Uitspraak
1.Het verdere procesverloop
2.De nadere beoordeling
3.De beslissing
2 augustus 2023, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de omgangsregeling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige01]. De man, wonende te [woonplaats01], heeft verzocht om het vaststellen van een zorgregeling voor [minderjarige01], die sinds mei 2018 geen contact meer heeft gehad met hem. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek. De Raad heeft geadviseerd om het verzoek van de man af te wijzen, omdat de man niet in staat is gebleken om zijn verantwoordelijkheid te nemen voor het opstarten van het hulpverleningstraject begeleide omgang. Ondanks meerdere kansen heeft de man geen medewerking verleend, met name door het niet overleggen van de resultaten van een haartest, die als voorwaarde was gesteld voor het traject.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man herhaaldelijk heeft aangegeven contact te willen met [minderjarige01], maar in de praktijk niet heeft gehandeld. Dit heeft geleid tot onduidelijkheid en stress voor [minderjarige01], die recht heeft op een stabiele en veilige omgeving. De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad en de [hulpverlener] dat het in het belang van [minderjarige01] is om niet langer te proberen herstelcontact te realiseren, gezien de onduidelijke houding van de man. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De rechtbank hoopt dat de man in de toekomst wel zijn medewerking zal verlenen aan de hulpverlening die is geadviseerd, zodat [minderjarige01] de ondersteuning kan krijgen die hij nodig heeft.