ECLI:NL:RBZWB:2023:5422

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4154
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor fiets op basis van Participatiewet

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door eiseres. Eiseres had op 18 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een fiets ter waarde van € 379,-. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten voor een fiets tot de algemene dagelijkse kosten van het bestaan behoren en dat eiseres deze kosten vanuit haar inkomen dient te betalen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op 6 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd was door mr. N.C.J.P. Melsen. De rechtbank heeft beoordeeld of de kosten voor de fiets als bijzondere kosten kunnen worden aangemerkt en of eiseres in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De rechtbank concludeert dat de kosten voor een fiets tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit van het college in stand blijft. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4154 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, college.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 augustus 2022 (bestreden besluit).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: mr. N.C.J.P. Melsen namens het college. Eiseres is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft in juni 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een fiets (€ 379,-).
Bij besluit van 14 juni 2022 (primair besluit) heeft het college de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen, omdat een fiets tot de algemene dagelijkse kosten van het bestaan behoort. Dit soort kosten dient eiseres te betalen vanuit haar inkomen. Dit kan door reservering (sparen) of door gespreide betaling achteraf. Er is geen sprake van bijzondere (individuele) omstandigheden die vergoeding van de kosten vanuit de bijzondere bijstand noodzakelijk maakt. Er zijn geen dringende redenen om hiervan af te wijken.
Eiseres heeft op 28 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Eiseres is van mening dat haar aanvraag voor bijzondere bijstand onterecht is afgewezen, omdat zij geen inkomen of spaargeld heeft. Zij stelt dat dit duidelijk uit haar inkomensverklaring van 2021 blijkt waarover het college beschikt. De financiële toestand van eiseres en haar partner is ernstig. Daarnaast stelt eiseres dat zij sinds 24 juni 2022 als vrijwilliger werkt bij [naam bedrijf] waarvoor zij een fiets nodig heeft.
3. In artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor een fiets gerekend moeten worden tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die tot verlening van bijzondere bijstand moeten leiden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij voor de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd, niet heeft kunnen reserveren.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 1 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.