ECLI:NL:RBZWB:2023:5424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/381352 / FA RK 21-198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststellen omgangsregeling in het kader van begeleide omgang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige01]. De man, wonende te [woonplaats01], heeft verzocht om het vaststellen van een zorgregeling voor [minderjarige01], die sinds mei 2018 geen contact meer heeft gehad met hem. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek. De Raad heeft geadviseerd om het verzoek van de man af te wijzen, omdat de man niet in staat is gebleken om zijn verantwoordelijkheid te nemen voor het opstarten van het hulpverleningstraject begeleide omgang. Ondanks meerdere kansen heeft de man geen medewerking verleend, met name door het niet overleggen van de resultaten van een haartest, die als voorwaarde was gesteld voor het traject.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man herhaaldelijk heeft aangegeven contact te willen met [minderjarige01], maar in de praktijk niet heeft gehandeld. Dit heeft geleid tot onduidelijkheid en stress voor [minderjarige01], die recht heeft op een stabiele en veilige omgeving. De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad en de [hulpverlener] dat het in het belang van [minderjarige01] is om niet langer te proberen herstelcontact te realiseren, gezien de onduidelijke houding van de man. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De rechtbank hoopt dat de man in de toekomst wel zijn medewerking zal verlenen aan de hulpverlening die is geadviseerd, zodat [minderjarige01] de ondersteuning kan krijgen die hij nodig heeft.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/381352 / FA RK 21-198
datum uitspraak: 2 augustus 2023
nadere beschikking
in de zaak van
[de man01],
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R.S. Gerritsen te Eindhoven,
tegen
[de vrouw01],
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong te Tilburg,
betreffende de minderjarige:
- [minderjarige01], geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2013.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak op 9 maart 2023;
- het F9-formulier van mr. Gerritsen van 24 april 2023;
- het F9-formulier van mr. Dekkers-De Jong van 11 mei 2023;
- het eindrapport van [hulpverlener] van 12 juni 2023;
- het F9-formulier van mr. Dekkers-De Jong van 12 juni 2023;
- het F9-formulier van mr. Gerritsen van 15 juni 2023;
- de brief van de Raad van 13 juli 2023.

2.De nadere beoordeling

2.1
Na de mondelinge behandeling van 9 maart 2023 is door [hulpverlener] (hierna de [hulpverlener] ) opnieuw getracht het hulpverleningstraject begeleide omgang, waarnaar partijen reeds bij beschikking van 10 mei 2021 zijn verwezen in het kader van het Uniform Hulpaanbod (hierna UHA), op te starten. De bedoeling van dit traject was om het contact tussen de man en [minderjarige01] , die elkaar sinds mei 2018 niet meer hebben gezien, te herstellen en toe te werken naar een onbelast contact tussen [minderjarige01] en zijn beide ouders.
Bij eindrapport van 12 juni 2023 heeft de [hulpverlener] geconcludeerd dat het de man niet lukt om zijn verantwoordelijkheid te nemen die nodig is voor het starten van het hulpverleningstraject begeleide omgang. Ondanks dat de man te kennen heeft gegeven bereid te zijn medewerking te verlenen aan dit traject en met hem een plan van aanpak is opgesteld, weigert de man bij voortduring (de resultaten van) een haartest te overleggen. Dit terwijl dit als voorwaarde is gesteld voor de start van het hulpverleningstraject begeleide omgang. Hierover is gesproken met de man, maar tevergeefs. Het lukt de [hulpverlener] inmiddels niet meer om met de man in contact te komen. De man is onbereikbaar en lijkt zich definitief te hebben teruggetrokken. De [hulpverlener] adviseert de rechtbank om het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorgregeling af te wijzen. [minderjarige01] heeft recht op omgang met zijn beide ouders, maar de man beschikt niet over de basisvaardigheden die nodig zijn om te kunnen werken aan herstelcontact tussen hem en [minderjarige01] . [minderjarige01] is lange tijd geconfronteerd geweest met een vader die herhaaldelijk heeft aangegeven omgang met hem te wensen, maar dit in zijn handelen niet doorzet. Dit is niet in het belang van [minderjarige01] aangezien dit veel stress en onduidelijkheid veroorzaakt en [minderjarige01] stagneert in zijn ontwikkeling. Belangrijk is dat [minderjarige01] weerbaar wordt gemaakt om om te gaan met teleurstellingen en verwachtingen richting de man en om ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven te verwerken. De [hulpverlener] adviseert hiervoor speltherapie in te zetten.
De Raad heeft bij brief van 13 juli 2023, overeenkomstig het advies van de [hulpverlener] , aan de rechtbank geadviseerd om het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorgregeling af te wijzen. Het lukt de man niet om zijn medewerking aan het hulpverleningstraject begeleide omgang te verlenen, terwijl hij daarvoor meerdere kansen heeft gekregen. De man is blijkbaar niet in staat deze verantwoordelijkheid te dragen. Er dient duidelijkheid en rust te komen voor zowel de vrouw, die het hele proces haar medewerking heeft getoond, als voor [minderjarige01] . De houding van de man is zeer onduidelijk voor [minderjarige01] aangezien de man verschillende boodschappen naar hem zendt. Zo geeft de man aan contact te willen met [minderjarige01] , maar bij concrete afspraken werkt de man niet mee of is hij onbereikbaar. [minderjarige01] dient hierin ontlast te worden en moet ondersteuning krijgen in het omgaan met de teleurstelling die hij ervaart door het (niet) handelen van de man. Daarbij zou psycho-educatie (KOPP) volgens de Raad helpend kunnen zijn.
2.2
De rechtbank stelt vast dat er vanaf medio 2021 meerdere pogingen zijn gedaan om het hulpverleningstraject begeleide omgang op te starten. Ondanks alle hulp die de man daarbij is geboden, is het de man niet gelukt om hieraan zijn medewerking te verlenen. De man laat het afweten op het moment van hem wordt verlangd de (resultaten van) een haartest te overleggen, terwijl de afname van een dergelijke test als voorwaarde is gesteld voor het kunnen starten van een hulpverleningstraject begeleide omgang. Het lukt de man niet om hierin zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dit maakt dat tot op heden niet ingezet is kunnen worden op herstelcontact tussen de man en [minderjarige01] en het toewerken naar (begeleide) omgang. Met de [hulpverlener] en de Raad is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige01] duidelijkheid moet krijgen over het contact met de man. [minderjarige01] verkeert hierover al langere tijd in onzekerheid, en het is niet in zijn belang om aan deze onzekerheid nog langer bloot gesteld te worden. Dit brengt namelijk veel spanningen en onrust voor [minderjarige01] met zich, terwijl hij juist rust in zijn leven nodig heeft om zich te kunnen richten op zijn ontwikkeling. Gelet op dit alles onderschrijft de rechtbank het door de [hulpverlener] en de Raad gegeven advies om niet langer in te zetten op het realiseren van herstelcontact en het toewerken naar (begeleide) omgang tussen de man en [minderjarige01] . Aan de man zijn daartoe voldoende kansen geboden, maar hij heeft deze kansen niet dan wel onvoldoende benut. Het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorgregeling zal dan ook worden afgewezen. Daarbij spreekt de rechtbank de hoop uit dat de man wel zijn medewerking zal verlenen voor de hulpverlening die de [hulpverlener] en de Raad voor [minderjarige01] hebben geadviseerd door hiervoor zijn toestemming te geven, zodat [minderjarige01] hiermee aan de slag kan.
2.3
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de man af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, en in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2023, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.