ECLI:NL:RBZWB:2023:5430

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/407249 / JE RK 23-418
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarige in verband met ernstige bedreiging van ontwikkeling door conflicten tussen ouders

Op 28 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar, omdat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar de minderjarige woont bij de moeder. De Raad heeft geconstateerd dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de bedreigingen voor de ontwikkeling van [minderjarige01] weg te nemen en dat vrijwillige hulpverlening niet heeft geleid tot verbetering. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders hun bereidheid getoond om mee te werken aan hulpverlening, maar er zijn zorgen over hun vermogen om dit zelfstandig te doen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders veel van [minderjarige01] houden en het beste voor haar willen, maar dat hun verstoorde relatie en de afwezigheid van contact tussen [minderjarige01] en de vader schadelijk zijn voor het kind. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling uit te spreken, met de verwachting dat dit zal bijdragen aan een verbetering van de situatie. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is vastgesteld van 28 maart 2023 tot 28 maart 2024, met als doel de ouders te ondersteunen in het verbeteren van hun communicatie en de opvoedsituatie van [minderjarige01].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/407249 / JE RK 23-418
Datum uitspraak: 28 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NL,

hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. T. Möller te Tilburg,

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 3 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 3 maart 2023;
- de brief van mr. Möller van 10 maart 2023.
Op 28 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

De feiten

De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige01] .
[minderjarige01] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad stelt dat aan de voorwaarden van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan en verwijst voor een nadere onderbouwing van zijn verzoek naar het onderzoeksrapport van 3 maart 2023. [minderjarige01] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd omdat zij ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt zoals de heftige ruzies en escalaties tussen de ouders. De Raad is bezorgd over wat de invloed hiervan nu of in de toekomst kan zijn voor [minderjarige01] . Daarnaast heeft [minderjarige01] al een tijd geen contact met de vader. Het is nog niet duidelijk wanneer dit contact er weer kan zijn en hoe, met name de overdrachtsmomenten, op een veilige manier kunnen verlopen. De ouders zijn op dit moment deels bereid maar onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Het kader van de vrijwillige hulpverlening is ontoereikend gebleken om de problematiek op te lossen en de juiste hulpverlening in te zeten. Hoewel de ouders aangeven open te staan voor hulpverlening heeft de Raad er (nu) onvoldoende vertrouwen in dat het de ouders samen gaat lukken om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] weg te nemen en hulpverlening blijvend te accepteren. Dit gezien de problematiek die al jarenlang bestaat en inmiddels complex is geworden alsook het visieverschil tussen de ouders over wat er is gebeurd. Daarnaast lijken de ouders onvoldoende inzicht te hebben in de effecten van hun verstoorde relatie op de ontwikkeling van [minderjarige01] en hoe de situatie eruit moet komen te zien ten aanzien van de risico’s op het gebied van veiligheid en uiteindelijk vertrouwen in elkaar als ouders. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] binnen een voor [minderjarige01] aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen. Een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden van is een passende termijn omdat de hulpverlening nog moet worden opgestart en vervolgens nauwkeurig en met het oog op de veiligheid moet worden gekeken welke verdere stappen er gezet kunnen worden. Daarnaast dient bekeken te worden of deze hulpverlening de noodzakelijke verandering tot stand kan brengen en waarborgen voor [minderjarige01] .

Het verloop van de mondelinge behandeling

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de ouders eerst gevraagd naar de huidige feitelijke situatie. De moeder heeft aangegeven dat zij alleen woont samen met [minderjarige01] en haar oudere zoon [naam01] . De moeder werkt niet. De moeder heeft op dit moment geen contact met de vader. Wel heeft zij contact met de grootouders vaderszijde, bij wie [minderjarige01] op dinsdag, donderdag en om het weekend verblijft. De grootouders halen [minderjarige01] op en brengen haar terug naar de moeder. De vader heeft aangegeven dat hij (ook) alleen woont. De vader heeft werk, maar werkt momenteel niet vanwege ziekte. De vader heeft geen contact met de moeder. Evenmin heeft de vader op dit moment contact met zijn ouders. De vader heeft [minderjarige01] daarom al twee maanden niet meer gezien.
Op de vraag van de kinderrechter aan de ouders wat voor hen op dit moment het grootste probleem is heeft de moeder aangegeven dat dit voor haar is gelegen in de relatie tussen haar en de vader. Met behulp van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft zij geprobeerd de relatie met de vader te verbeteren. Dat is niet gelukt en daar is de moeder verdrietig over. Zij zou willen dat zij en de vader
als ouders van [minderjarige01]een goede relatie met elkaar zouden hebben. De vader heeft te kennen gegeven dat hij op dit moment met name worstelt met het feit dat hij geen contact heeft met [minderjarige01] . De vader is daarover verdrietig. Hij wil betrokken zijn bij [minderjarige01] en zijn vaderrol kunnen uitoefenen.
Verder heeft de kinderrechter met de ouders gesproken wat voor hen beiden de ideale situatie zou zijn. De moeder heeft te kennen gegeven dat in de ideale situatie [minderjarige01] contact met de vader zou hebben en dat zij en de vader weliswaar gescheiden leven, maar op een rustige en prettige manier met elkaar kunnen overleggen over [minderjarige01] . De vader heeft laten weten dat hij in de ideale situatie weer contact met [minderjarige01] zou hebben zonder tussenkomst van zijn ouders en haar regelmatig zou zien. Ook zouden hij en de moeder in de ideale situatie normaal met elkaar kunnen overleggen over [minderjarige01] waarbij zij gescheiden huishoudens voeren.
De kinderrechter heeft daarna het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] besproken. Daarbij is door de kinderrechter aangegeven dat de Raad op basis van zijn onderzoek heeft geconcludeerd dat de inzet van hulpverlening in het gedwongen kader nodig is om de door de ouders geschetste ideale situatie te bereiken. De hulpverlening die eerder in het vrijwillig kader is ingezet heeft niet of onvoldoende geholpen.
De vertegenwoordigster van de Raad heeft bevestigd dat de Raad een ondertoezichtstelling van [minderjarige01] noodzakelijk acht om te komen tot een verbetering van de situatie. Het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] wordt gehandhaafd. Daarbij is door de vertegenwoordigster aangegeven dat de Raad belang hecht aan het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek bij beide ouders om meer zicht te krijgen op eventuele aanwezige persoonlijke problematiek bij de ouders.
De vertegenwoordigsters van de GI hebben te kennen gegeven dat de GI achter het verzoek van de Raad staat en bereid is om de verzochte ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , voor zover deze zou worden uitgesproken, uit te voeren. Daarbij is door een van de twee vertegenwoordigsters aangegeven dat zij per direct voor het gezin beschikbaar is zodat meteen met de uitvoering van de ondertoezichtstelling kan worden gestart. De GI is voornemens om binnen de ondertoezichtstelling in te zetten op herstelcontact tussen de vader en [minderjarige01] . Mede gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige01] is het belangrijk dat het contact tussen de vader en [minderjarige01] , die elkaar al twee maanden niet hebben gezien, zo snel als mogelijk weer wordt opgestart. Daarnaast zal binnen de ondertoezichtstelling gewerkt gaan worden aan een verbetering van de onderlinge communicatie tussen de ouders. Voorkomen dient te worden dat er tussen de ouders, die beiden veel mee hebben gemaakt, verdergaande conflicten ontstaan. Voor een goed verloop van de ondertoezichtstelling is de medewerking van beide ouders nodig. De ouders zullen bereid moeten zijn om daadwerkelijk aan de slag te gaan met de voorliggende problematiek. Met de Raad ziet de GI voorts het belang van het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek bij beide ouders. Een dergelijk onderzoek geeft inzicht in de sterke punten en aandachtspunten van de ouders en wat zij eventueel nodig hebben aan hulp, begeleiding en/of ondersteuning om te komen tot een verbetering van de situatie.
De ouders hebben hierop aangegeven dat zij zich ervan bewust zijn dat zij kunnen profiteren van de hulpverlening die in het kader van een ondertoezichtstelling wordt ingezet. Beide ouders staan open voor een ondertoezichtstelling. Daarbij hebben de ouders toegezegd mee te zullen werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, maar wel onder de voorwaarde dat zij zelf mogen bepalen of de onderzoeksresultaten, waarvan zij als eerste kennis zullen nemen, al dan niet worden gedeeld met de GI.
Vervolgens hebben alle betrokken partijen ermee ingestemd dat de kinderrechter op het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] na afloop van de mondelinge behandeling direct mondeling beslist dat de ondertoezichtstelling er komt en ook meteen van start kan gaan.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht volgt naar het oordeel van de kinderrechter dat is voldaan aan het wettelijke criterium bedoeld in artikel 1:255 van het BW. De ontwikkeling van [minderjarige01] wordt ernstig bedreigd. De verstandhouding tussen de ouders is verstoord. De ouders hebben samen veel meegemaakt waarvan zij beiden veel pijn en verdriet hebben. Er zijn diverse hulpverleningsinstanties bij de ouders betrokken geweest om te werken aan een verbetering van hun onderlinge relatie. Dit heeft onvoldoende geholpen. Het lukt de ouders niet om in goed overleg met elkaar het ouderschap van [minderjarige01] vorm te geven, waarbij zij op constructieve wijze met elkaar kunnen overleggen en afspraken maken over [minderjarige01] . Dit staat een goed contact tussen [minderjarige01] en haar beide ouders in de weg. [minderjarige01] en de vader hebben elkaar al twee maanden niet gezien. Dit is voor hun beiden een groot gemis.
Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat de ouders veel van [minderjarige01] houden en het beste voor haar willen. Gebleken is ook dat bij de ouders een grote bereidheid bestaat om te werken aan een verbetering van de situatie. De ouders zouden graag willen dat [minderjarige01] met hun beiden een fijn en onbelast contact heeft en dat zij het ouderschap over [minderjarige01] in goed overleg samen uitoefenen. Om dit te bereiken hebben beide ouders tijdens de mondelinge behandeling aangegeven er achter te kunnen staan dat er hulpverlening vanuit een gedwongen kader van een ondertoezichtstelling wordt ingezet, waarbij de ouders kunnen aanvaarden dat de GI de regie voert over het hulpverleningstraject en hun daar waar nodig begeleidt en aanspreekt op het nakomen van afspraken.
Uit het voorgaande volgt dat de ouders instemmen met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] . Ook de kinderrechter ziet voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , zoals uit het vorenstaande blijkt, noodzaak. De opvoedomgeving waar [minderjarige01] op dit moment in opgroeit is schadelijk voor haar (verdere) ontwikkeling. Gebleken is dat de ouders zich hiervan bewust zijn en aan een verbetering van de opvoedsituatie van [minderjarige01] willen werken. De ouders laten hiermee zien de belangen van [minderjarige01] voorop te stellen. Dit waardeert de kinderrechter en maakt bovendien dat de kinderrechter er vertrouwen in heeft dat de situatie voor [minderjarige01] ten goede zal keren. In zijn overweging neemt de kinderrechter mee dat de GI bereid is om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en hiermee per direct kan starten.
Tijdens de ondertoezichtstelling dient naar het oordeel van de kinderrechter in ieder geval aan de volgende doelen te worden gewerkt:
- [minderjarige01] heeft de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden een plek gegeven;
- De ouders hebben een manier van communiceren gevonden waarin het lukt om gezamenlijke belangrijke beslissingen over [minderjarige01] te nemen. De ouders zijn verder in staat om op een veilige en gezonde manier (geen fysiek en verbaal geweld) om te gaan met conflicten en onenigheid;
- [minderjarige01] weet waar zij aan toe is in het contact met de vader en dit verloopt veilig, prettig en volgens de afspraken;
- Het is voor de ouders bekend of, en zo ja welke persoonlijke problematiek zij ervaren en of er nog persoonlijke onverwerkte zaken spelen waar zij begeleiding en/of behandeling bij behoeven.
Ten aanzien van laatstgenoemd doel overweegt de kinderrechter dat de ouders tijdens de mondelinge behandeling te kennen hebben gegeven bereid te zijn mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek onder de voorwaarde dat zij zelf het recht houden om te bepalen of de onderzoeksresultaten al dan niet worden vrijgegeven aan de GI. De kinderrechter wijst er hierbij op dat niet zozeer de uitkomsten van de persoonlijkheidsonderzoeken van de ouders van belang zijn voor de GI, maar de eventuele adviezen die uit de onderzoeken voortvloeien ten aanzien van (nog) in te zetten hulp voor en/of behandeling van de ouders.
Tot slot geeft de kinderrechter de GI mee om gezien de moeizame relatie tussen de ouders aanvankelijk in te zetten op parallel ouderschap waarbij de communicatie tussen de ouders loopt via de jeugdzorgwerker. Dit om rust tussen de ouders te creëren en de onderlinge conflicten te stoppen. Van daaruit kan vervolgens stapsgewijs toegewerkt worden naar een vorm van gezamenlijk ouderschap waarbij overleg tussen de ouders over [minderjarige01] (weer) centraal komt te staan.
Gelet op de aard van de maatregel zal de kinderrechter de beslissing tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] onder toezicht van de GI met ingang van 28 maart 2023 tot 28 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 6 april 2023 .
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.