ECLI:NL:RBZWB:2023:5421

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WW-uitkering en vergoeding griffierecht door UWV

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) door het UWV. Het primaire besluit van het UWV, gedateerd 25 augustus 2022, wees de aanvraag van de verzoeker af. Hierop volgde een ongegrondverklaring van het bezwaar door het UWV op 9 december 2022, waartegen de verzoeker beroep instelde.

In de loop van de procedure heeft het UWV op 27 juni 2023 de beslissing op bezwaar herzien en alsnog een WW-uitkering aan de verzoeker toegekend. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 9 december 2022 mede gericht geacht tegen het herziende besluit van 27 juni 2023, op basis van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker trok zijn beroep in met een verzoek om vergoeding van het griffierecht.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank constateerde dat het UWV aan de verzoeker tegemoet was gekomen, waardoor het beroep was ingetrokken. Er waren geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komende op grond van artikel 8:75a van de Awb. De verzoeker vroeg om vergoeding van het griffierecht van € 50,-, wat door de rechtbank werd toegewezen op basis van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De rechtbank heeft het UWV opgedragen om het betaalde griffierecht aan de verzoeker te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/194 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 25 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van verzoeker om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) afgewezen.
Met het besluit van 9 december 2022 heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 27 juni 2023 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 9 december 2022 herzien en alsnog een WW-uitkering aan verzoeker toegekend.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 9 december 2022 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen het besluit van 27 juni 2023.
Met de brief van 13 juli 2023 heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak op dit verzoek.
2. De rechtbank stelt vast dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, dat verzoeker om die reden het beroep heeft ingetrokken en dat er geen op grond van artikel 8:75a van de Awb voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn
3. Verzoeker heeft verzocht om vergoeding van het griffierecht van € 50,-. Op de voet van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb moeten deze kosten door het UWV aan hem worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 1 augustus 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.