ECLI:NL:RBZWB:2023:5441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3042
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser, die zich op 6 juli 2019 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering na een wachttijd van 104 weken. Het UWV had vastgesteld dat eiser op 4 juli 2021 0% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren onderkend en dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B een zorgvuldige beoordeling heeft uitgevoerd, waarbij alle relevante medische informatie is meegenomen. Eiser had onvoldoende medische onderbouwing voor zijn stelling dat hij niet in staat was om te werken. De rechtbank concludeert dat de medische belastbaarheid van eiser op 4 juli 2021 overtuigend is vastgesteld en dat de geduide functies geschikt zijn voor hem. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND–WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3042

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 0%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 4 mei 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als verkoopmedewerker voor gemiddeld 38,04 uur per week. Op 6 juli 2019 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiser heeft na de wachttijd van 104 weken een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 4 juli 2021 0% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 19 april 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 april 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 29 april 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verwijst naar de gronden die hij in bezwaar heeft genoemd. Eiser is van oordeel dat het UWV ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiser stelt dat hij dagelijks wordt beperkt door zijn gezondheid en dat hij niet in staat is om te werken. Hij is van oordeel dat de verzekeringsarts bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten en beperkingen. Het medisch onderzoek is volgens eiser onvoldoende. Het onderzoek was dusdanig summier dat niet gesproken kan worden van een volledig medisch onderzoek. Het onderzoek heeft niet inzichtelijk gemaakt welke klachten en beperkingen eiser heeft. Eiser is door de beschadiging en de verkromming van zijn rug niet in staat om langer dan 30 minuten te staan of te zitten. Ook kan eiser zich, door constante hoofd-, nek- en rugpijn en het gebrek aan slaap, niet meer dan een paar minuten concentreren.
7. Nu de schatting heeft plaatsgevonden op basis van een onjuiste FML is eiser van mening dat de geduide functies niet geschikt voor hem zijn.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 4 juli 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 4 juli 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van wat in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Zij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 4 juli 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. De verzekeringsarts B&B heeft in de FML een beperking aangenomen voor beroepsmatig vervoer. In het rapport van 19 april 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat de aangenomen beperkingen verder passend zijn omdat rekening wordt gehouden met het feit dat eiser aangewezen is op fysiek licht en rugsparende arbeid. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat de aandoening Scheuermann wordt bevestigd in de brief van de orthopedisch chirurg. Ook blijkt dat sprake is van een benig uitsteeksel (osteofytvorming) aan de rechter-wervelovergang Th9-Th10. Dit soort benige uitsteeksels komen voor bij gewrichten die aan slijtage onderhevig zijn, zoals bij artrose. Daarnaast groeit de osteofyt slechts traag en veroorzaakt doorgaans geen symptomen. Dit blijkt volgens de verzekeringsarts B&B ook uit de brief van de orthopedisch chirurg van 31 augustus 2020: er wordt aangegeven dat sprake is van chronische rugpijn bij enige artrose en een bolle rug door Scheuermann. Elders in de wervelkolom is sprake van een normaal beeld. Bij herhaaldelijke overzichtsopnamen van de lumbale en thoracale wervelkolom waren geen posttraumatische afwijkingen van de wervelkolom zichtbaar. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat eiser in 2021 niet meer bij een medisch specialist is geweest en dat hij ook geen andere behandelingen heeft ondergaan. Tijdens de hoorzitting bevestigt eiser dat hij lichte huishoudelijke taken verricht. De verzekeringsarts B&B voegt hieraan toe dat het begrijpelijk is dat eiser uitgaat van de subjectieve beleving van zijn klachten, maar dat bij het medisch beoordelen van de belastbaarheid in arbeid rechtstreeks moet worden uitgegaan van het objectiveerbare deel van de medische problematiek.
14. Wat betreft het standpunt van eiser dat hij zich niet meer dan een paar minuten kan concentreren merkt de verzekeringsarts B&B op dat eiser tijdens de hoorzitting in staat was om zich ruim vijftig minuten te concentreren. Verder blijkt volgens haar uit de primaire rapportage dat eiser een vlotte indruk maakte aan de telefoon en dat hij adequaat reageerde. Concentratieproblemen werden niet waargenomen aan de telefoon en ook niet tijdens de hoorzitting.
15. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts B&B volgen. Omdat eiser het standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
16. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 4 juli 2021.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 4 juli 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. De stelling van eiser dat de geduide functies niet geschikt zijn omdat de schatting heeft plaatsgevonden op basis van een onjuiste FML is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 4 juli 2021 met de middelste van de drie geduide functies 100% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij 0% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 4 juli 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.