In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 mei 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum01] 2013, onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De kinderrechter heeft de zaken gelijktijdig behandeld, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming en de GI betrokken waren. De ouders van [minderjarige01] zijn als belanghebbenden aangemerkt, met mr. J.J. Weldam en mr. T. Möller als hun respectieve advocaten.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er dringend behoefte is aan traumabehandeling. De ouders hebben aangegeven dat zij willen werken aan hun opvoedvaardigheden en dat zij openstaan voor hulpverlening. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van zes maanden, tot 23 november 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder eveneens verlengd voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de belangen van [minderjarige01] voorop staan en dat er goed moet worden gekeken naar de mogelijkheden voor een eventuele thuisplaatsing bij de ouders in de toekomst. De ouders zijn betrokken bij het traject van de traumabehandeling, en de frequentie en duur van het contact tussen [minderjarige01] en haar ouders moeten worden afgestemd op wat voor de minderjarige haalbaar is. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad en de GI toegewezen, maar het verzoek van de vader tot afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen.