ECLI:NL:RBZWB:2023:5428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/407288 / JE RK 23-415
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen met ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2023 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld vanwege ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen nog steeds aanwezig zijn en dat de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld nog niet zijn behaald. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI), die heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, vooral bij [minderjarige02], die speltherapie volgt. De kinderrechter heeft de GI de komende periode nog betrokkenheid toegewezen, maar heeft de duur van de ondertoezichtstelling beperkt tot zes maanden, met een pro forma datum voor verdere beoordeling. De ouders van de minderjarigen zijn betrokken bij de hulpverlening, maar de verstandhouding tussen hen is verstoord, wat het moeilijk maakt om gezamenlijk beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat ouderschapsbemiddeling noodzakelijk is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/407288 / JE RK 23-415
datum uitspraak: 12 mei 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. van Reeven-Özer te Rijen,
[de vader01],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. P.S.R.N. Maas te Dongen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 20 april 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de brief van de advocaat van de moeder van 4 mei 2023 met bijlage;
- de brief van de advocaat van de vader van 8 mei 2023 met bijlagen;
- het F9-formulier van de advocaat van de moeder van 10 mei 2023.
1.2.
De zaak is op 12 mei 2023, gelijktijdig met de verzoeken van de moeder in de zaak met zaaknummer C/02/381878 / FA RK 21-474, met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn de ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was een vertegenwoordigster namens de Raad en een vertegenwoordigster namens de GI aanwezig.
Tevens was tijdens de mondelinge behandeling, met bijzondere toestemming van de kinderrechter, als toehoorder aanwezig mevrouw [naam01] , ambulant begeleidster van de vader werkzaam bij [ambulante begeleiding01] van [stichting01] .
1.3.
[minderjarige01] en [minderjarige02] zijn in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek op 9 mei 2023. Zij hebben hiervan beiden gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 6 mei 2021 zijn [minderjarige01] en [minderjarige02] onder toezicht van de GI gesteld. De ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] is nadien verlengd, laatstelijk tot 6 mei 2023.
2.4.
De GI heeft bij verzoekschrift van 3 maart 2023 verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Bij voormelde beschikking van 20 april 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] ambtshalve verlengd met ingang van 6 mei 2023 tot 26 mei 2023. Het resterende deel van het verzoek van de GI is aangehouden tot de onderhavige mondelinge behandeling.

3.Het verzoek

3.1.
Ter beoordeling ligt voor het resterende deel van het verzoek van de GI van 3 maart 2023 tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de periode van 26 mei 2023 tot 6 mei 2024.

4.De standpunten

4.1.
De vertegenwoordigster van de GI, tevens de betrokken jeugdzorgwerkster, heeft tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het verzoekschrift van 3 maart 2023 en het verslag van 31 maart 2023, aangevoerd dat de gronden voor een ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. Bij de minderjarigen is nog altijd sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [minderjarige02] volgt sinds oktober 2022 speltherapie bij De GezinsManager. Dit is voor [minderjarige02] helpend. Er kan op dit moment echter nog niet worden gezegd worden of bij [minderjarige02] daadwerkelijk sprake is van een trauma. [minderjarige02] vindt het moeilijk om over diepere emoties en gebeurtenissen in zijn leven te praten. Dit gaat in kleine stapjes en is niet te forceren omdat [minderjarige02] dan dichtklapt en niets meer wil vertellen. Belangrijk is dan ook dat het tempo van [minderjarige02] hierin wordt gevolgd. De speltherapie zal een lange duur beslaan en heeft tijd nodig.
Vanwege de complexe problematiek van [minderjarige01] is het lastig gebleken om een zorgverlener voor [minderjarige01] te vinden die bij haar aansluit en ook perspectief biedend kan zijn.
[minderjarige01] is in eerste instantie ook aangemeld bij De GezinsManager voor speltherapie, maar haar problematiek bleek te zwaar voor hen. Op 15 mei 2023 staat een intake voor [minderjarige01] bij ASVZ gepland voor persoonlijke begeleiding. Bij zowel ASVZ als Amarant staat [minderjarige01] op de wachtlijst voor traumabehandeling.
Sinds eind vorig jaar heeft de vader erg zijn best gedaan om op afstand het contact met de minderjarigen aan te gaan. De vader stuurt hen af en toe een kaart en reageert op mails van de moeder met daarin een verhaal over zichzelf en af en toe een foto van zichzelf. De vader doet dit samen met zijn begeleiding. De minderjarigen blijven het echter lastig vinden om iets te horen en/of te zien van de vader. Beiden vertonen duidelijke weerstand naar de vader. Contact tussen een ouder en kind is erg belangrijk, maar het forceren van het contact tussen de vader en de minderjarigen acht de GI niet in hun belang. Speltherapie moet uitwijzen wat [minderjarige02] nodig heeft om het contact met de vader aan te gaan, waarbij het tot op heden onduidelijk is wat voor [minderjarige02] eventueel aanvullend nodig is zoals bijvoorbeeld verdere traumabehandeling. Voor [minderjarige01] moet de hulpverlening nog starten.
Op dit moment is (fysiek) contact tussen de vader en de minderjarigen niet aan de orde. De resultaten van de hulpverlening van de minderjarigen moeten eerst worden afgewacht, voordat beoordeeld kan worden of, en zo ja, hoe een eventueel contact tussen de minderjarigen en de vader vorm kan worden gegeven. De minderjarigen hebben er echter erg veel moeite mee dat zij op termijn mogelijk weer in contact met de vader kunnen komen te staan. Dit drukt zwaar op hun schouders en brengt voor beiden veel onrust en onzekerheid met zich. Beide minderjarigen koppelen de jeugdzorgwerkster inmiddels ook aan het onderwerp omgang met de vader met als gevolg dat zij zich steeds meer afsluiten voor haar. Eerder is ten aanzien van [minderjarige02] een stappenplan gemaakt met betrekking tot het opbouwen van het contact tussen hem en de vader. Dit heeft niet het beoogde resultaat gehad. Hoewel de begeleide contacten over het algemeen positief verliepen, is de weerstand van [minderjarige02] naar de vader gaandeweg steeds groter geworden. De GI acht het dan ook in het belang van de minderjarigen dat in de zaak met zaaknummer C/02/381878 / FA RK 21-474 een definitieve beslissing genomen gaat worden over het contact tussen de vader en de minderjarigen. Dit zodat voor de minderjarigen alsook de ouders helder is waar zij aan toe zijn en wat in het contact tussen de vader en de minderjarigen al dan niet mag worden verwacht.
Sinds de start van de ondertoezichtstelling medio 2021 zijn er nog maar kleine stappen gezet. De bemoeienis van de GI heeft tot op heden niet tot een concrete verbetering geleid. Contact tussen de minderjarigen en de vader is vooralsnog niet mogelijk gebleken en hoewel beide ouders hun best te doen om de situatie te verbeteren, is de verstandhouding tussen de ouders dusdanig verstoord geraakt dat het hen niet lukt om samen afspraken over de minderjarigen te maken zonder betrokkenheid van een derde partij. Dit maakt dat de GI twijfelt of de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] nog langer toegevoegde waarde heeft. De ouders werken mee aan de noodzakelijk geachte hulpverlening en het voeren van regie, ter waarborging van de belangen van de minderjarigen, zou ook kunnen worden gevoerd door een professionele instantie in het vrijwillige kader. De GI handhaaft haar verzoek, maar kan zich erin vinden indien de ondertoezichtstelling voor een kortere duur dan verzocht wordt verlengd.
4.2.
Door en namens de advocaat van de moeder is tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar de brief van 4 mei 2023 met bijlage, aangevoerd dat voor beide minderjarigen inmiddels passende hulpverlening is gevonden. De speltherapie voor [minderjarige02] loopt en de voor [minderjarige01] noodzakelijk geachte hulpverlening gaat op korte termijn starten. Beide ouders staan achter deze hulpverlening en werken hieraan mee.
De ondertoezichtstelling is gericht op het realiseren van contactherstel tussen de vader en de minderjarigen, terwijl contact tussen hen nu, en in de komende maanden mogelijks zelfs jaren, niet aan de orde is.
Immers, de hulpverlening van beide minderjarigen moet nog uitwijzen of en zo ja, hoe contactherstel gerealiseerd kan worden en deze hulpverlening zal, gezien de problematiek die bij beide minderjarigen speelt, een lange duur beslaan. Dit maakt dat de moeder, net als de GI, haar twijfels heeft over de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling. De moeder kan vooralsnog instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] , maar voor een kortere duur dan door de GI is verzocht, te weten voor zes maanden. Daarnaast heeft de moeder er op gewezen dat zij de wens heeft een gastouderbureau te starten, maar dat een ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] daaraan in de weg staat.
4.3.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar de brief van 8 mei 2023 met bijlagen, aangevoerd dat bij de minderjarigen nog altijd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het is zorgelijk dat de minderjarigen alle negativiteit die zij ervaren aan de vader koppelen. De oorzaak hiervan is niet gelegen in het gedrag van de vader. De vader zoekt het fysieke contact niet met de minderjarigen op, maar blijft juist op afstand en geeft de minderjarigen de ruimte om de voor hen noodzakelijk geachte hulpverlening aan te gaan. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig. Het proces van contactherstel tussen de vader en de minderjarigen dient te worden gemonitord door de GI. Dit kan niet in een vrijwillig kader, gezien de opstelling van de moeder. Ook acht de vader het belangrijk dat een start wordt gemaakt met ouderschapsbemiddeling. Hierop is door De GezinsManager tot op heden niet ingezet, terwijl aan haar wel die opdracht is gegeven. Anders dan de GI lijkt te veronderstellen, staat de vader voor een dergelijk traject bovendien wel open en wil hij graag hieraan zijn medewerking verlenen. Verzocht wordt om het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de verzochte duur toe te wijzen.
4.4.
[minderjarige01] en [minderjarige02] hebben in het kindgesprek verteld dat zij het fijn vinden bij hun moeder en haar vriend [naam02] . [minderjarige01] en [minderjarige02] willen geen contact met hun vader. Zij hebben geen fijne herinneringen over hun vader. [minderjarige01] heeft het fijn op haar school en heeft veel vrienden op school. [minderjarige02] vindt het minder prettig op school. Hij heeft een lieve juffrouw, maar geen vriendjes op school. Zijn beste vriend is verhuisd en daarover is hij nog steeds verdrietig. [minderjarige02] en [minderjarige01] merken niet zoveel van de ondertoezichtstelling. Soms komt de jeugdzorgwerker naar hun huis en gaat dan praten met hun moeder. [minderjarige01] en [minderjarige02] moeten dan naar boven naar hun kamer.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Overwegingen
5.3.
De kinderrechter is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht van oordeel dat [minderjarige01] en [minderjarige02] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is al lange tijd zorgen over [minderjarige01] en [minderjarige02] . Daarbij komt dat beide minderjarigen kampen met forse kindeigen problematiek. De zorgen zijn nog steeds aanwezig en de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld zijn nog niet behaald.
[minderjarige02] krijgt al meer dan een half jaar speltherapie. Gebleken is dat [minderjarige02] hier baat bij heeft. Hij durft zich steeds meer open te stellen. Het is voor [minderjarige02] nog lastig om zijn gevoelens te bespreken, hier moet hier nog stapjes in zetten. Dit heeft tijd nodig en belangrijk is dat hierin het tempo van [minderjarige02] wordt gevolgd. Ook voor [minderjarige01] lijkt inmiddels passende hulpverlening te zijn gevonden. In geval van een positieve intake, gaat [minderjarige01] persoonlijke begeleiding krijgen van ASVZ. Daarnaast staat [minderjarige01] op de wachtlijst voor traumabehandeling.
De kinderrechter stelt vast dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen al langere tijd loopt. Desondanks acht de kinderrechter het van belang dat de GI de komende periode nog betrokken blijft. Belangrijk is dat de voor de minderjarigen georganiseerde hulpverlening voortgang vindt en dat gevolgd wordt of deze hulpverlening voldoende is en/of andere (aanvullende) hulpverlening nodig is. Gebleken is dat de ouders open staan voor de hulpverlening van de minderjarigen en hieraan hun medewerking verlenen. Tussen de ouders is echter nog altijd sprake is van een verstoorde verstandhouding waarbij het hen niet lukt om in goed overleg gezamenlijk beslissingen te nemen in het belang van de minderjarigen, zoals onder andere over (de invulling van) het contact tussen de vader en de minderjarigen. Dit maakt dat de kinderrechter de inzet van hulpverlening en toezicht in een verplicht kader vooralsnog noodzakelijk acht om de belangen van [minderjarige01] en [minderjarige02] zo goed mogelijk te waarborgen.
De kinderrechter stelt vast dat de GI eerder aan De GezinsManager de opdracht heeft gegeven om, naast het werken aan contactherstel tussen de vader en de minderjarigen, een traject tot ouderschapsbemiddeling in te zetten. Om onduidelijke redenen is dit traject tot op heden niet gestart. Naar het oordeel van de kinderrechter moet hiermee op korte termijn alsnog een start worden gemaakt. De ouders hebben beiden het ouderlijk gezag over de minderjarigen en het is in het belang van de minderjarigen dat de ouders een manier gaan vinden die hen in staat stelt om samen het ouderschap vorm te geven. Dat op dit moment geen omgang tussen de vader en de minderjarigen plaatsvindt, maakt bovendien niet dat een traject tot ouderschapsbemiddeling niet tot de mogelijkheden behoort. Ouderschapsbemiddeling behelst namelijk meer dan het enkel ondersteunen van ouders bij het maken van afspraken over de omgang. Het ziet ook op het werken aan een verbetering van de onderlinge relatie en communicatie tussen de ouders op ouderniveau. Daar hebben partijen de afgelopen periode vrijwel geen stappen in gemaakt.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] toewijzen. Zij ziet wel aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling vooralsnog te beperken tot zes maanden en het verzoek van de GI voor het overige aan te houden tot na te noemen pro forma datum.
De kinderrechter acht het namelijk van belang dat er een toetsmoment wordt gecreëerd om goed zicht te houden op de ontwikkelingen in deze zaak, gelet op alles wat er speelt en de stappen die nog gezet moeten worden.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk op de hierna in het dictum genoemde pro forma datum schriftelijk verslag zal doen over het verloop van de maatregel van de ondertoezichtstelling en de hulpverlening die in dat kader zowel voor de minderjarigen als
voor de ouders wordt ingezet. Daarbij wenst de kinderrechter in ieder geval ook geïnformeerd te worden over de stand van zaken met betrekking tot het contact tussen de vader en de minderjarigen en de samenwerking tussen de ouders. Verder dient de GI haar standpunt te geven ten aanzien van het resterende deel van het verzoek, met toezending van haar verslag aan de advocaten van partijen. In geval de GI het resterende verzoek handhaaft, zal voor de afloopdatum van de ondertoezichtstelling een mondelinge behandeling worden bepaald, tenzij de GI en de (advocaten van de) ouders aangeven dat het resterende verzoek schriftelijk kan worden afgedaan.
Met de ouders en de GI is afgesproken dat [minderjarige01] en [minderjarige02] bij een eventuele nadere mondelinge behandeling van deze zaak niet nogmaals zullen worden gehoord. Gebleken is dat [minderjarige01] en [minderjarige02] heel veel spanningen ervaren over alles wat er rondom hun speelt zodat het niet in hun belang is om hun nogmaals in de onderhavige procedure met een kindgesprek te belasten.
5.4.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] met ingang van 26 mei 2023 tot
26 november 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot
24 oktober 2023 PRO FORMAin afwachting van het schriftelijk verslag van de GI en het standpunt over het resterende deel van het verzoek van de GI en de (advocaten van de) ouders, een en ander op de wijze zoals is omschreven in rechtsoverweging 5.2, een na laatste alinea;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023 door
mr. Benjaddi, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 26 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch