordelijk gesteld voor het beschikbaar stellen van een jeugdzorgwerker, die binnen drie weken na kennisgeving van de beslissing moet worden aangewezen. De GI was niet verschenen bij de mondelinge behandeling, wat heeft geleid tot zorgen over de beschikbaarheid van de jeugdzorgwerker, gezien de oplopende wachtlijst. De kinderrechter heeft benadrukt dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling per direct moet worden opgepakt, gezien de ernst van de situatie. De ouders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om samen te werken aan de hulpverlening en het capaciteitenonderzoek dat is gestart. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregel onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408155 / JE RK 23-584
Datum uitspraak: 14 april 2023

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

gevestigd te Breda,
hierna te noemen de Raad,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de moeder,

[de vader01] ,

wonende te [woonplaats01] ,
hierna te noemen de vader.
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHREMING BRABANT,

gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling, de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 30 maart 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag.
Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
De GI niet verschenen bij de mondelinge behandeling vanwege, zoals achteraf is gebleken, een foute verwerking van de oproep door de GI
.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
[minderjarige01] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

Door de Raad is onder meer het navolgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Het gaat niet goed met [minderjarige01] . Daardoor zijn er zijn veel zorgen. Het capaciteitenonderzoek van Groei Jeugdhulp moet duidelijk maken wat [minderjarige01] nodig heeft binnen de opvoeding om haar ontwikkeling positief te stimuleren. Ook moet duidelijk worden in hoeverre de ouders voldoende opvoedvaardigheden hebben om [minderjarige01] dit te kunnen bieden. De ouders moeten leerbaar zijn en moeten kunnen aansluiten bij wat [minderjarige01] nodig heeft. De hulpverlening bij Groei Jeugdhulp is gestagneerd. Hierdoor staat ook het proces om te bepalen welke leeromgeving passend is voor [minderjarige01] stil. Het is dan ook noodzakelijk dat het onderzoek zo snel als mogelijk wordt uitgevoerd. Daarnaast zijn er ook zorgen over het contact tussen [minderjarige01] en de vader. Dat contact komt zeer moeizaam op gang. Hiervoor is Sterk Huis betrokken. De GI kan de ouders ondersteunen in het houden van overzicht en het blijven aangaan van de hulpverlening op lange termijn. Daarnaast kunnen zij afspraken maken en monitoren met betrekking tot het uitbreiden van het contact tussen [minderjarige01] en de vader. De Raad betreurt dat de GI niet bij de mondelinge behandeling is verschenen. De uitvoering van de ondertoezichtstelling dient, bij toewijzing van het verzoek, per direct te worden opgepakt. Een uitvoering door de bureaudienst van de GI is niet wenselijk. De Raad volhardt in zijn verzoek.
Door de moeder is aangegeven dat zij instemt met de ondertoezichtstelling. Het is fijn als er iemand meekijkt en dat er een aanspreekpunt is. Het capaciteitenonderzoek is al op gestart. Het onderzoek is gericht op de capaciteiten van zowel [minderjarige01] als die van de ouders.
Door de vader is aangegeven dat ook hij instemt met de ondertoezichtstelling. Hij bevestigt dat het capaciteitenonderzoek is opgestart.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat [minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter onderschrijft de zorgen zoals die door de Raad zijn verwoord in het raadsrapport en op de mondelinge behandeling. Ook de ouders maken zich zorgen om [minderjarige01] . De zorg die noodzakelijk is om deze bedreiging weg te nemen is eerder onvoldoende van de grond gekomen. De kinderrechter ziet dat beide ouders het beste willen voor [minderjarige01] . Het lukt hen echter niet om blijvend hulpverlening aan te gaan. Het capaciteitenonderzoek is inmiddels gestart, maar eerder is dit traject gestagneerd. Als dit onderzoek is afgerond moet een concreet plan worden gemaakt en verdere hulpverlening worden ingezet. Het is niet in het belang van [minderjarige01] dat de hulp opnieuw stagneert. Het vrijwillig kader biedt onvoldoende basis voor het voorkomen daarvan. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat een ondertoezichtstelling nodig is. De jeugdzorgwerker zal de belangen van [minderjarige01] voorop zetten en regie en sturing geven aan de hulpverlening. Positief is dat beide ouders zelf ook graag hulp willen en instemmen met de ondertoezichtstelling. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek toewijzen en [minderjarige01] onder toezicht van de GI stellen en wel voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen hoger beroep wordt ingesteld.
Gedurende de ondertoezichtstelling dient in ieder geval te worden gewerkt aan de volgende doelen:
- Er is zicht op de ontwikkeling van [minderjarige01] ;
  • Het contact tussen [minderjarige01] en de vader wordt voortgezet, waarbij het de ouders lukt om in het belang van [minderjarige01] samen keuzes te maken;
  • Beide ouders zetten zich in voor het capaciteitenonderzoek van Groei Jeugdhulp.
Ten slotte overweegt de kinderrechter dat een ondertoezichtstelling een zware maatregel is en alleen wordt uitgesproken wanneer een kinderrechter van oordeel is dat er ernstige zorgen zijn om de minderjarige. Ook in deze zaak zijn er ernstige zorgen en het zou schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige01] wanneer niet op zeer korte termijn passende, gedwongen hulp wordt ingeschakeld. Ondanks de voornoemde ernstige zorgen is het echter onduidelijk wanneer er daadwerkelijk uitvoering gegeven gaat worden aan de ondertoezichtstelling. Immers, bij de mondelinge behandeling is de GI niet verschenen, waardoor niet bekend is wanneer een jeugdzorgwerker in deze zaak beschikbaar zal worden gesteld. Inmiddels is gebleken dat de wachtlijst voor het beschikbaar stellen van een jeugdzorgwerker bij de GI weer aan het oplopen is. Dit betekent dus dat het maanden kan duren voordat in deze zaak een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld, waarbij een en ander afhankelijk is van de prioritering door de GI. Dit is al met al een betreurenswaardige gang van zaken. De kinderrechter wijst de GI uitdrukkelijk op het bepaalde in artikel 4.2.2 Besluit Jeugdwet. In het eerste lid van dat artikel staat dat de GI binnen vijf werkdagen, nadat zij is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, een jeugdzorgwerker aanwijst, waarbij het eerste contact plaatsvindt tussen de jeugdzorgwerker en de minderjarige en de met het gezag belaste ouder(s). Gezien voornoemde ernstige zorgen wordt met de Raad geoordeeld dat het dringend nodig dat er in deze zaak snel een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld. In deze zaak is uitstel van die beschikbaarstelling niet acceptabel. Ondanks de wachtlijstproblematiek van de GI verwacht de kinderrechter van haar dan ook dat zij in deze zaak in ieder geval binnen drie weken nadat zij van deze beslissing in kennis is gesteld een jeugdzorgwerker beschikbaar stelt die de maatregel gaat uitvoeren.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt, uitvoerbaar bij voorraad, [minderjarige01] onder toezicht van de GI met ingang van 14 april 2023 tot 14 april 2024;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Noort, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 28 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.